ECLI:NL:GHSHE:2023:201

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
22/01467
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering gemachtigde door Gerechtshof wegens ongepast taalgebruik en niet-ontvankelijkheid hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde [A]. Het hof heeft de motivering van het hoger beroep geweigerd als gedingstuk vanwege ongepast taalgebruik van de gemachtigde. Ondanks de mogelijkheid om een nieuwe motivering in te dienen zonder ongepast taalgebruik, heeft [A] hiervan geen gebruik gemaakt. Het hof heeft eerder al meerdere keren geweigerd dat [A] als gemachtigde optreedt in andere zaken vanwege vergelijkbaar ongepast gedrag. Het hof oordeelt dat het taalgebruik van [A] de goede procesorde ernstig verstoort en dat er ernstige bezwaren bestaan tegen zijn optreden als gemachtigde. Hierdoor wordt belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat de vereiste motivering ontbreekt. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en afschriften zijn aan de partijen verzonden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummer: 22/01467
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] h.o.d.n. [autobedrijf] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 juli 2022, nummer BRE 19/1214 in het geding tussen belanghebbende en
de ontvanger van de Belastingdienst.

1.Feiten

1.1.
[A] (hierna: [A] ) is de gemachtigde van vele belanghebbenden in bezwaar- en (hoger)beroepsprocedures inzake de heffing van belastingen, in het bijzonder de BPM. [A] pleegt in die zaken de proceshandelingen te verrichten en processtukken in te dienen.
1.2.
Het hof heeft de laatste jaren door middel van tussenuitspraken [A] verschillende keren geweigerd nog langer als gemachtigde op te treden in een groot aantal zaken in verband met het herhaaldelijke gebruik van grievende en beledigende opmerkingen in processtukken.
1.3.
Na indiening van het pro forma hoger beroep in de onderhavige zaak heeft het hof [A] verzocht het hoger beroep te motiveren.
1.4.
Op 21 september 2022 heeft [A] het hoger beroep gemotiveerd. Deze motivering bevat diverse beledigingen aan het adres van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke colleges.
1.5.
Het hof heeft vervolgens, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 6 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1730, [A] bij brief van 2 december 2022 bericht voornemens te zijn hem op grond van artikel 8:25 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te weigeren als bijstandsverlener of vertegenwoordiger in deze zaak. Ook heeft het hof in die brief medegedeeld dat de ingediende motivering als gedingstuk wordt geweigerd. Het hof heeft [A] in de gelegenheid gesteld alsnog een motivering van het hoger beroep in te dienen, waarin geen ongepast taalgebruik is opgenomen. Het hof heeft [A] er op gewezen dat, indien hij daar geen gehoor aan geeft, dit tot gevolg kan hebben dat het hoger beroep nietontvankelijk wordt verklaard wegens het ontbreken van een motivering en dat hij wordt geweigerd als gemachtigde in deze zaak. Bij brief van gelijke datum is ook belanghebbende van het voornemen tot weigeren in kennis gesteld en is hij in de gelegenheid gesteld te reageren.
1.6.
Op 15 december 2022 heeft [A] gemotiveerd bericht het niet eens te zijn met het voornemen tot weigeren. In dit bericht is geen motivering van het hoger beroep gegeven. Van belanghebbende is geen reactie ontvangen.

2.Overwegingen van het hof

Vooraf
2.1.
Partijen kunnen zich in een gerechtelijke procedure laten bijstaan of vertegenwoordigen door iemand van hun keuze. Waar het gaat om zaken die het Unierecht betreffen, is dat neergelegd in artikel 47 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest). Dat recht is (voor strafrechtelijke vervolging en het fiscale boeterecht) neergelegd in artikel 6 EVRM en artikel 14 IVBPR. Voor een bestuursrechtelijke procedure als de onderhavige is dat vastgelegd in artikel 8:24 Awb.
2.2.
Een partij, haar bijstandsverlener(s) en haar gemachtigde(n) mogen het standpunt van die partij verwoorden op een wijze die hun goeddunkt, ook als dat standpunt verwijten behelst aan de wederpartij of anderen. Maar daarbij geldt dat zij zich niet onnodig grievend dienen uit te laten, dat zij hun verwijten en beschuldigingen feitelijk dienen te onderbouwen en dat zij duidelijk moeten maken wat de relevantie daarvan is voor het desbetreffende geschil.
2.3.
Het hof is van oordeel dat het taalgebruik van [A] structureel in strijd komt met de in het maatschappelijk verkeer betamelijke omgangsvormen. Hij uit verwijten en beschuldigingen aan burgerlijke en rechterlijke ambtenaren, aan rechterlijke colleges en aan de rechtsstaat en Nederland in het algemeen. Daarbij gaat het er niet om dat [A] kenbaar maakt het oneens te zijn met bepaalde rechterlijke oordelen. Laatstbedoelde uitingen passen bij rechterlijke procedures. Waar het wel om gaat is dat [A] onnodig beledigende opmerkingen maakt. Ook na daarvoor eerder te zijn gewaarschuwd, heeft [A] daarin volhard. Dit is bovendien een probleem dat niet alleen bij dit hof speelt, maar waar hij ook voor is gewaarschuwd door andere rechterlijke colleges en zelfs diverse malen is geweigerd als gemachtigde.
2.4.
Het hof is van oordeel dat het taalgebruik van [A] zodanig is dat het de goede procesorde ernstig verstoort, ook – maar niet alleen – gelet op de impact voor de wederpartij. Bovendien kan het gedrag van de gemachtigde ertoe leiden dat een belanghebbende die hij vertegenwoordigt, benadeeld wordt door zijn taalgebruik, zoals eerder uiteengezet door Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [1] .
2.5.
Het hof is op grond daarvan van oordeel dat tegen [A] ernstige bezwaren bestaan als bedoeld in artikel 8:25, lid 1, Awb.
2.6.
Voor zover [A] stelt dat het hem weigeren als gemachtigde in strijd is met artikel 47 Handvest, verwerpt het hof dit standpunt. Aan de belanghebbende wordt immers niet het recht op toegang tot de rechter ontzegd of de mogelijkheid ontnomen zich te laten adviseren, verdedigen en vertegenwoordigen. Hem wordt slechts de mogelijkheid ontnomen om door [A] te worden bijgestaan en/of vertegenwoordigd. Met de weigering wordt een legitiem doel nagestreefd, te weten het waken voor onnodige en ernstige verstoring van de gang van zaken bij rechterlijke procedures, zoals in dit geval bij dit hof. Een normale gang van zaken wordt hersteld door degene die deze gang van zaken verstoort te weigeren als bijstandverlener en/of gemachtigde. Door de beperking van deze weigering tot de onderhavige zaak bestaat naar het oordeel van het hof een redelijke verhouding tussen die beperking en het doel van de schorsing, de verzekering van een normale gang van zaken bij de onderhavige procedure.
2.7.
Op grond van het vorenstaande zal het hof [A] weigeren in de onderhavige zaak bijstand te verlenen of belanghebbende te vertegenwoordigen. Dit geldt ook voor een eventueel tegen onderhavige uitspraak te voeren verzetprocedure.
2.8.
[A] zal van deze beslissing in kennis worden gesteld door toezending van deze uitspraak.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid
2.9.
Zoals is vermeld in de brief van 2 december 2022 (zie 1.5), heeft het hof het stuk waarin [A] het hoger beroep motiveerde, geweigerd als gedingstuk. [A] is in de gelegenheid gesteld een nieuwe motivering zonder ongepast taalgebruik in te dienen, maar heeft daarvan binnen de gestelde termijn geen gebruik gemaakt. De reactie van 15 december 2022 behelst uitsluitend een motivering van het standpunt van [A] dat weigering van hem onrechtmatig zou zijn. Dit betekent dat een motivering van het hoger beroep ontbreekt.
2.10.
Aan deze omstandigheid verbindt het hof het gevolg dat belanghebbende nietontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep.
2.11.
Er is onder deze omstandigheden aanleiding te beslissen op het hoger beroep van belanghebbende zonder voortzetting van het onderzoek [2] .
Ten aanzien van de proceskosten
2.12.
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Awb.

3.Beslissing

Het hof:
- weigert [A] om bijstand te verlenen aan belanghebbende dan wel belanghebbende te vertegenwoordigen in de onderhavige procedure;
- verklaart het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
De uitspraak is gedaan door T.A. Gladpootjes, voorzitter, in tegenwoordigheid van M.A.M. van den Broek, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2023 en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
De griffier, De voorzitter,
M.A.M. van den Broek T.A. Gladpootjes
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Als u bezwaren hebt tegen deze uitspraak na vereenvoudigde behandeling kunt u binnen
zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak een
verzetschriftindienen bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 'sHertogenbosch). Daarbij kunt u vragen op het verzet te worden gehoord.
Een kopie van de uitspraak moet bij het verzetschrift worden overgelegd. Het verzetschrift moet zijn ondertekend en ten minste bevatten:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. de vermelding van de uitspraak waartegen het verzet is gericht;
d. de gronden van het verzet, waarbij de bezwaren tegen de uitspraak duidelijk zijn omschreven.
Bij de behandeling van het verzet beoordeelt het gerechtshof uitsluitend of de in de vorenstaande uitspraak genomen beslissing juist is. Eerst na gegrondbevinding van het verzet kan het gerechtshof in het vervolg van de procedure aan een inhoudelijke beoordeling van de grieven toekomen.

Voetnoten

1.Hof Arnhem-Leeuwarden 16 augustus 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6597, onder 2.4.
2.Artikel 8:108, lid 1, Awb in samenhang gelezen met artikel 8:54, lid 1, letter b, Awb.