Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[Woondecoratie] V.O.F.,h.o.d.n. Handelsmaatschappij [handelsnaam 1] ,
[appellant] ,
[appellante] ,
5.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee partijen, [Woondecoratie] V.O.F. en [geïntimeerde], over de ontbinding van een agentuurovereenkomst. De samenwerking tussen de partijen is sinds mei 2019 problematisch, wat heeft geleid tot correspondentie over de uitvoering van de overeenkomst. Op 18 juni 2019 heeft [geïntimeerde] de agentuurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden, omdat [appellanten] haar verplichtingen niet nakwam. [appellanten] betwist de rechtmatigheid van deze ontbinding en vordert schadevergoeding van [geïntimeerde]. Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de ontbinding op grond van artikel 6:265 BW en artikel 7:440 BW correct is toegepast. Het hof concludeert dat niet iedere tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst leidt tot ontbinding, maar dat in dit geval de tekortkomingen van [appellanten] voldoende ernstig waren om de ontbinding te rechtvaardigen. Het hof bekrachtigt de uitspraak van de kantonrechter, die heeft geoordeeld dat de overeenkomst is ontbonden en dat [appellanten] schadevergoeding aan [geïntimeerde] moet betalen. Tevens wordt [appellanten] veroordeeld tot het verstrekken van de benodigde documenten aan [geïntimeerde].