ECLI:NL:GHSHE:2023:2403

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
200.325.104_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gelasten nieuw deskundigenonderzoek in civiele procedure over geluidsoverlast

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarin [verzoeker 1] een nieuw deskundigenonderzoek wilde laten uitvoeren naar geluidsoverlast van de woning van [verweerder 1]. De achtergrond van het geschil ligt in een eerdere procedure waarin de rechtbank Limburg op 3 augustus 2022 de vorderingen van [verzoeker 1] heeft afgewezen. [verzoeker 1] was van mening dat het deskundigenrapport van de door de rechtbank benoemde deskundige, de heer M. Klarenbeek, niet voldoende was en dat er aanvullende vragen onbeantwoord waren gebleven. Hij verzocht het hof om een nieuwe deskundige te benoemen om de geluidsoverlast te onderzoeken en de ernst en aard van de geluiden te objectiveren.

[verweerder 1] heeft het verzoek van [verzoeker 1] bestreden en verzocht om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren of af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 mei 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het hof heeft kennisgenomen van de eerdere rapportage van Klarenbeek en de argumenten van beide partijen. Het hof oordeelde dat de rapportage van Klarenbeek als onafhankelijk en voldoende werd beschouwd en dat de bezwaren van [verzoeker 1] niet zwaarwegend genoeg waren om een nieuwe deskundige te benoemen.

Het hof heeft het verzoek van [verzoeker 1] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten zijn begroot op € 2.366,00 aan salaris advocaat en € 343,00 aan griffierecht. De beslissing is openbaar uitgesproken op 20 juli 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
Uitspraak : 20 juli 2023
Zaaknummer : 200.325.104/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/0312979901 HA ZA 21-551 (hoofdzaak)
in de zaak van
[verzoeker 1]
en
[verzoeker 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
hierna gezamenlijk te noemen: [verzoeker 1] (mannelijk enkelvoud),
advocaat: mr. K.J.P. Roufs te Maastricht,
tegen:
[verweerder 1]
en
[verweerder 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
verweerders,
hierna gezamenlijk te noemen: [verweerder 1] (mannelijk enkelvoud),
advocaat: mr. L. Isenborghs te Heerlen.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, heeft - in de hoofdzaak - op 3 augustus 2022 tussen partijen ( [verzoeker 1] als eiser en [verweerder 1] als gedaagde) vonnis gewezen, waarbij - kort weergegeven - de vorderingen van [verzoeker 1] zijn afgewezen, [verzoeker 1] is veroordeeld in de kosten van de procedure.
1.2.
[verzoeker 1] is in hoger beroep gegaan tegen dit vonnis middels een op 21 oktober 2022 uitgebrachte appeldagvaarding tegen de rolzitting van 28 maart 2023. Hij wenst thans een second opinion op het in eerste aanleg verschenen deskundigenrapport van de door de rechtbank benoemde deskundige heer M. Klarenbeek van de firma [firma] te [vestigingsplaats], hierna te noemen: Klarenbeek, uit te laten voeren door een onafhankelijke derde-deskundige.
1.3.
Bij verzoekschrift - in onderhavige zaak - met bijlagen (waaronder een digitale geluidsdrager
/usb stick),ingekomen ter griffie van het hof op 30 maart 2023, heeft [verzoeker 1] het hof verzocht om, uitvoerbaar bij voorraad, een (nieuw) deskundigenonderzoek te bevelen en daartoe een persoon als deskundige te benoemen, aan deze op te dragen de door [verzoeker 1] in zijn verzoekschrift geformuleerde onderzoeksvragen (15 in totaal) alsmede de eventueel door het hof te formuleren vragen middels een schriftelijke rapportage te beantwoorden en deze deskundige de door hem/haar te maken kosten te laten begroten. Hiertoe heeft [verzoeker 1] in zijn beroepschrift de navolgende 15 vragen geformuleerd:
1. Welke geluiden uit de woning van [verweerder 1] zijn hoorbaar vanaf de woning van [verzoeker 1] ? Wat is de aard van deze geluiden?
2. Hoe luid zijn de waar te nemen geluiden vanuit de woning van [verweerder 1] ? Wat is de aard van het geluidsniveau? Dienaangaande wordt verzocht per kamer een
geluidsmeting te doen, zodat duidelijkheid wordt verkregen omtrent de ernst van het geluidsniveau afkomstig van de woning van [verweerder 1] .
3. In welke mate worden deze geluiden versterkt door de stalen constructie in de scheidsmuur en/of het geluidslek? Om hoeveel decibel versterking gaat het?
4. In welke mate is er sprake van (geluids)isolate tussen beide woningen? Is er sprake van geluidswerende voorzieningen? Welke gevolgen heeft dit (ook in decibel) voor de geluidsoverdracht tussen beide woningen?
5. Zijn andere aspecten van de door [verweerder 1] gerealiseerde verbouwing van invloed op de geluidsoverdracht tussen beide woningen? Zo ja, welke?
6. In welke mate zijn de door u geconstateerde geluidsmetingen een gevolg van de verbouwing door [verweerder 1] /de stalen constructie/het geluidslek? En in welke mate zijn de door u geconstateerde geluidsmetingen een gevolg van de `natuurlijke gehorigheid' van beide woningen? Kunt u aangeven welke van deze twee omstandigheden doorslaggevend is?
7. Zijn naar uw mening de door u geconstateerde geluidsmetingen gangbaar of
gebruikelijk bij een woning van deze aard en deze ligging? Ter verduidelijking: het gaat om een huis (en dus geen appartement in een flat) welke is gelegen in landelijk (dus niet stedelijk) gebied.
8. In welke mate zijn de door u waargenomen geluidsmetingen in strijd met daarvoor vigerende normen? Indien er sprake is van een dergelijke strijd wordt u verzocht deze normen nader te benoemen en de gevolgen van schending daarvan.
9. In welke mate voldoet de door [verweerder 1] gerealiseerde constructie aan de eisen van het bouwbesluit of andere normen? Indien er sprake is van een dergelijke strijd wordt u verzocht deze normen nader te benoemen en de gevolgen van schending daarvan.
10. In welke mate is er sprake van een bouwgebrek? Indien er sprake is van een bouwgebrek, wordt u verzocht de aard van dit bouwgebrek nader te onderbouwen en de gevolgen van schending daarvan.
11. Staat de stalen constructie los van de scheidsmuur?
12. Indien u aanzienlijke geluidsoverdracht of geluidsoverlast constateert: op welke wijze kan dit effectief worden tegengegaan?
13. Wat zijn de kosten voor de onder 12 genoemde maatregelen?
14. Klarenbeek gaf in zijn rapport aan dat de huidige constructie brandgevaarlijk is, althans dat deze niet voldoet aan de vigerende brandveiligheidsnormen. Kunt u dit nader concretiseren?
15. Heeft u nog overige opmerkingen die relevant zijn voor de onderwerpelijke kwestie?
1.4.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 9 mei 2023, heeft [verweerder 1] het hof verzocht het verzoek van [verzoeker 1] niet-ontvankelijk te verklaren, althans het verzoek af te wijzen en in geval van toewijzing [verweerder 1] in de gelegenheid te stellen om vragen aan de deskundige te formuleren en [verzoeker 1] te veroordelen tot betaling van de deskundigenkosten. Voorts verzoekt [verweerder 1] om in alle gevallen [verzoeker 1] te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure, waaronder het salaris van de advocaat van [verweerder 1] .
1.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 mei 2023. Bij die gelegenheid zijn [verzoeker 1] en [verzoeker 2] , beiden bijgestaan door mr. K.J.P. Roufs en
[verweerder 1] en [verweerder 2] , beiden bijgestaan door mr. Isenborghs, gehoord.
1.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het indieningsformulieren van de advocaat van [verzoeker 1] d.d. 8 mei 2023 (met bijlagen) en 16 juni 2023 (zie r.o. 3.6. van dit arrest).

2.De gronden van het verzoek

Het hof verwijst naar de inhoud van het verzoekschrift.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat om het volgende.
- [verweerder 1] heeft in 2017 de half vrijstaande woning grenzend links aan de woning van [verzoeker 1] gekocht. [verweerder 1] heeft vervolgens de woning vergroot door aan de achterzijde een uitbouw te realiseren. Om deze constructie te realiseren zijn meerdere draagmuren verwijderd.
- [verzoeker 1] ondervindt thans ernstige geluidsoverlast van [verweerder 1] en wijt die overlast doorheen de dag en in de avond aan de gebrekkige uitwerking van die verbouwing.
- Er heeft ten aanzien van deze door [verzoeker 1] ervaren geluidsoverlast reeds een bodemprocedure in eerste aanleg plaatsgevonden met [verzoeker 1] als eisende partij en [verweerder 1] als gedaagde partij. In deze procedure zijn de vorderingen van [verzoeker 1] afgewezen.
- Voorafgaand aan die procedure is door Klarenbeek voornoemd reeds een voorlopig deskundigenbericht opgesteld. Volgens [verzoeker 1] heeft dit deskundigenbericht echter een hoop vragen omtrent de relevante rechtsfeiten onbeantwoord gelaten. [verzoeker 1] meent dat een nieuw deskundigenbericht noodzakelijk is zodat omtrent deze (rechts)feiten alsnog duidelijkheid kan worden verkregen. Ook zou er volgens [verzoeker 1] sprake zijn van enkele onduidelijkheden en ogenschijnlijke tegenstrijdigheden in het rapport van Klarenbeek.
- [verweerder 1] stelt dat het verzoek van [verzoeker 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel het verzoek dient te worden afgewezen vanwege het feit dat [verzoeker 1] geen belang heeft bij het verzoek, misbruik van bevoegdheid maakt en het verzoek in strijd is met de goede procesorde.
3.2.
[verzoeker 1] stelt dat het (mogelijk) belangrijkste aspect van het geschil niet of slechts
beperkt door Klarenbeek is onderzocht, namelijk de exacte aard en ernst van de geluiden die worden veroorzaakt als gevolg van de verbouwing. Klarenbeek heeft slechts zeer beperkt geluidsmetingen uitgevoerd. Er is maar één enkele hamertest gedaan. Andere geluidsmetingen zijn (behalve bij het toilet) niet gedaan. Klarenbeek heeft in het grootste deel van de kamers geen enkele geluidsmeting uitgevoerd.
Er is ook geen destructief onderzoek uitgevoerd en in het onderzoek zijn geen leefgeluiden of andere geluiden nagebootst en daarna (vergelijkende) geluidsmetingen gedaan, terwijl juist dit een belangrijk onderdeel van de overlast betreft. Klarenbeek heeft alleen onderzoeken uitgevoerd om te toetsen aan NEN-voorschriften, zonder concreet te maken wat nu exact de aard, ernst en duur van het geluidsniveau is. Er zijn nauwelijks geluidsmetingen
uitgevoerd, zodat het geluidsniveau (en bijgevolg de overlast) afkomstig van de woning van [verweerder 1] in het ongewisse blijft. Klarenbeek heeft ten slotte niet vastgesteld welk deel van de overlast wordt veroorzaakt door de stalen constructie, het geluidslek of andere perikelen veroorzaakt door de verbouwing en welk deel van de overlast wordt veroorzaakt door de “algemene gehorigheid” van de woningen.
3.3.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is hierop door en namens [verzoeker 1] - kort weergegeven - nog het navolgende aangevoerd. Het rapport van Klarenbeek is weliswaar helder, maar het is niet af. Het probleem is ontstaan na de verbouwing van [verweerder 1] , maar de aard, ernst en duur van de geluidsoverlast is als zodanig niet door Klarenbeek in kaart gebracht. Ook heeft [verweerder 1] destijds zelf afstand genomen van het rapport van Klarenbeek omdat het onduidelijk zou zijn terwijl [verweerder 1] thans weer beweert dat het rapport volledig helder is. Daarnaast zijn er ook niet al meerdere deskundigen geraadpleegd. [betrokkene] (geen familie) is immers de constructeur die de verbouwing gerealiseerd heeft en die zal zijn eigen werk echt niet afkeuren en de gemeente heeft alleen maar gezegd dat de verbouw vergunningsvrij is. Maar zelfs al was de verbouwing niet vergunningsvrij, dan nog kan de hinder civielrechtelijk wel bestaan. Er is geen publiekrechtelijke toetsing geweest, want er was geen vergunning nodig. Ook zegt Klarenbeek wat over de brandveiligheid. Hij noemt dat in strijd met de norm, maar wat hij nou concreet bedoelt blijft onduidelijk. Dit kan echter ook een onrechtmatige daad opleveren. Het gaat dus niet om het overdoen van de rapportage, maar over het afmaken hiervan. Het gaat nu om het objectiveren van de ernst. De overlast kan gelet op de ernst en duur onrechtmatig zijn. De duur is constant en de ernst moet nog geobjectiveerd worden, dat doet de rapportage van Klarenbeek niet. [verzoeker 1] ervaart de geluiden van het doorspoelen van het toilet, het praten, het lopen en het sluiten van de deuren in de woning van [verweerder 1] als erg heftig.
Indien het hof geen nieuwe deskundige wil benoemen dan verzoekt [verzoeker 1] tot slot subsidiair
om Klarenbeek zijn onderzoek te laten aanvullen.
3.4.
[verweerder 1] is van mening dat het verzoek van [verzoeker 1] tot het bevelen van een (tweede) voorlopig deskundigenbericht dient te worden afgewezen. Naar aanleiding van het eerste verzoek door [verzoeker 1] is op aandragen van [verzoeker 1] Klarenbeek benoemd en heeft hij gerapporteerd. Niet alleen Klarenbeek heeft echter zijn visie op deze kwestie gegeven doch ook andere deskundigen, te weten de heer [verweerder 1] (geen familie) en de gemeente. En allen hebben geoordeeld dat géén sprake is van onrechtmatige hinder. [verzoeker 1] kan zich kennelijk nog steeds niet verenigen met het oordeel van de diverse deskundigen. Het thans door [verweerder 1] ingediende verzoek om opnieuw een deskundige te benoemen lijkt enkel ingegeven met het doel om een deskundige te vinden die [verzoeker 1] (eindelijk) in het gelijk zal stellen.
[verzoeker 1] maakt misbruik van bevoegdheid door een tweede verzoekschrift tot benoeming van een deskundige in te dienen. Het wettelijk recht om een verzoek in te dienen voor de
benoeming van een deskundige gaat in de optiek van [verweerder 1] niet zover dat dit de bevoegdheid inhoudt om, in dezelfde kwestie aangaande dezelfde problematiek, tweemaal de benoeming van een deskundige te verzoeken.
Ten aanzien van (ook) het subsidiaire verzoek heeft [verweerder 1] aangevoerd dat [verzoeker 1] vragen aan Klarenbeek heeft kunnen stellen (en ook gesteld). Klarenbeek heeft bovendien een conceptrapportage overgelegd waarop [verzoeker 1] heeft kunnen reageren. [verzoeker 1] heeft Klarenbeek
op dat moment niet laten weten dat het rapport in zijn optiek onvoldoende was of dat het onderzoek uitgebreid diende te worden. [verzoeker 1] heeft toen ook geen aanvullende vragen over de kennelijk voor hem zo relevante bouwkundige toestand van de woning gesteld. Dat [verzoeker 1] geen gebruik heeft gemaakt van deze gelegenheid maakt ook reeds dat zijn verzoek om inschakeling van een nieuwe deskundige voor afwijzing gereed ligt.
3.5.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is hierop door en namens [verweerder 1] - kort weergegeven - nog het navolgende aangevoerd. Het betreft hier louter een herhaling van zetten. [verzoeker 1] wenst nu weer een andere deskundige. Klarenbeek heeft bouwkundig alles al onderzocht en nu komt [verzoeker 1] weer met allerlei bouwkundige vragen. Daar komt bij dat een niet goede (ver)bouw ook niet automatisch resulteert in een onrechtmatig handelen. Als de (ver)bouw niet goed zou zijn moet [verzoeker 1] maar naar de gemeente stappen. Er is ook helemaal niet aangetoond dat er sprake zou zijn van enig causaal verband tussen de verbouwing en de door [verzoeker 1] ervaren overlast. In het pand van [verweerder 1] woonde voorheen een gezin zonder kinderen en nu woont er een gezin met drie kinderen. Misschien moet [verzoeker 1] daar nog een beetje aan wennen. [verweerder 1] ervaart ook geen overlast van leefgeluiden van [verzoeker 1] . Dit is anders wanneer [verzoeker 1] op de muur gaat kloppen of de stofzuiger op de tussenmuur naar de kinderkamer plaatst, hetgeen [verweerder 1] aanduidt als ‘treitergedrag’.
3.6.
Aan het einde van de mondelinge behandeling in hoger beroep geeft het hof partijen in overweging om (wederom) met elkaar in overleg te treden teneinde te bezien of zij deze kwestie alsnog in der minne zouden kunnen oplossen / schikken. Beide partijen geven te kennen van deze door het hof geboden mogelijkheid gebruik te willen maken. Het hof verleent partijen hierop een termijn van drie weken om het hof te informeren over de uitkomst van dit overleg.
Bij indieningsformulier van 16 juni 2023 heeft de advocaat van [verzoeker 1] het hof bericht dat partijen geen overeenstemming hebben weten te bereiken en dat beide partijen de uitspraak van het hof wensen af te wachten.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
Bij de beoordeling moet voorop worden gesteld dat een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht, als het overigens aan de eisen voor toewijzing daarvan voldoet, slechts kan worden afgewezen op de grond dat de verzoeker daarbij geen belang heeft, dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt, dat het strijdig is met een goede procesorde, dan wel dat het moet afstuiten op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar (vgl. HR 30 maart 2007, NJ 2007/189, ECLI:NL:HR:2007:AZ5448).
3.7.2.
Het hof leest in het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht,
onder andere het navolgende:
“2.10. In december 2019 hebben eisers(hof: [verzoeker 1] )
deze rechtbank eind 2019 verzocht een voorlopig deskundigenbericht te gelasten. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en de heer Klarenbeek van de firma [firma] tot deskundige benoemd.”
Uit de overgelegde stukken noch het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat een der partijen niet met de benoeming van deze op verzoek van [verzoeker 1] benoemde deskundige zou hebben ingestemd. Uit voornoemd vonnis blijkt tevens dat [verzoeker 1] de
uitkomsten van de rapportage van Klarenbeek kennelijk ook onderschreef. Het hof leest immers:
“2.15.1. Eisers(hof: [verzoeker 1] )
hebben hun vordering onderbouwd met het rapport van Klarenbeek. Volgens eisers zou de ernst van de overlast daaruit blijken.”
3.7.3.
Het hof is op grond van het vorengaande van oordeel dat de rapportage van Klarenbeek dient te worden aangemerkt als een onafhankelijke deskundigenrapportage.
De bezwaren welke door [verzoeker 1] tegen voornoemde rapportage zijn aangevoerd - wat daar ook verder van zij - acht het hof in de context van deze procedure onvoldoende zwaarwegend om thans reeds wederom een (nieuwe) onafhankelijke deskundige te benoemen, dan wel, zoals bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep subsidiair door [verzoeker 1] is verzocht, Klarenbeek thans reeds op te dragen zijn gedane onderzoek en de daaruit voortgevloeide rapportage nader aan te vullen.
[verzoeker 1] heeft de bevindingen van Klarenbeek in eerste aanleg immers onderschreven en zelfs aangewend ter onderbouwing van de eigen stellingen. Daarbij heeft [verzoeker 1] ten aanzien van deze rapportage ook geen op- of aanmerkingen gemaakt op het moment dat hij daartoe in het kader van de conceptrapportage van Klarenbeek zonder meer in de gelegenheid was gesteld. Eerst na afwijzing van zijn vordering door de rechtbank heeft [verzoeker 1] zich op het standpunt gesteld dat de rapportage van Klarenbeek ontoereikend zou zijn nu hierin bepaalde aspecten niet of althans onvoldoende aan bod zouden zijn gekomen. Feitelijk onderschreef [verzoeker 1] de in de rapportage van Klarenbeek vermelde bevindingen en conclusies dus nadrukkelijk tot aan het moment dat de rechtbank mede op grond van deze rapportage een beslissing nam waarmee [verzoeker 1] zich niet kon verenigen.
3.7.4.
Gelet het op vorengaande acht het hof het verzoek van [verzoeker 1] om thans (wederom) een (onafhankelijke) deskundige te benoemen dan wel de deskundige op te dragen zijn eerder gedane onderzoek nader aan te vullen in strijd met de goede procesorde.
De bezwaren welke [verzoeker 1] thans tegen de rapportage van Klarenbeek heeft geformuleerd kunnen zo nodig in de hoofdzaak door [verzoeker 1] worden ingebracht, waarna door de behandelend kamer bijvoorbeeld kan worden bezien of er aanleiding bestaat voor het stellen van aanvullende vragen aan Klarenbeek. Dit is echter geheel aan de alsdan behandelend kamer.
Het verzoek van [verzoeker 1] dient daarom dan ook te worden afgewezen.
3.7.5.
[verzoeker 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
3.7.5.1. Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten (zie ook HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853). Het hof zal de nakosten dan ook niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling te vermelden.
3.7.5.2. Het hof zal voorts de proceskostenveroordeling ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren (art. 288 Rv).

4.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoeker 1] in de proceskosten, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [verweerder 1] begroot op € 2.366,00, aan salaris advocaat en € 343,00 aan griffierecht.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.P. Zweers-van Vollenhoven, R.R.M. de Moor en T. van der Valk en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2023.