ECLI:NL:GHSHE:2023:2084

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
200.311.760_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Europees civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van rechtsmacht en toepasselijk recht in een consumentenkoopovereenkomst met Duits recht

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van een consument, [appellant], die een oldtimer heeft gekocht van [geïntimeerde]. De koopovereenkomst werd gesloten op 6 januari 2020, maar na de aankoop bleek de oldtimer gebrekkig te zijn, met motorschade die al aanwezig was ten tijde van de koop. De consument vorderde betaling van schadevergoeding op basis van een vermeend gebrek in de oldtimer, maar de kantonrechter wees deze vorderingen af. In hoger beroep heeft het hof de rechtsmacht en het toepasselijke recht beoordeeld, waarbij het Duits recht van toepassing werd verklaard op basis van de Europese regelgeving. Het hof concludeerde dat de consument onvoldoende bewijs had geleverd voor het bestaan van een 'Sachmangel' volgens § 434 BGB, en dat de vorderingen van de consument daarom moesten worden afgewezen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de consument in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.311.760/01
arrest van 27 juni 2023
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] , Duitsland,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. P.D. Bosma te Amsterdam,
tegen
Im- en Export [XXX] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , kantoorhoudend te [kantoorplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. A.R. de Graaf te Breda,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 2 augustus 2022 in het hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 9 februari 2022, onder zaaknummer 9458810 \ CV EXPL 21-4856 gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde.

5.Het verloop van de procedure

5.1.
Bij tussenarrest van 2 augustus 2022 heeft het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen gelast. Die mondelinge behandeling heeft geen doorgang gevonden, omdat partijen hebben aangegeven daarop geen prijs te stellen.
5.2.
[appellant] heeft vervolgens een memorie van grieven genomen, waarna [geïntimeerde] een memorie van antwoord heeft genomen.
5.3.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

6.De beoordeling

de feiten
6.1.
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
6.1.1.
[geïntimeerde] heeft in 2019 via de [website] te koop aangeboden een auto van het merk Ford, type Mustang, [bouwjaar], met een tellerstand van 28.064 mijlen, voor een vraagprijs van € 23.800,00. Partijen zijn het erover eens dat dit een oldtimer betreft. In de advertentie op [website] heeft [geïntimeerde] deze oldtimer onder meer aangeprezen met de woorden:
“Top Zustand”,
“Sieht Top aus und fahrt auch so!”en
“Ist (...) in eine super zustand!!”).
6.1.2.
[appellant] heeft de oldtimer in december 2019 bij [geïntimeerde] bezichtigd en heeft toen ook een proefrit gemaakt.
6.1.3.
Partijen hebben op 6 januari 2020 een (mondelinge) koopovereenkomst gesloten,
waarbij [appellant] de oldtimer van [geïntimeerde] heeft gekocht voor een bedrag van
€ 22.500,00.
6.1.4.
Blijkens een technisch rapport van 19 juni 2020 dat Kfz-Sachverständigenbüro [naam 1] te [vestigingsplaats] (Duitsland) op verzoek van [appellant] met betrekking tot de oldtimer heeft opgemaakt, in welk verband deze deskundige de oldtimer op 27 april 2020 heeft bezichtigd, is sprake van ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst op 6 januari 2020 reeds aanwezige motorschade zoals nader is aangegeven in dat rapport.
6.1.5.
De kosten van het door [naam 2] Kfz-Meisterbetrieb te [vestigingsplaats] (Duitsland) uitgevoerde herstel, waarbij onder meer de motor is gereviseerd, hebben blijkens de daarvan
overgelegde factuur van 13 november 2020 € 8.067,85 bedragen (bijlage bij productie 8 bij dagvaarding in eerste aanleg).
de procedure bij de kantonrechter
6.2.
In de procedure bij de kantonrechter vorderde [appellant] , op basis van de in de dagvaarding in eerste aanleg vermelde gronden, de veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van een bedrag van € 7.328,95 aan hoofdsom, een bedrag van € 1.255,00, althans subsidiair € 741,45 aan buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente over een bedrag van € 7.328,95 vanaf 22 juli 2020, althans subsidiair vanaf 1 augustus 2020, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening en veroordeling van [geïntimeerde] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
6.3.
[geïntimeerde] heeft deze vorderingen gemotiveerd bestreden.
6.4.
Bij vonnis van 9 februari 2022 heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten.
de procedure in hoger beroep
6.5.
[appellant] is van voornoemd vonnis van 9 februari 2022 in hoger beroep gekomen. Hij heeft twee grieven aangevoerd en heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot het alsnog toewijzen van zijn vorderingen en om [geïntimeerde] te veroordelen om al hetgeen [appellant] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] mocht hebben voldaan aan [appellant] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties. Het hof zal de grieven hierna gezamenlijk behandelen.
6.6.
[geïntimeerde] heeft de grieven gemotiveerd bestreden en heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van [appellant] in zijn hoger beroep, althans ontzegging daarvan aan hem, met veroordeling van [appellant] in de kosten van beide instanties.
de beoordeling door het hof
de Nederlandse rechter is bevoegd om van de vorderingen kennis te nemen
6.7.
Deze zaak heeft een internationaal karakter omdat [appellant] in Duitsland woont. Het hof moet daarom eerst ambtshalve onderzoeken of de Nederlandse rechter (het hof) bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen die [appellant] tegen [geïntimeerde] heeft ingesteld.
6.8.
In artikel 18 lid 1 Verordening (EU) Nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, is bepaald dat de rechtsvordering die door een consument wordt ingesteld tegen de wederpartij bij de overeenkomst, kan worden gebracht voor de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan die (weder)partij woonplaats heeft. Niet in geschil is dat [appellant] bij het aangaan van de koopovereenkomst handelde als consument. Artikel 18 lid 1 van Verordening (EU) Nr. 1215/2012 biedt [appellant] dan ook de mogelijkheid om in dit geval een procedure bij de Nederlandse rechter aanhangig te maken. Gelet op de vestigingsplaats van [geïntimeerde] is dan de rechtbank Limburg in eerste aanleg, en dit hof in hoger beroep, bevoegd om van de vorderingen van [appellant] kennis te nemen.
het hof moet de vorderingen naar Duits recht beoordelen
6.9.
Partijen hebben geen rechtskeuze gemaakt. Op grond van artikel 6 lid 1 onder b van de EG-Verordening Nr. 593/2008 (Rome I) is op de koopovereenkomst Duits recht van toepassing, aangezien [appellant] is aan te merken als consument (zie hiervoor) en [geïntimeerde] als verkoper, handelend in de uitoefening van zijn bedrijf, zijn commerciële activiteiten (destijds, mede) heeft gericht op Duitsland door de oldtimer op een Duitse website ( [website] ) te koop aan te bieden en de koopovereenkomst onder die activiteiten valt.
toetsingskader
6.10.
Het toetsingskader in deze zaak wordt gevormd door § 434 Bürgerliches Gesetzbuch (hierna: BGB), dat gaat over ‘Sachmangel’. Daarin staat, voor zover thans van belang, het volgende:
(1) Die Sache ist frei von Sachmängeln, wenn sie bei Gefahrübergang den subjektiven Anforderungen, den objektiven Anforderungen und (…) entspricht.(2) Die Sache entspricht den subjektiven Anforderungen, wenn sie1. die vereinbarte Beschaffenheit hat,2. sich für die nach dem Vertrag vorausgesetzte Verwendung eignet und3. (…)(…)(3) Soweit nicht wirksam etwas anderes vereinbart wurde, entspricht die Sache den objektiven Anforderungen, wenn sie1. sich für die gewöhnliche Verwendung eignet,2. eine Beschaffenheit aufweist, die bei Sachen derselben Art üblich ist und die der Käufer erwarten kann unter Berücksichtigunga) der Art der Sache undb) der öffentlichenÄuβerungen, die von dem Verkäufer oder einem anderen
Glied der Vertragskette oder in deren Auftrag, insbesondere in der Werbung
oder auf dem Etikett, abgegeben wurden,(…)
6.11.
Krachtens § 434 BGB is dus sprake van ‘Sachmangel’, indien een zaak bij overgang van het risico niet de overeengekomen eigenschappen (‘Beschaffenheit’) heeft of niet geschikt is voor het gebruik waarin het contract voorziet (subjectieve eisen). Hebben verkoper en koper, zoals in dit geval, geen afspraken over de eigenschappen van de zaak gemaakt, dan is krachtens § 434 BGB sprake van ‘Sachmangel’, indien de zaak 1.) niet geschikt is voor normaal gebruik of 2.) niet de eigenschappen heeft die gebruikelijk zijn voor zaken van gelijke aard en die de koper op grond van de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper daarover heeft gedaan, mocht verwachten (objectieve eisen).
de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van [appellant]
6.12.
Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of de oldtimer die [appellant] van [geïntimeerde] heeft gekocht en die [geïntimeerde] aan [appellant] heeft verkocht en geleverd, voldoet aan wat [appellant] daarvan mocht verwachten, of dat de oldtimer gebrekkig is in de zin van § 434 BGB (er sprake is van ‘Sachmangel’).
6.13.
Bij de beoordeling stelt het hof voorop dat [appellant] door middel van het technische rapport van 19 juni 2020 dat Kfz-Sachverständigenbüro [naam 1] te [vestigingsplaats] (Duitsland) in opdracht van [appellant] met betrekking tot de oldtimer heeft opgemaakt, zijn stelling dat de motor van de oldtimer ten tijde van de (ver)koop de in dat rapport genoemde gebreken vertoonde en dat het om meer dan ‘gewone slijtage’ gaat, tegenover de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde] , voldoende heeft onderbouwd, zodat het hof daarvan in het navolgende zal uitgaan. Volgens dat rapport is de geconstateerde motorschade, behalve aan (ouderdoms)slijtage, in belangrijke mate toe te schrijven aan een in het verleden niet vakkundig uitgevoerde reparatie aan de motor en was deze schade reeds op het moment van de (ver)koop op 6 januari 2020 aanwezig. Dat de oldtimer na het sluiten van de koopovereenkomst zonder problemen door de APK is gekomen, zoals [geïntimeerde] onweersproken stelt, doet daar naar het oordeel van het hof niet aan af. [geïntimeerde] heeft immers niet gesteld en ook niet is gebleken dat de motor van de oldtimer tijdens die APK is onderzocht.
6.14.
[appellant] stelt dat de oldtimer vanwege de gebreken aan de motor niet de eigenschappen bezit die hij mocht verwachten, gelet op (onder meer) de aard van de zaak (een gemotoriseerd voertuig) en de mededelingen die [geïntimeerde] daarover heeft gedaan
(§ 434 lid 3, sub 2 onder a en b BGB). [geïntimeerde] betwist dat.
6.15.
Het hof overweegt dat niet in geschil is dat [appellant] de oldtimer kocht omdat hij daarmee wilde gaan rijden. Dat [geïntimeerde] daar ook vanuit ging, blijkt onder meer uit de aanprijzing in de advertentie
“Sieht Top aus und fahrt auch so!”. Ook heeft [appellant] voorafgaand aan de (ver)koop een proefrit met de oldtimer gemaakt. Uit voornoemd rapport van Kfz-Sachverständigenbüro [naam 1] blijkt, dat de oldtimer door de gebreken aan de motor maar beperkt bruikbaar is om mee te rijden omdat, volgens dat rapport, het rijden met de oldtimer de gebreken aan de motor verergert en een revisie van de motor (dus) noodzakelijk is. Daarmee heeft de oldtimer niet de eigenschappen die voor een zaak van deze aard (gemotoriseerd voertuig) gebruikelijk zijn.
6.16.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of [appellant] mocht verwachten dat de motor van de oldtimer nog in een zodanige staat zou verkeren dat zonder de problemen die zich hebben voorgedaan, met de oldtimer een langere tijd dan thans het geval is geweest, kon worden gereden.
6.17.
[appellant] stelt dat dit het geval is, waartoe hij zich in hoger beroep met name beroept op het taxatierapport van de oldtimer van 16 juni 2017, dat hij bij de mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft overgelegd. Volgens dat rapport heeft de rapporteur aan de oldtimer het kwaliteitsoordeel 2 toegekend, dat hij in het taxatierapport definieert als:
“Geen technische defecten, slechts geringe gebruikssporen. Slechts beperkte wijzigingen te[n]
aanzien van het bouwjaar. Alle onderdelen compleet aanwezig”. Verder beoordeelt de rapporteur in dat rapport zowel de algehele staat van de motor als de rondloop en oliedruk met het cijfer 9.
6.18.
Naar het oordeel van het hof kan aan voornoemde vermeldingen in het taxatierapport niet de waarde met betrekking tot de technische staat van de oldtimer worden toegekend die [appellant] daaraan gehecht wil zien. Zoals op pagina 5/9 van het taxatierapport is vermeld, dient dit rapport uitsluitend ter bepaling van de waarde voor verzekeringsdoeleinden van het visueel getaxeerde voertuig en is het rapport geen technische keuring en kan het daarom niet als zodanig worden geïnterpreteerd. Of het taxatierapport door [geïntimeerde] vóór het sluiten van de koop aan [appellant] is overhandigd, zoals [appellant] stelt, of daarna, zoals [geïntimeerde] stelt, doet gelet op het voorgaande niet ter zake en kan derhalve in het midden blijven.
6.19.
[appellant] beroept zich er verder op dat de oldtimer volgens voornoemd taxatierapport van 16 juni 2017, in de periode 2002-2010 is gerestaureerd. Uit dat rapport wordt echter niet duidelijk in hoeverre dat ook geldt voor de motor van de oldtimer, nu ten aanzien daarvan in het taxatierapport is vermeld:
“Algehele staat motor:origineel en gereviseerd,[onderstreping: hof]
(…)”. Daarnaast waren op het moment van de (ver)koop van de oldtimer reeds 9 jaren verstreken sinds de afronding van de restauratie in 2010. Weliswaar heeft [geïntimeerde] bij de bezichtiging van de oldtimer aan [appellant] meegedeeld dat de oldtimer enige tijd had stilgestaan, maar (ook voor [geïntimeerde] ) is onduidelijk hoe lang of hoe kort dat is geweest nu [geïntimeerde] de oldtimer (onweersproken) verkocht in opdracht van de familie van de overleden eigenaar, zodat hieraan geen conclusies ten aanzien van de staat van (de motor van) de oldtimer ten opzichte van de staat daarvan ten tijde van de afronding van de restauratie in 2010 kunnen worden verbonden.
6.20.
[appellant] beroept zich verder nog op de mededelingen die [geïntimeerde] in haar advertentie over (de staat van) de oldtimer heeft gedaan (
“Top Zustand”,
“Sieht Top aus und fahrt auch so”en
“Ist (...) in eine super zustand!!”), maar nu deze uitlatingen van [geïntimeerde] , gelet op het kader waarin ze zijn gedaan, slechts een promotie- en reclamekarakter hebben, kunnen ze niet als een kwaliteitsgarantie worden beschouwd. [appellant] doet voorts tevergeefs een beroep op de mededelingen die [geïntimeerde] (onbetwist) bij gelegenheid van de bezichtiging van de oldtimer in december 2019 heeft gedaan, dat de motor van de oldtimer in orde was en goed liep. De proefrit die [appellant] bij die gelegenheid maakte, bevestigde dat immers, zoals [appellant] stelt, zodat [geïntimeerde] daarmee de zaken niet rooskleuriger heeft voorgesteld dan ze waren. Daarnaast blijkt uit het rapport van Kfz-Sachverständigenbüro [naam 1] dat de aanwezige motorschade pas na demontage van de motor is geconstateerd, zodat dit, bij gebreke van aanwijzingen van het tegendeel, niet voor [geïntimeerde] kenbaar was. Daar komt bij dat [geïntimeerde] de oldtimer verkocht in opdracht van de familie van de overleden eigenaar, zodat, voor zover bekend, geen van de gebruiker afkomstige informatie met betrekking tot de staat van de oldtimer voorhanden was.
6.21.
Gelet op het voorgaande heeft [appellant] onvoldoende gesteld en onderbouwd om te kunnen concluderen dat met betrekking tot (de motor van) de oldtimer sprake is van ‘Sachmangel’ in de zin van § 434 BGB. Dat betekent dat aan bewijslevering niet wordt toegekomen. Dat geldt ook voor alle andere punten waarover partijen het niet eens zijn, omdat alles wat [appellant] heeft gevorderd en aangevoerd staat of valt met het gestelde gebrek. De vorderingen van [appellant] zullen dan ook moeten worden afgewezen. Voor een andere beslissing met betrekking tot de proceskosten in eerste aanleg, is bij deze stand van zaken geen plaats.
slotsom
6.22.
De slotsom is dat het hoger beroep faalt. Het bestreden vonnis zal derhalve worden bekrachtigd.
proceskosten
6.23.
Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het hoger beroep veroordelen.

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 9 februari 2022;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] op € 783,00 aan griffierecht en op € 836,00 aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. E. Loesberg, H.K.N. Vos en J.G.J. Rinkes en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 27 juni 2023.
griffier rolraadsheer