Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het verloop van de procedure
- Primairhet gijzelen van de getuige alsmede het opleggen van een last onder dwangsom aan de getuige van € 1000,- per dag (of een gedeelte daarvan) althans een in goede justitie te bepalen bedrag voor iedere dag (of een gedeelte daarvan) dat de getuige weigert of nalaat te verklaren met een maximum van € 100.000,- althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
- Subsidiairhet gijzelen van de getuige voor iedere dag (of een gedeelte daarvan) dat de getuige weigert of nalaat te verklaren;
- Meer subsidiairhet veroordelen van de getuige tot betaling van een dwangsom van € 1.000,- per dag (of een gedeelte daarvan) althans een in goede justitie te bepalen bedrag voor iedere dag (of een gedeelte daarvan) dat dat de getuige weigert of nalaat te verklaren met een maximum van € 100.000,- althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
- het proces-verbaal van het voorlopig getuigenverhoor, gehouden op 3 februari 2023;
- het proces-verbaal van voortzetting van het voorlopig getuigenverhoor, gehouden op 31 maart 2023;
- de brief van 14 juni 2023, ingekomen ter griffie op diezelfde datum, waarin mr. Van der Lugt het hof heeft verzocht om een spreektijd van minimaal 30 minuten en
- de op de mondelinge behandeling in hoger beroep door mr. Van der Lugt overgelegde en voorgelezen pleitnotitie.
- de heer [betrokkene 1] (oprichter) namens [appellante] , bijgestaan door mr. Van der Lugt;
- [getuige] , bijgestaan door mr. Goltstein.
2.De beoordeling
- [appellante] drijft sinds 2016 een onderneming die zich richt op producten en diensten op het gebied van natuurlijke gezondheidsbevordering en gezondheidspreventie. Zij verkoopt en levert verschillende apparaten met als doel het ondersteunen van weefselherstel. Klanten krijgen exclusieve toegang tot de kennisdatabank van [appellante] . Daartoe worden aan hen unieke inloggegevens (gebruikersnaam en wachtwoord) verstrekt.
- [getuige] , hierna ook wel te noemen de getuige, is in loondienst werkzaam bij een biomedisch centrum van [betrokkene 2] . De getuige heeft lezingen gegeven over, voor zover thans van belang, een medisch meetapparaat en in 2016 in [plaats 1] zijn oeuvre over dit apparaat gepresenteerd.
- In 2020 heeft de getuige in Duitsland een procedure aangespannen tegen [appellante] . De getuige stelt in die procedure dat zijn copyright door [appellante] is geschonden. Hij baseert zijn vorderingen op informatie die hij heeft verkregen uit de kennisdatabank van [appellante] .
- Bij brief van 19 augustus 2022 (bijlage 5 bij het verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor) heeft [appellante] – kort weergegeven – aan [getuige] geschreven dat hij onrechtmatig heeft gehandeld doordat hij onrechtmatig toegang heeft verkregen tot (de informatie uit) de kennisdatabank en dat hij daarvoor aansprakelijk is. [appellante] heeft [getuige] verzocht antwoord te geven op onder meer de vragen op welke wijze en via welke klant [getuige] toegang heeft verkregen tot de kennisdatabank. [appellante] heeft [getuige] daarnaast gesommeerd zich te onthouden van het verschaffen van toegang tot de kennisdatabank, van het verspreiden van de inloggegevens en van het gebruik en het verspreiden van de informatie uit de kennisdatabank. De brief vermeldt voorts:
- [getuige] heeft – via zijn Duitse advocaat – gereageerd, maar niet de gevraagde informatie verstrekt.
- Bij e-mail van 5 september 2022 heeft mr. Van der Lugt aan [getuige] bericht dat [appellante] genoodzaakt is een voorlopig getuigenverhoor te doen gelasten, gelet op het feit dat hij niet aan de sommaties heeft voldaan en dat [getuige] het verzoekschrift hiertoe op korte termijn tegemoet ziet.
- Bij verzoekschrift van 14 oktober 2022 heeft [appellante] de rechtbank Limburg verzocht om het houden van een voorlopig getuigenverhoor. [appellante] wenst met het voorlopig getuigenverhoor te achterhalen op welke wijze en via welke klant [getuige] toegang heeft verkregen tot de kennisdatabank. Om de exclusiviteit van de kennisdatabank van [appellante] te waarborgen kunnen haar klanten namelijk slechts toegang tot de kennisdatabank krijgen door het gebruik van unieke inloggegevens op straffe van een boete van € 50.000,- indien de toegang tot de kennisdatabank aan derden wordt verstrekt. [appellante] is voornemens deze klant aansprakelijk te stellen. In het verzoekschrift staat dat [getuige] volgens [appellante] geen belanghebbende is, omdat [getuige] er geen belang bij heeft of de betreffende klant van [appellante] al dan niet in een procedure wordt betrokken vanwege wanprestatie dan wel onrechtmatige daad.
- Bij beschikking van 2 november 2022 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, overwogen dat een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor gelet op artikel 187 lid 3 onder d Rv de naam en de woonplaats van de wederpartij moet behelzen dan wel de redenen waarom de wederpartij onbekend is. De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellante] voldoende heeft onderbouwd dat zij niet weet wie haar wederpartij is, zodat het verzoek – gelet op de wettelijke eisen, waaraan is voldaan en nu geen omstandigheden naar voren zijn gebracht die zouden moeten leiden tot een afwijzing van het verzoek – kan worden toegewezen. De rechtbank heeft dan ook een voorlopig getuigenverhoor bevolen teneinde [getuige] als getuige te horen.
- Daarop heeft [appellante] om gijzeling van de getuige verzocht. Dit verzoek is door de rechter afgewezen, omdat de getuige even tevoren onder ede had verklaard dat hij tijdens de rechtszitting op 23 maart 2023 in [plaats 3] de identiteit van X zal onthullen en dat X alsdan in persoon aanwezig zal zijn.
- Omdat de getuige op 23 maart 2023 de naam van X niet heeft onthuld, is het voorlopig getuigenverhoor op 31 maart 2023 voortgezet. Ook bij deze gelegenheid is de getuige blijven weigeren de naam van X prijs te geven.
- Bij beschikking van 21 april 2023 van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, heeft de rechter-commissaris het verzoek om gijzeling afgewezen en het verzoek om het opleggen van dwangsommen niet-ontvankelijk verklaard. De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat de omstandigheden in deze zaak, zoals de getuige deze heeft gesteld en die namens [appellante] niet zijn weersproken, niet van dien aard zijn dat het belang van de waarheidsvinding de gijzeling rechtvaardigt. Los daarvan heeft de rechter-commissaris overwogen dat in dezen aan het subsidiariteitsvereiste wordt voldaan, nu [appellante] subsidiair om toepassing van een lichter dwangmiddel dan gijzeling verzoekt.
bekendis geworden. Hoewel de wet geen termijn bevat voor het instellen van een rechtsmiddel met een beroep op doorbreking van een rechtsmiddelenverbod, geldt in beginsel ook dan de termijn die voor het instellen van het desbetreffende rechtsmiddel zou gelden als het rechtsmiddelenverbod zou ontbreken.
bewustis, gaat gezien artikel 358 lid 2 Rv dus niet op. Het gaat erom wanneer hij met de beschikking van 2 november 2022
bekendis geworden. Niet bepalend is wanneer [getuige] zich realiseerde dat hij belanghebbende was en dus niet bepalend is de subjectieve bekendheid van [getuige] met de beschikking. Nog los daarvan had [getuige] zich naar het oordeel van het hof al eerder kunnen realiseren dat hij mogelijk belanghebbende was vanwege de brief van 19 augustus 2022, waaruit bleek dat een actie uit onrechtmatige daad dreigde, en de e-mail van 5 september 2022 – daargelaten dat [getuige] vervolgens volgens [appellante] geen belanghebbende was bij haar verzoek – in combinatie met de oproepbrief voor het voorlopig getuigenverhoor op 3 februari 2023. Daardoor had [getuige] zich tijdens het voorlopig getuigenverhoor moeten dan wel kunnen realiseren dat hij belanghebbende was bij het verzoek tot het gelasten van het voorlopig getuigenverhoor. [getuige] had vanaf dat moment in hoger beroep moeten dan wel kunnen komen tegen de beschikking van 2 november 2022.