ECLI:NL:GHSHE:2023:2253

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
200.314.226_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op auteursrecht en slaafse nabootsing van chaletontwerp in kort geding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingesteld door [ZZZ] Chalets en Caravans B.V. tegen [YYY] Caravans B.V. en [---] Mobilheim GmbH. De zaak draait om de vraag of de Spark Terras, een chalet aangeboden door [YYY] Caravans, inbreuk maakt op het auteursrecht van de Rushmore, een chalet ontworpen door [ZZZ]. De rechtbank Oost-Brabant had eerder geoordeeld dat er geen auteursrechtelijke bescherming op de Rushmore rustte en had alle vorderingen van [ZZZ] afgewezen, met een proceskostenveroordeling tot gevolg.

In hoger beroep heeft het hof de vraag van spoedeisend belang beoordeeld en geconcludeerd dat dit belang niet meer aanwezig was, aangezien er slechts één exemplaar van de Spark Terras te koop stond en [YYY] Caravans niet van plan was meer exemplaren aan te bieden. Desondanks heeft het hof geoordeeld dat de Rushmore wel degelijk auteursrechtelijke bescherming verdient vanwege de unieke combinatie van elementen. Het hof heeft vastgesteld dat de Spark Terras inbreuk maakt op het auteursrecht van de Rushmore, en dat de rechtbank ten onrechte alle vorderingen van [ZZZ] had afgewezen.

Het hof heeft [YYY] Caravans en [---] Mobilheim veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [ZZZ] in de eerste aanleg, en heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd. De uitspraak benadrukt het belang van auteursrechtelijke bescherming in de context van intellectueel eigendom en de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van inbreukzaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.314.226/01
arrest van 11 juli 2023
in de zaak van
[ZZZ] Chalets en Caravans B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. M.R. Rijks te Eindhoven,
tegen

1.[YYY] Caravans B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[---] Mobilheim GmbH,gevestigd te [vestigingsplaats] , Duitsland,
geïntimeerden,
hierna gezamenlijk aan te duiden als [geïntimeerden] (meervoud) en afzonderlijk als [YYY] Caravans en [---] Mobilheim,
advocaat: mr. L. van Leeuwen te Haarlem,
op het bij exploot van dagvaarding van 21 juli 2022 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 27 juni 2022, door de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, gewezen tussen [appellante] als eiseres en [geïntimeerden] als gedaagden.

1. Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/380858 / KG ZA 22-176)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar bovengenoemd vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord met producties;
  • de mondelinge behandeling op 6 juni 2023, waarbij beide partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd;
  • de bij akte overlegging producties door [appellante] toegezonden producties 39 tot en met 42;
  • de bij akte overlegging aanvullende producties door [geïntimeerden] toegezonden producties 11 tot en met 15.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovengenoemde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

Korte samenvatting
Deze zaak gaat hoofdzakelijk over de vraag of een door [YYY] Caravans te koop aangeboden chalet (onder de naam Spark Terras, hetzelfde chalet is door [---] Mobilheim aangeboden onder de naam Lessnaar Terrasse) een inbreuk vormt op het auteursrecht op een eerder door [appellante] op de markt gebracht chalet (de Rushmore). Volgens [appellante] is er daarnaast ook sprake van slaafse nabootsing van de Rushmore. [appellante] vordert dat het hof in dit kort geding een aantal voorzieningen treft. Deze zijn gericht op het beëindigen van de door haar gestelde inbreuk en nabootsing, en op het verkrijgen van meer informatie over de omvang van de inbreuk.
[geïntimeerden] betwisten dat er sprake is van auteursrechtelijke bescherming van de Rushmore. Ook is er volgens hen geen sprake van een inbreuk daarop en evenmin van slaafse nabootsing.
De rechtbank heeft onder meer geoordeeld dat er geen auteursrecht rust op de Rushmore en heeft alle vorderingen van [appellante] afgewezen. Zij heeft [appellante] veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [geïntimeerden]
Het hof komt tot het oordeel dat er in hoger beroep geen spoedeisend belang meer is bij de voorzieningen die [appellante] vordert. Deze zullen dus niet alsnog worden toegewezen. Inmiddels is namelijk naar het oordeel van het hof duidelijk geworden dat er maar sprake is van één exemplaar van het desbetreffende chalet aan de zijde van [geïntimeerden] , de Spark Terras. Dit wordt al geruime tijd tevergeefs te koop aangeboden en [geïntimeerden] zijn niet van plan méér exemplaren van dit chalet met hetzelfde ontwerp te kopen of verkopen. Verder heeft [appellante] in dit kort geding onvoldoende duidelijk gemaakt dat zij nadeel van deze situatie heeft ondervonden of ondervindt. Toch dient het hof wel te beoordelen of de rechtbank terecht alle vorderingen van [appellante] heeft afgewezen. [appellante] heeft immers in elk geval belang bij een oordeel over de door de rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling. Het hof is van oordeel dat de Rushmore wel auteursrechtelijke bescherming verdient vanwege de combinatie van een aantal specifieke elementen. Verder oordeelt het hof dat [geïntimeerden] daarop wel inbreuk hebben gemaakt, omdat de totaalindruk van de Spark Terras overeenstemt met die van de Rushmore. Vanwege die inbreuk en de onduidelijke situatie op het moment van de procedure bij de rechtbank, had de rechtbank niet alle vorderingen moeten afwijzen maar deze geheel of gedeeltelijk moeten toewijzen. Om die reden had zij [geïntimeerden] moeten veroordelen tot betaling van de proceskosten van [appellante] , in plaats van andersom. Omdat deze zaak hoofdzakelijk draait om de inbreuk op het auteursrecht, oordeelt het hof dat [geïntimeerden] het voor een normaal kort geding op dit gebied geldende indicatietarief van € 15.000,-- aan proceskosten voor de rechtbankprocedure moeten betalen aan [appellante] . Dit is ook het volledige bedrag dat [appellante] hiervoor had gevorderd. Het hof komt vanwege het oordeel over de inbreuk op het auteursrecht niet meer toe aan het debat over slaafse nabootsing. Verder moeten [geïntimeerden] de van [appellante] ontvangen proceskosten voor de procedure bij de rechtbank terugbetalen.
3.1.
In r.o. 2.1. tot en met 2.10. van het bestreden vonnis heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover relevant en niet betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het hof zal hierna een overzicht geven van de relevante feiten.
a. a) [appellante] drijft een onderneming die actief is op het gebied van tijdelijke (vakantie) woonruimte. Zij is ontwerper, producent en verhandelaar van (verplaatsbare) woningen, chalets en stacaravans. Onder meer is zij producent en verhandelaar van het zogenoemde chalet “De Rushmore” (hierna: de Rushmore), zie afbeelding 1 hieronder in r.o. 3.1. e). Dit heeft zij op 19 november 2019 op haar website geplaatst.
b) [YYY] Caravans drijft een onderneming die zich bezig houdt met de aankoop, verkoop en reparatie van stacaravans en chalets.
c) [---] Mobilheim drijft een onderneming die zich (onder meer) bezig houdt met het produceren en verkopen van mobiele woningen, zoals stacaravans en chalets.
d) [appellante] is er in november 2021 van op de hoogte geraakt dat op de website van [YYY] Caravans een chalet met de naam: “Spark Terras” en op de website van [---] Mobilheim een chalet met de naam “Lessnaar Terrasse” werd aangeboden, zie respectievelijk afbeeldingen 2 en 3 hieronder in r.o. 3.1. e).
e) Hierboven wordt verwezen naar de volgende afbeeldingen:
1 (Rushmore) 2 (Spark Terras) 3 (Lessnaar Terrasse)
f) Bij brief van 25 november 2021 heeft [appellante] [geïntimeerden] erop gewezen dat het ontwerp van de Spark Terras van [YYY] Caravans en de Lessnaar Terrasse van [---] Mobilheim in de visie van [appellante] (nagenoeg) identiek is aan het ontwerp van de Rushmore. [appellante] heeft geschreven dat met de Spark Terras en de Lessnaar Terrasse inbreuk wordt gemaakt op de auteursrechten die rusten op de Rushmore en dat er ook sprake is van slaafse nabootsing van de Rushmore. [appellante] heeft [geïntimeerden] gesommeerd om het inbreuk makend en onrechtmatig handelen te staken.
[geïntimeerden] hebben onder meer de gestelde inbreuk op het auteursrecht en slaafse nabootsing ontkend.
3.2.1.
In deze procedure vordert [appellante] , na eisvermindering in hoger beroep (zie hierover r.o. 3.3.), enigszins verkort weergegeven, om [geïntimeerden] ieder hoofdelijk:
1. te bevelen om binnen 48 uur na betekening van het vonnis in alle lidstaten van de Europese Unie, subsidiair in Nederland en Duitsland, meer subsidiair in Nederland iedere inbreuk op de auteursrechten van [appellante] die rusten op het ontwerp van de Rushmore en zoals omschreven in de dagvaarding, te staken en gestaakt te houden, meer in het bijzonder [geïntimeerden] hoofdelijk te bevelen zich te onthouden van het tonen, promoten, aanbieden, verkopen of anderszins verhandelen van de Spark Terras, respectievelijk de Lessnaar Terrasse,
2) te bevelen om binnen 48 uur na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis in Nederland ieder onrechtmatig handelen jegens [appellante] te staken en gestaakt te houden, meer in het bijzonder [geïntimeerden] hoofdelijk te bevelen zich te onthouden van het tonen, promoten, aanbieden, verkopen of anderszins verhandelen van Spark Terras, respectievelijk de Lessnaar Terrasse,
3) te bevelen om binnen tien werkdagen na betekening van het arrest aan de advocaat van [appellante] schriftelijk en met deugdelijke bescheiden (waaronder begrepen in- en verkoopfacturen) gestaafde opgave te doen van:
a. de totale hoeveelheid inbreuk makende producten die bij [geïntimeerden] , dan
wel bij enige aan hen gelieerde (rechts)persoon per de datum van het arrest aanwezig zijn of (indirect) in voorraad worden gehouden;
de totale hoeveelheid inbreuk makende producten die [geïntimeerden] , of enige aan hen gelieerde (rechts)persoon heeft ingekocht dan wel vervaardigd of heeft doen inkopen of heeft doen vervaardigen;
de door [geïntimeerden] intern gerekende kostprijs of betaalde inkoopprijzen en de door [geïntimeerden] gehanteerde verkoopprijzen voor de inbreuk makende producten;
het totale bedrag van de door ieder van [geïntimeerden] als gevolg van de verhandeling van de inbreuk makende producten genoten bruto- en nettowinst, en de berekeningswijze daarvan;
de namen en adressen van alle bij de verhandelingen en vervaardiging van de inbreuk makende producten betrokken (rechts)personen (waaronder de namen en adressen van alle leveranciers), en de namen en adressen van de (rechts)personen aan welke de inbreuk makende producten zijn geleverd,
4) te bevelen binnen 48 uur na betekening van het arrest een rectificatie te plaatsen die op hun websites terug te vinden zijn gedurende drie maanden, in alle talen waarop die websites raadpleegbaar zijn, in een bepaalde opmaak, zonder enig commentaar of enige toevoeging, met uitsluitend de volgende tekst:
"
Geachte heer/mevrouw,De Rechtbank Oost-Brabant (in Nederland)[hof: in hoger beroep: het gerechtshof Den Bosch] heeft geoordeeld dat de door ons aangeboden en verkochte [Spark Terras / Lessnaar Terrasse] chalet inbreuk maakt op de intellectuele eigendomsrechten die rusten op de Rushmore, een chalet die is ontworpen door [appellante] Bij vonnis [hof: arrest] van (invullen datum) zijn wij [ [YYY] Caravans B.V. / [---] Mobilheim GmbH] bevolen om de verhandeling van de [Spark Terras / Lessnaar Terrasse] met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden.Hoogachtend,[invullen naam van bestuurder]Namens [ [YYY] Caravans B. V. / [---] Mobilheim GmbH]"
5. te bevelen om binnen vijf werkdagen na verstrijking van de termijn onder vordering 3, de totale bij elk van geïntimeerden aanwezige voorraad inbreuk makende producten, waaronder begrepen de door de afnemers van [geïntimeerden] geretourneerde inbreuk makende goederen, op eigen kosten, onder toezicht van een deurwaarder te vernietigen onder verstrekking van bewijs daarvan, althans op een nader door [appellante] te bepalen adres ter bewaring af te geven totdat over de bestemming van deze producten in een procedure of bij overeenkomst tussen partijen onherroepelijk is beslist;
6. te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 25.000,-- voor iedere overtreding of niet-nakoming van de bevelen onder 1) en/of 2) en/of 3) en/of 4) en/of 5), te vermeerderen met € 15.000,-- voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat de overtreding of niet-nakoming voortduurt, met een maximum van € 5.000.000,--;
7) te veroordelen in de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na de dag van het arrest tot aan de voldoening.
Daarnaast vordert [appellante] dat:
8. de termijn ex artikel 1019i Rv waarbinnen [appellante] de hoofdzaak aanhangig dient te maken wordt gesteld op 6 maanden na de dag van het arrest; en
9. dat [YYY] Caravans en [---] Mobilheim worden veroordeeld tot terugbetaling van al hetgeen [appellante] ter uitvoering van het vonnis in eerste aanleg heeft voldaan (proceskostenveroordeling van € 6.676,--).
3.2.2.
Aan deze vorderingen heeft [appellante] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
[geïntimeerden] maken door het verhandelen van de Spark Terras en de Lessnaar Terrasse inbreuk op de auteursrechten van [appellante] die rusten op de Rushmore. Voorts stelt [appellante] dat de Spark Terras en de Lessnaar Terrasse onrechtmatige nabootsingen zijn van de Rushmore, waardoor nodeloos verwarringsgevaar wordt gesticht. Volgens [appellante] lijdt zij als gevolg van het handelen van [geïntimeerden] schade, zodat zij een spoedeisend belang heeft bij de door haar ingestelde vorderingen.
3.2.3.
[geïntimeerden] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.
In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [appellante] afgewezen en haar in de proceskosten (€ 6.000,--, indicatietarief voor een eenvoudig kort geding in IE-zaken + griffierecht van € 676,00) veroordeeld.
3.3.
[appellante] heeft in hoger beroep 4 grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis. Verder heeft zij geconcludeerd tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen, met uitzondering van haar in eerste aanleg ingestelde vordering uit hoofde van inbreuk op de niet ingeschreven Gemeenschapsmodelrechten van [appellante] op het ontwerp van de Rushmore. Deze laatste vordering is in hoger beroep dan ook niet meer aan de orde.
bevoegdheid Nederlandse rechter
3.4.
Terecht en op goede gronden heeft de voorzieningenrechter in het bestreden vonnis (r.o. 4.1. tot en met 4.3.) geoordeeld dat de Nederlandse rechter in dit geding rechtsmacht heeft.
spoedeisend belang bij voorzieningen en belang bij beoordeling proceskostenveroordeling
3.5.
In dit kort geding heeft [appellante] gevorderd dat ten opzichte van [geïntimeerden] enkele ge- en verboden worden uitgesproken, onder verbeurte van een dwangsom. Zoals ter zitting in hoger beroep ook met partijen besproken, zal eerst beoordeeld worden of [appellante] voldoende spoedeisend belang heeft bij die voorzieningen. Deze vraag dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van [appellante] en [geïntimeerden] , beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak in hoger beroep.
3.6.
Het gaat hier om gesteld inbreukmakend en/of onrechtmatig gebruik van het ontwerp van de Rushmore door [geïntimeerden] In eerste aanleg heeft [appellante] gesteld dat het gaat om meerdere chalets die door [geïntimeerden] via hun websites in de hele EU worden aangeboden. Volgens [appellante] lijdt zij hierdoor doorlopend schade, onder meer bestaande uit omzet- en winstderving en door schade aan haar reputatie en goede naam. Zij heeft in dit verband onder meer verwezen naar een omzetverlies van € 700.000,-- in het vierde kwartaal van 2021 en het eerste kwartaal van 2022. Daarbij heeft zij gesteld dat zij geen inzicht heeft in hoeveel inbreukmakende chalets er door [geïntimeerden] zijn geproduceerd, verkocht, en op dit moment nog in voorraad worden gehouden.
3.7.
[geïntimeerden] hebben betwist dat het bij de gestelde inbreuk op het auteursrecht en/of slaafse nabootsing gaat om meerdere chalets aan de zijde van [YYY] Caravans en/of [---] Mobilheim. Volgens hen gaat het in totaal om één chalet. Zij lichten dit in hoger beroep als volgt toe. Volgens [geïntimeerden] heeft [---] Mobilheim het bewuste chalet gekocht bij [XXX] in Polen en dit als [---] Mobilheim Lessn(a)ar verkocht aan [YYY] Caravans. Vervolgens heeft [YYY] Caravans dit (onder meer op haar eigen website) als ‘Spark Terras’ te koop aangeboden. Na levering bleek de buitenbekleding van dit chalet niet weerbestendig te zijn en moest deze worden vervangen. Het chalet is toen teruggegaan naar [---] Mobilheim. Op de website van [YYY] Caravans werd het bewuste chalet in die herstelperiode als ‘verkocht’ geplaatst. Na het herstel is het chalet weer teruggegaan naar [YYY] Caravans en (vanwege de nieuwe bekleding) met nieuwe foto’s op de website van [YYY] Caravans geplaatst. Volgens een verklaring van [persoon A] van [YYY] Caravans van 25 mei 2022 (prod. 7 bij akte overlegging producties in eerste aanleg van [geïntimeerden] ), stond dit chalet op die datum al 286 dagen online. In hoger beroep hebben [geïntimeerden] nog een aanvullende verklaring van [persoon A] overgelegd (prod. 9 bij memorie van antwoord). Ter zitting in hoger beroep hebben [geïntimeerden] verklaard dat [YYY] Caravans het chalet sinds enkele maanden op een terrein van [---] Mobilheim in Duitsland te koop aanbiedt. Verder hebben [geïntimeerden] verklaard dat: (i) het chalet niet populair is en nog steeds niet is verkocht, en (ii) [YYY] Caravans en [---] Mobilheim mede gelet daarop en op de huidige problematiek in het geheel niet voornemens zijn om nog een keer een volgend chalet met hetzelfde ontwerp te kopen of te verkopen.
3.8.
Naar het oordeel van het hof hebben [geïntimeerden] in hoger beroep de door hen gestelde gang van zaken voldoende aannemelijk gemaakt. Op het moment dat [appellante] voor het eerst ontdekte dat er sprake was een op de Rushmore lijkend chalet en ook tijdens de procedure in eerste aanleg, kon zij gerechtvaardigd in de veronderstelling verkeren dat [geïntimeerden] meerdere van deze chalets aanboden. Dit geldt te meer omdat [geïntimeerden] toen onduidelijkheid hebben geschapen over de herkomst van de partij die het chalet aan [YYY] Caravans zou hebben verkocht. In hoger beroep hebben zij duidelijk gemaakt dat het transport uit Polen is verzorgd door een zusteronderneming van [---] Mobilheim en dat [---] Mobilheim als verkopende partij dient te worden beschouwd. Inmiddels hebben [geïntimeerden] dus zowel over de aankoop als over de latere reparatie van het chalet een concrete, coherente en onderbouwde toelichting gegeven. Daar tegenover zijn de door [appellante] in hoger beroep in de stukken en ter zitting geuite enkele vermoedens en twijfels onvoldoende concreet en onderbouwd om af te doen aan bovenstaand oordeel. Ook de door [appellante] overgelegde producties 39 en 40 kunnen niet tot een ander oordeel leiden, omdat vaststaat dat het daarin gaat om chalets van andere partijen dan [geïntimeerden]
Aldus neemt het hof tot uitgangspunt: (a) dat er uitsluitend sprake is van één mogelijk inbreukmakend / nagebootst chalet dat al gedurende geruime tijd door [YYY] Caravans tevergeefs te koop wordt aangeboden, en (b) dat voldoende aannemelijk is dat [geïntimeerden] of één van hen beiden niet een volgend chalet met een gelijk ontwerp zal gaan aan- of verkopen. Het hof zal het mogelijk inbreukmakende chalet verder alleen nog aanduiden als Spark Terras (en niet meer als Lessnaar Terrasse).
3.9.
Verder heeft [appellante] in dit kort geding onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij enig nadeel heeft geleden en/of lijdt als gevolg van het aanbod van de Spark Terras. De enkele stelling van [appellante] dat haar omzet in bepaalde perioden lager is geweest dan normaal, is hiertoe niet voldoende. [appellante] heeft deze stelling weliswaar met cijfers onderbouwd, maar heeft geen concrete feiten en/of omstandigheden aangedragen waaruit kan worden afgeleid dat die omzetdaling is te wijten aan het aanbod van de Spark Terras door [geïntimeerden] Evenmin heeft zij steekhoudende argumenten naar voren gebracht die aannemelijk maken dat er sprake is van dreigend nadeel als gevolg van het nog voortdurende aanbod van het enkele Spark Terras chalet.
3.10.
Op basis van de oordelen in r.o. 3.8. en 3.9. en een afweging van de belangen van [appellante] en [geïntimeerden] , is het hof van oordeel dat [appellante] ten tijde van het uitspreken van dit arrest onvoldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen (r.o. 3.2.1. onder 1) tot en met 6)).
3.11.
Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad levert voor een partij die in eerste aanleg in de proceskosten is veroordeeld, deze veroordeling een voldoende belang op bij het instellen van hoger beroep tegen die uitspraak. Dat geldt ook indien het hof in kort geding oordeelt dat spoedeisend belang ontbreekt bij de in hoger beroep te beoordelen vordering. Het hof dient ook in een dergelijk geval te beslissen over de in eerste aanleg uitgesproken proceskostenveroordeling.
3.12.
Gelet op het voorgaande in r.o. 3.10. en 3.11., is het belang van [appellante] bij de beoordeling van haar grieven alleen nog gelegen in de beslissing van de voorzieningenrechter over de proceskosten. Ter beoordeling hiervan zal het hof onderzoeken of de vorderingen in eerste aanleg terecht zijn afgewezen, met in achtneming van het in hoger beroep gevoerde debat en naar de toestand zoals die zich voordoet ten tijde van de beslissing in hoger beroep (afgezien van de omstandigheid dat het spoedeisend belang inmiddels is komen te vervallen) (vgl. HR 3 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1050, NJ 1993/714).
auteursrechtelijke bescherming
3.13.
Als eerste ligt de vraag voor of de Rushmore een auteursrechtelijk beschermd werk is. Daarbij stelt het hof voorop dat het in dit geding gaat om het Rushmore chalet zoals afgebeeld in r.o. 3.1. e) onder 1 (zie ook de foto die is afgebeeld in nr. 3 van de dagvaarding in eerste aanleg en prod. 2 bij de akte overlegging producties van [geïntimeerden] in eerste aanleg). Over het enigszins afwijkende Rushmore chalet aangeduid als de “Rushmore Ostsee Special” (prod. 37 bij memorie van grieven), hebben [appellante] in het geheel niet duidelijk gemaakt op welke datum dit op de markt is gekomen. De Rushmore Ostsee Special zal dan ook verder buiten beschouwing blijven.
3.14.
[appellante] heeft zich op het standpunt gesteld dat de Rushmore auteursrechtelijke bescherming verdient op basis van de totaalindruk die volgt uit de combinatie van alle door [appellante] gemaakte creatieve keuzes. Volgens [appellante] bezit de Rushmore een unieke combinatie van kenmerken, waarmee het ontwerp zich onderscheidt van het in november 2019 bestaande vormgevingserfgoed. Zij noemt daarbij in hoger beroep de volgende kenmerken:
De industriële hoekige uitstraling:
i. waarbij het dak in ieder geval overhangt aan de voorzijde en beide zijkanten,
ii. en het dak een overdekt terras vormt (inclusief spotjes) door het leunen op twee strakke pilaren,
iii. een kenmerkend uitstekend blok aan de entreezijde; waarbij
iv. het blok een deur bevat en twee asymmetrisch geplaatste ramen; en
v. aan de achterzijde nog een extra raam is geplaatst; waarbij
vi. de kozijnen van de ramen en de deur een contrasterende kleur hebben ten opzichte van
vii. de verticale houtkleurige panelen van de bekleding van het blok; waarbij ook een contrast wordt gevormd met de
viii. horizontale grijstint bekleding op de rest van het chalet;
ix. een dubbele raampartij aan de zijkant van het chalet direct naast het uitstekende blok
x. een dubbele raampartij met deuren richting het terras;
xi. twee ramen aan de andere lange zijde van het chalet, waarbij het eerste raam geplaatst is in de woonruimte en het tweede raam in de slaapkamer met twee losse bedden.
Volgens [appellante] dient niet te worden gefocust (zoals [geïntimeerden] en de rechtbank volgens haar doen) op de individuele elementen, maar is de totaalindruk doorslaggevend. Er is geen enkel chalet uit het relevante vormgevingserfgoed dat dezelfde totaalindruk geeft als de Rushmore, aldus [appellante] .
3.15.
[geïntimeerden] voeren onder meer aan dat het relevante vormgevingserfgoed van vóór november 2019 aan auteursrechtelijke bescherming in de weg staat.
3.16.
Het hof overweegt als volgt.
3.16.1.
Voor het bepalen of er sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk, geldt als maatstaf dat het moet gaan om een eigen intellectuele schepping van de maker die de persoonlijkheid van de maker weerspiegelt en tot uiting komt door de vrije creatieve keuzes van de maker bij de totstandkoming van het werk (HvJ EG 16 juli 2009, NJ 2011, 288 (Infopaq)). Deze maatstaf komt overeen met het door de Hoge Raad gehanteerde criterium dat het bewuste voorwerp een eigen oorspronkelijk karakter moet hebben en een persoonlijk stempel van de maker moet dragen (HR 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC215, IER 2008/58 (Endstra)). Ook een verzameling of bepaalde selectie van op zichzelf niet beschermde elementen kan een (oorspronkelijk) werk zijn in de zin van de Auteurswet (HR 22 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1529 (Stokke / H3 Products)). Verder geldt dat de enkele omstandigheid dat het werk of bepaalde elementen daarvan passen binnen een bepaalde stijl of trend, niet betekent dat het werk of deze elementen zonder meer onbeschermd zijn. Onderzocht moet worden of de vormgeving van de (combinatie van de) verschillende elementen zodanig is dat aangenomen kan worden dat met het ontwerp door de maker op een voldoende eigen wijze uiting is gegeven aan de vigerende stijl of trend.
3.16.2.
Bij de beoordeling of er sprake is van een eigen intellectuele schepping, is verder het relevante vormgevingserfgoed van vóór november 2019 van belang. [appellante] heeft in eerste aanleg hiertoe productie 20 overgelegd, met daarin een groot aantal afbeeldingen van chalets die volgens haar zouden dateren van vóór november 2019. Eén van die chalets was de zogenaamde Cube Terrace van [XXX] . De rechtbank heeft dit bewuste ontwerp mede in aanmerking genomen bij haar oordeel dat er geen sprake was van auteursrechtelijke bescherming. Tussen partijen is een debat ontstaan over de vraag of de Cube Terrace vóór november 2019 op de markt is gebracht of daarna. In hoger beroep heeft [appellante] aangevoerd dat zij in eerste aanleg een vergissing heeft gemaakt door dit ontwerp op te nemen in haar overzicht van het vormgevingserfgoed van vóór november 2019. Zij stelt dat de foto van de Cube Terrace afkomstig was uit een folder van [XXX] uit 2021. Volgens [appellante] is dit bovendien logisch omdat [XXX] pas is opgericht in 2021. Aangezien [appellante] in hoger beroep haar stellingen met concrete stukken heeft onderbouwd en [geïntimeerden] de juistheid van die stellingen en stukken niet of in elk geval onvoldoende betwist, gaat het hof er van uit dat de Cube Terrace van [XXX] niet behoort tot het vormgevingserfgoed van vóór 2019. Tussen partijen is niet in geschil dat ook de folder van [---] Mobilheim zoals opgenomen in productie 20 niet van vóór november 2019 dateert. Verder hebben zowel [appellante] als [geïntimeerden] nog een andere productie met vormgevingserfgoed overgelegd. Het hof neemt op grond van het voorgaande tot uitgangspunt dat het relevante vormgevingserfgoed van vóór november 2019 (hierna: het relevante vormgevingserfgoed) bestaat uit het vormgevingserfgoed zoals opgenomen in:
  • productie 20 bij dagvaarding in eerste aanleg (met uitzondering van de daarin opgenomen afbeeldingen van [XXX] en [---] Mobilheim),
  • productie 3 bij akte overlegging producties van [geïntimeerden] in eerste aanleg, en
  • productie 33 bij memorie van grieven.
3.16.3.
Op basis van de hoekige industriële uitstraling en de door [appellante] opgesomde elementen i. tot en met xi. (r.o. 3.14.) met als aanvulling dat het dak een zogenaamd lessenaarsdak is (dus met schuine hoek), komt het hof in dit kort geding tot het voorlopige oordeel dat de Rushmore op grond van die totale combinatie een auteursrechtelijk beschermd werk is. Juist de combinatie van die elementen vertoont vrije creatieve keuzes van de maker en geeft de Rushmore een kenmerkende uitstraling (zoals te zien op de foto). De genoemde totale combinatie komt als zodanig ook niet voor in het relevante vormgevingserfgoed. Partijen zijn het er over eens dat er tegenwoordig voor chalets als deze (naast de in het verleden gangbare wat klassiekere stijl) sprake is van een meer eigentijdse stijl. Bij de Rushmore is voldoende op eigen wijze uiting gegeven aan die vigerende, modernere stijl. Al met al vormt de Rushmore een eigen intellectuele schepping van de maker.
Nu het juist gaat om genoemde combinatie en de daaruit voortvloeiende totaalindruk, leidt het gegeven dat in bepaalde chalets van het relevante vormgevingserfgoed wel enkele van de bewuste elf elementen voorkomen, niet tot een ander oordeel.
Het bovenstaande betekent dat grief 1 slaagt.
3.17.
Het slagen van de grief brengt mee dat het hof de in eerste aanleg verworpen en/of niet behandelde verweren die in hoger beroep niet zijn prijsgegeven, opnieuw dient te beoordelen. Het hof zal er van uitgaan dat [geïntimeerden] het verworpen verweer dat [appellante] geen auteursrechthebbende is, niet heeft prijsgegeven. Dit verweer slaagt ook in hoger beroep niet. Terecht en op goede gronden heeft de rechtbank geoordeeld dat [geïntimeerden] onvoldoende heeft ingebracht tegen de gemotiveerde en gedocumenteerde stellingen van [appellante] dat zij als de maker van de Rushmore dient te worden aangemerkt en dat [appellante] dit ontwerp als van haar afkomstig op de markt heeft gebracht. Ook in hoger beroep heeft [geïntimeerden] niets naar voren gebracht dat tot een ander oordeel kan leiden. [appellante] geldt dan ook als auteursrechthebbende zowel op grond van artikel 7 als op grond van artikel 8 Aw.
3.18.
Het bovenstaande betekent dat [appellante] naar het voorlopig oordeel van het hof in dit kort geding een beroep toekomt op auteursrechtelijke bescherming van het ontwerp van de Rushmore. Daarbij dient te worden aangetekend dat deze bescherming beperkt in omvang is, aangezien deze betrekking heeft op de specifieke totale combinatie van de industriële hoekige uitstraling en de in r.o. 3.14. genoemde elf elementen.
inbreuk op auteursrecht
3.19.
Ter onderbouwing van haar beroep op een inbreuk op dit auteursrecht stelt [appellante] dat de totaalindruk van de Spark Terras overeenkomt met die van de Rushmore. Volgens [appellante] is de Spark Terras ontleend aan de Rushmore en wordt die ontlening nog verder onderstreept doordat de Spark Terras een nagenoeg gelijke indeling heeft als de Rushmore.
3.20.
Voor zover er sprake zou zijn van auteursrechtelijke bescherming van de Rushmore, wijzen [geïntimeerden] op de beperkte beschermingsomvang daarvan. Zij betwisten dat de Spark Terras is ontleend aan de Rushmore en dat er sprake is van de gestelde overeenstemmende totaalindruk. Daarbij geven zij in tabelvorm de verschillen weer tussen de Spark Terras en de Rushmore, aan de hand van de elf door [appellante] genoemde elementen.
3.21.
Het hof overweegt als volgt.
3.21.1.
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van inbreuk op een auteursrecht op een gebruiksvoorwerp dient beoordeeld te worden in welke mate de totaalindrukken van het beweerdelijk inbreuk makende werk en het beweerdelijk bewerkte of nagebootste werk overeenstemmen. De auteursrechtelijk beschermde trekken of elementen van het laatstbedoeld werk (in dit geval de Rushmore) zijn daarbij bepalend. Daarbij geldt dat bij de vergelijking van de totaalindrukken ook onbeschermde elementen in aanmerking dienen te worden genomen, voor zover de combinatie van al deze elementen in het eventueel bewerkte of nagebootste werk aan de "werktoets" beantwoordt.
3.21.2.
In het licht van deze maatstaf is het hof voorlopig in kort geding van oordeel dat het exterieur van de Spark Terras een inbreuk vormt op het auteursrecht van [appellante] op de Rushmore. [geïntimeerden] hebben naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd betwist dat er sprake is van ontlening. Zij hebben ook in het geheel niets aangevoerd over het ontwerp-proces van de Spark Terras. Het hof neemt dan ook tot uitgangspunt dat de Spark Terras is ontleend aan de Rushmore. Daarbij is onvoldoende afstand gehouden tot het ontwerp van de Rushmore. De totaalindruk van de Spark Terras stemt overeen met de totaalindruk van de Rushmore op basis van de totale combinatie van: de industriële hoekige uitstraling, de in r.o. 3.14. genoemde elementen i. tot en met x, en het lessenaars-dak.
Zoals ook al uit r.o. 3.16.2. blijkt, kan niet worden geoordeeld dat [appellante] met de Rushmore uitsluitend de gangbare moderne stijl heeft gevolgd, zoals [geïntimeerden] stellen. Ook het feit dat de Rushmore een semi-dichte zijkant van het terras heeft en de Spark Terras niet, is onvoldoende om af te doen aan bovengenoemd oordeel over de overeenstemmende totaalindruk. Tenslotte is ook het gebrek aan overeenstemming bij het door [appellante] genoemde element xi. (de Spark Terras heeft anders dan de Rushmore een raam in de grote slaapkamer) van onvoldoende belang om tot een ander oordeel te komen.
proceskosten eerste aanleg en overige stellingen
3.22.
Gelet op bovenstaand oordeel over de inbreuk op het auteursrecht van [appellante] en de (mede door [geïntimeerden] veroorzaakte) onduidelijkheid ten tijde van de eerste aanleg over de herkomst van het chalet en de omvang van de inbreuk, had de rechtbank in elk geval één of meerdere voorzieningen moeten toewijzen. Zij heeft dus ten onrechte alle vorderingen van [appellante] afgewezen. Op grond van het gewicht van het oordeel over een inbreuk op het auteursrecht in dit geschil, had [geïntimeerden] in elk geval op deze grondslag als de in het ongelijk gestelde partij in eerste aanleg in de proceskosten veroordeeld moeten worden.
3.23.
Zoals al overwogen (zie r.o. 3.12.) is het belang van [appellante] bij de beoordeling van haar grieven alleen nog gelegen in de beslissing over de proceskosten in eerste aanleg. Zij heeft haar vordering op dit punt in eerste aanleg gemaximeerd op € 15.000,--, plus (naar het hof begrijpt) verschotten. Het hof ziet alleen al op grond van de inbreuk op het auteursrecht aanleiding om dit bedrag van € 15.000,-- alsnog toe te wijzen (plus verschotten), op grond van de volgende overwegingen. Het geding in eerste aanleg dient ten aanzien van het deel over intellectuele eigendom te worden gekwalificeerd als een normaal kort geding; dus niet als het door [geïntimeerden] gestelde eenvoudige kort geding. Het indicatietarief voor een normaal kort geding bij de rechtbank over intellectuele eigendom bedraagt
€ 15.000,-- (plus griffierecht en verschotten). [appellante] heeft in eerste aanleg voldoende onderbouwd dat haar totale relevante advocaatkosten in eerste aanleg € 17.130,13 ex BTW bedragen (prod. 30 bij akte overlegging producties, subtotaal € 18.703,30 ex BTW minus belaste verschotten van €1.573,77). Het hof is van oordeel dat ook in eerste aanleg verreweg het grootste deel van de procedure moet worden toegerekend aan het debat over het auteursrecht. Toewijzing alsnog van het in eerste aanleg gevorderde bedrag van € 15.000,-- aan advocaatkosten ligt dan ook in de rede.
3.24.
Dit betekent dat het hof niet meer toekomt aan een verdere beoordeling van de stellingen van partijen over het interieur van de Spark Terras en de Rushmore (grief 2).
Ook het beroep op slaafse nabootsing (grief 3) behoeft geen verdere inhoudelijke behandeling meer. Aangezien het beroep op de auteursrechtelijke grondslag in eerste aanleg had dienen te slagen (r.o. 3.21.2. en 3.22.), zou er in eerste aanleg geen spoedeisend belang meer zijn geweest voor toewijzing van voorzieningen op basis van slaafse nabootsing. Er zou in eerste aanleg dus ook geen plaats zijn geweest voor een aanvullende toewijzing van proceskosten op basis van het reguliere liquidatietarief vanwege slaafse nabootsing.
terugbetaling al betaalde proceskosten
3.25.
Aangezien het hof heeft geoordeeld dat niet [appellante] maar [geïntimeerden] dient te worden veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg, zullen [YYY] Caravans en [---] Mobilheim worden veroordeeld tot terugbetaling aan [appellante] van € 6.676,--. Als onbestreden staat vast dat [appellante] dit bedrag al als proceskosten heeft betaald aan [geïntimeerden] ter uitvoering van het bestreden vonnis.
proceskosten in hoger beroep
3.25.
Nu partijen in hoger beroep over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld, zal het hof in hoger beroep de proceskosten compenseren op die manier dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
slotsom
3.26.
De grieven 1 en 4 slagen zoals hierboven overwogen en de grieven 2 en 3 hoeven niet inhoudelijk behandeld te worden. Het hof zal het bestreden vonnis op het punt van de proceskosten vernietigen en de proceskosten in eerste aanleg alsnog toewijzen aan [appellante] , zoals in het dictum bepaald. Ook zullen [YYY] Caravans en [---] Mobilheim worden veroordeeld € 6.676,-- terug te betalen aan [appellante] . Voor het overige zal het bestreden vonnis met verbetering van gronden worden bekrachtigd en zullen de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis voor zover het betreft de kostenveroordeling (r.o. 5.2. en 5.3.),
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk in de proceskosten van de eerste aanleg en begroot die kosten aan de zijde van [appellante] tot op de datum van het bestreden vonnis van 27 juni 2022 op € 108,26 + € 103,33 aan dagvaardingskosten, op € 676,-- aan griffierecht en op € 15.000,-- aan salaris advocaat;
en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn betaald, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van genoemde termijn tot aan de dag van betaling;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor zover dit aan het oordeel van het hof is onderworpen voor het overige, onder verbetering van gronden;
veroordeelt [YYY] Caravans en [---] Mobilheim tot betaling van een bedrag van € 6.676,-- aan [appellante] ;
compenseert de proceskosten in hoger beroep op die manier, dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
verklaart dit arrest ten aanzien van de veroordeling tot betaling van alle in het dictum genoemde bedragen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M. Arnoldus-Smit, S.C.H. Molin en M.M. Truijens en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 juli 2023.
griffier rolraadsheer