“Artikel 2
Recht tot leggen en hebben van buizen en electrische geleidingen.
1. Aan de concessionarisse wordt het recht verleend tot het leggen en hebben van buisleidingen, alsmede van electrische geleidingen ten dienste van haar waterleidingbedrijf, in, onder, over of boven de aan den openbaren dienst bestemde gemeente-eigendommen; blijvende het uitdrukkelijk aan de concessionarisse overgelaten zich van de vergunning van derden te voorzien, voor zoover deze voorleggen en hebben van buizen en geleidingen noodig mocht zijn.
2. Voor het in het vorige lid verleende recht wordt, behoudens het bepaalde in het volgend lid, tijdens den duur dezer concessie onder geen vorm betaling of andere vergoeding gevorderd, dan met goedkeuring van den Minister van Arbeid, als bedoeld in artikel dertien der Overeenkomst van 28 september 1920.
3. Als vergoeding voor het in het eerste lid verleende recht wordt aan de gemeente toegestaan het water, benoodigd voor brandblussching door de van harentwege daartoe aangewezen personen, kosteloos te onttrekken aan de leidingen van de concessionarisse door middel van tot dit doel door de concessionarisse in hare leidingen aan te brengen en te onderhouden brandkranen, zooals nader is bepaald in artikel 18.
(…)
Artikel 7
Verleggen Buizen.
1. De concessionarisse is verplicht de buizen te verleggen binnen een door Burgemeester en Wethouders aan te geven voldoenden termijn, wanneer dit door Burgemeester en Wethouders, hetzij voor de uitvoering van openbare werken — waaronder begrepen zijn de zoodanige, die ter uitvoering van eene door een publiekrechtelijk lichaam gegeven concessie worden gemaakt — hetzij in het belang der openbare orde of der veiligheid van het verkeer noodig wordt geacht.
2. De Gemeente vergoedt aan de concessionarisse alle door de verlegging ontstane kosten.
Artikel 8
Verbod Heffing Retributie.
1. Wegens het gebruik van gemeentewegen, met hunne kanten en van gemeentewater met de zijkanten daarvan, voor tijdelijken opslag van het voor aanleg en onderhoud der waterleiding en bijbehoorende werken, ter plaatse of in de nabijheid benoodigd materiaal, wordt geene vergoeding, hoe ook genaamd, gevorderd, behoudens de verplichting der concessionarisse om, voor zoover verpachte perceelen betreft, zich te verstaan met den pachter.
2. De opslag van materiaal geschiedt niet dan na daartoe verkregen vergunning van Burgemeester en Wethouders, op de door hen aan te wijzen plaatsen en slechts gedurende door hen te bepalen termijn.
De gemeente kan nimmer worden aangesproken voor schade door de concessionarisse geleden door diefstal of vernieling of op andere wijze verloren gaan of waardeloos worden van op of aan gemeentewegen en in of aan gemeentewater opgeslagen materialen, bedoeld in de eerste zinsnede van dit artikel.
(…)
Artikel 21
Duur Concessie.
1. De concessie wordt verleend voor een tijdperk van ongeveer zeven en veertig achtereenvolgende jaren ingaande op den dag waarop de concessionarisse deze concessie heeft aanvaard en eindigende den 31 December 1968
2. De concessionarisse is verplicht zoo spoedig mogelijk schriftelijk aan het Gemeentebestuur kennis te geven, dat zij deze concessie aanvaardt.
(…)
Artikel 23
Intrekking Concessie.
1. De concessie kan te allen tijde door den Gemeenteraad worden ingetrokken, indien:
a. de concessionarisse in staat van faillissement is verklaard;
b. de concessionarisse de haar bij deze concessie opgelegde verplichtingen grovelijk veronachtzaamd en de gemeente en de afnemers door deze veronachtzaming ernstig nadeel ondervinden.
2. Bij intrekking der concessie is de gemeente echter verplicht, zonder eenige recognitie, toe te laten, dat buizen voor doorvoer van water en electrische geleidingen naar de gemeenten, die aan de concessionarisse eene waterleidingconcessie hebben verleend, in, onder, over of boven de voor den openbaren dienst bestemde gemeente-eigendommen worden of blijven gelegd, mits uit deze buizen binnen het grondgebied der gemeente geen water worden afgetapt. Wanneer opneming van buizen plaats heeft, wegens eindigen der concessie, blijft voor de concessionarisse het bepaalde in artikel 6, onder 3, verbindend.
(…)
Artikel 30
Geschillen.
1. Alle geschillen tusschen de gemeente en de concessionarisse, uit deze concessie voortspruitende, alsmede alle geschillen, aangaande het onderwerp dezer concessie, waarin zij niet voorziet, zullen in hoogste ressort worden beslist door drie deskundigen, welke naar billijkheid zullen rechtspreken en zelf de regelen der procedure vaststellen.
2. De Gemeenteraad en de concessionarisse zullen ieder één der deskundigen benoemen, terwijl de derde zal worden benoemd door den President van de Arrondissementsrechtbank te Breda of van het rechtscollege, dat voor deze rechtbank in de plaats zal zijn getreden, en zulks op vordering van de meest gereede partij.
3. Binnen vier weken, nadat één der partijen de benoeming van een deskundige wenscht, zal de andere partij tot de benoeming moeten zijn overgegaan. ls dit niet geschied, dan geschiedt de benoeming, op vordering van de andere partij, door den rechter, bedoeld in artikel 621 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
4. De deskundigen zijn bevoegd inzage te nemen van alle op den aanleg en de exploitatie betrekking hebbende boeken en bescheiden.
5. Het Gemeentebestuur en de concessionarisse zijn verplicht aan de deskundigen alle in verband met het geschil gewenschte inlichtingen te verschaffen.
6. De kosten dezer arbitrage komen, zoo een der partijen uitdrukkelijk in het ongelijk wordt gesteld, ten laste van deze en worden anders door ieder der partijen voor de helft gedragen. (…)”