Bijlage bewijsmiddelen
In de volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde einddossier van de politie, Limburg-Noord, Districtsrecherche Noord- midden Limburg, proces-verbaalnummer 2019056458 en 2019056422, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , sluitingsdatum 17 september 2019, pagina 1 tot en met 249 (laatste zeven pagina’s zijn niet doorgenummerd). Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde onder 1 primair en 2 primair heeft begaan.
1. Het proces-verbaal van aangifte (en bijlagen) d.d. 13 april 2019, p. 23-26, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] :
Feit: brandstichting
Plaats delict: [adres 2] , binnen de gemeente Venray
Pleegdatum/tijd: tussen 13 april 2019 om 00.05 uur en 13 april 2019 om 00.15 uur
Ik doe aangifte van brandstichting van mijn personenauto. Dit betreft een BMW, kleur grijs, kenteken [kenteken 1] . Op 12 april 2019, omstreeks 21.00 uur, heb ik mijn personenauto geparkeerd voor mijn woning. De personenauto was op dat moment onbeschadigd. Op 12 april 2019 (
het hof begrijpt: 13 april 2019), omstreeks 00.15 uur, werd er op de voordeur geklopt door, later bleek, een buurtbewoner. Ik ben naar boven gelopen heb het rolluik en het raam geopend. Ik zag een man staan. De man liet een pasje van de politie zien. Deze persoon vroeg om een emmer water omdat er rook bij de personenauto vandaan kwam. Ik heb vervolgens een emmer water naar beneden gebracht. De persoon die zich kenbaar had gemaakt als politieman (
het hof begrijpt: verbalisant [verbalisant 2] , zie bewijsmiddel 3) heeft de emmer water tegen de rechter achterband gegooid om te voorkomen dat de personenauto in brand zou raken. Ik heb vervolgens de brandweer gebeld. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Korte opmerking verbalisant:
Door mij zijn vijf overzichtsfoto’s gemaakt, welke bij dit proces-verbaal zijn gevoegd.
Foto 3: Duidelijk zichtbaar dat de personenauto dicht tegen de woning van aangeefster stond.
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2019, p. 27, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op 13 april 2019 waren wij belast met surveillance in Venray, gemeente Venray. Om 00.39 uur kregen wij via de centralist van de meldkamer politie de opdracht om te gaan naar [adres 2] in verband met een autobrand. Om 00.45 uur kwamen wij ter plaatse. Ter plaatse stonden er voor de woning [adres 2] diverse personen op straat. Hierbij stonden ook personen van de brandweer. Ik, verbalisant, [verbalisant 3] werd direct aangesproken door de bevelvoerder van de brandweer. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat de brand al geblust was door omstanders. Voor de woning van perceel 28 zagen wij een personenauto zijnde een BMW, kenteken [kenteken 1] staan. Deze personenauto stond op ongeveer 1 meter van de voordeur van de woning.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2019, p. 32-33, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 13 april 2019, omstreeks 00.31 uur, was ik aanwezig in mijn woning te [plaats] . Ik zag op mijn telefoon, via een ontvangen melding van de app Alarmfase 1, dat de brandweer een uitruk kreeg naar het adres [locatie] in verband met een brand wegvervoer. Hierop ben ik ook richting genoemde straat gelopen. Ik zag op de bovenverdieping van het adres [adres 2] een vrouw uit het raam hangen. Ik vroeg aan haar waar er brand was. Ik hoorde de vrouw zeggen dat de personenauto, welke voor haar woning stond, betreffende een grijze BMW, haar auto was en dat deze gebrand had. Ik hoorde haar zeggen dat ze iemand op haar rolluik hoorde kloppen, dat ze met haar kinderen alleen in de woning was, dat ze vervolgens via de bovenverdieping uit het raam keek, dat ze zag dat er rook van de rechterachterband van haar personenauto kwam en dat ze vervolgens de brandweer in kennis heeft gesteld. Hierop keek ik naar de rechterachterband van genoemd voertuig. Ik zag bovenop de autoband twee gloeiende aanmaakblokjes liggen. Ik vroeg de bewoonster van [adres 2] om een emmer water om de gloeiende aanmaakblokjes te doven. Vervolgens zag ik dat de bewoonster van [adres 2] met een pan water aan kwam zetten. Ik heb deze pan over de autoband gegooid om resten te blussen.
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 april 2019, p. 42-43, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Vandaag, 13 april 2019, omstreeks 00.15 uur, ben ik gaan wandelen met de hond. Ik zag ter hoogte van een hoekwoning op de [locatie] een rode gloed bij een band van een auto. Toen ik dichterbij kwam zag ik dat de auto een BMW betrof en dat er bovenop de rechterachterband een aanmaakblokje lag. Dit aanmaakblokje brandde dus.
5. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 april 2019, p. 44-46, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
V: Kunt u nogmaals vertellen wat er die avond van 12 april 2019 (
het hof begrijpt: de nacht van 13 april 2019) in [straatnaam] is gebeurd met betrekking op de autobranden. Wat heeft u gezien?
A: Rond 00.15 uur ben ik met mijn hondje een rondje gaan doen. Vanuit mijn woning ben ik richting [naam] gelopen, vervolgens langs café [naam] en dan de [locatie] ingelopen. Gekomen bij dat pleintje op [straatnaam] zag ik een grijs gekleurde BMW staan. Ik zag er een gloed vanaf komen alsof er een lampje brandde. Ik ben gaan kijken en ik zag vuur.
6. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 31 mei 2019, p. 49-51, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
V: Wij hebben u uitgenodigd om een verklaring af te leggen in het onderzoek naar de autobranden, gepleegd in de nacht van 12 op 13 april 2019, in [plaats] . U was die nacht aanwezig als brandweer bevelvoerder. Is dat correct?
A: Ja.
V: U was aanwezig bij de eerste brand van die nacht. Deze werd gesticht voor de woning van [adres 2] . Wat kunt u ons vertellen over de gevaarzetting bij deze woning?
A: Als er daadwerkelijk een brand plaats gevonden zou hebben, dan zou de kans op overslag ontzettend groot geweest zijn. Die auto stond echt ontzettend dichtbij de woning. Zo dichtbij dat het portier van de auto bijna niet open kon zonder tegen de woning aan te komen. We hebben het portier van de auto open gehad en ik zag dat deze de voordeur van de woning bijna raakte. De auto stond bij de voordeur en het keukenraam. Gezien de aanrijtijd die wij hebben, zou de brand, als deze volledig ontwikkeld was geweest, overgeslagen zijn naar de woning.
7. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 13 april 2019, p. 52-55, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] (mede namens [bedrijf 1] ):
Feit: brandstichting
Plaats delict: [locatie] , [plaats] , binnen de gemeente Venray
Pleegdatum/tijd: tussen 13 april 2019 om 00.17 uur en 13 april 2019 om 01.45 uur
Ik doe aangifte van brandstichting van de bestelbus van mijn werkgever, zijnde [naam] (houtbewerkingsmachines). Op 12 april 2019 omstreeks 17.00 uur parkeerde ik de auto van de zaak, zijnde een Ford Transit Connect, voorzien van het
kenteken [kenteken 2] , op de [locatie] naast mijn woning. Ik heb het desbetreffende voertuig onbeschadigd en afgesloten achtergelaten. Op 13 april 2019, omstreeks 01.15 uur, kwam mijn vrouw thuis. Zij heeft onze personenauto, zijnde een grijze Mazda 6, en voorzien van het kenteken [kenteken 3] , eveneens naast onze woning geparkeerd, met de neus in dezelfde richting als de eerder genoemde Ford Transit Connect. De voertuigen stonden maximaal een meter van elkaar vandaan, dit betrof de afstand tussen de achterzijde van de Ford
Transit Connect de voorzijde van de Mazda 6.
Op 13 april 2019 lagen wij in bed. Wij hoorden gebonk en geschreeuw vanaf de
straat komen. Wij zijn naar beneden gelopen en zagen een geel/rood fel licht vanaf de straat naar binnen schijnen. Wij zagen dat de auto van de zaak, zijnde de Ford
Transit Connect, aan de linker achterzijde aan het branden was. Dit betrof de
zijde achter de bestuurder. De brandweer is in kennis gesteld waarop ze ter plaatse kwam. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
8. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 april 2019, p. 47-48, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Ik ben werkzaam als bevelvoerder/ploegchef binnen de vrijwillige brandweer van de gemeente Venray. Vanmorgen, 13 april 2019, kreeg ik om 01.49 uur een melding met betrekking tot een autobrand op de [locatie] . Wij zijn vervolgens ter plaatse gegaan. Ter plaatse zag ik een grijs busje met [bedrijf 1] erop staan, waarvan de achterdeur en de zijdeur open waren. Omdat de bus nog vol rook hing hebben wij vervolgens het bestuurdersportier geopend. Ik zag dat ter hoogte van de linker achterband iets ingebrand was wat vervolgens was overgeslagen naar de kunststof achterbumper en het linker achterlichtconsole. Vermoedelijk is er gebruik gemaakt van aanmaakblokjes.
9. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2019, p. 65-68, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op 13 april 2019, omstreeks 00.30 uur, waren wij dienstdoende met de openbare orde dienst voor het bewakingsgebied van Venray en Gennep. Op de genoemde datum, omstreeks 01.50 uur, kregen wij het verzoek om te gaan naar de [locatie] , te [plaats] , gemeente Venray in verband met een autobrand aldaar. Wij waren op de genoemde datum, omstreeks 02.15 uur, ter plaatse op de genoemde locatie. Wij zagen dat de plaats delict van de eerste brandstichting en de plaats delict van de tweede brandstichting ongeveer 25-30 meter uit elkaar lagen.
Wij zagen dat het een grijskleurige bedrijfsauto, zijnde een Ford, type: Transit Connect, voorzien van het kenteken [kenteken 2] betrof, welke aan de linkerzijde, zijnde de bestuurderszijde, beschadigd was door middel van de brand. Wij zagen dat naast het betreffende voertuig op ongeveer een (1) meter een ander voertuig geparkeerd stond. Wij hebben ter plaatse met de bevelvoerder van de aanwezige brandweer gesproken. Wij kregen van de betreffende bevelvoerder te horen dat er op de linker achterband resten van een aanmaakblokje aangetroffen waren. Wij hoorden van de bevelvoerder dat hier niet meer veel van over was, maar dat dit wel de oorzaak van de brandstichting betrof.
Wij zagen dat de woning van de hier beneden genoemde verdachte precies tussen de twee plaatsen delict in lag. Wij, verbalisanten, zagen dat er vanaf de woning van de hier beneden genoemde verdachte de eerste plaats delict op ongeveer 15 meter naar rechts lag. Wij zagen dat de tweede plaats delict op ongeveer 10 meter naar links
van de woning van de hier beneden genoemde verdachte lag.
Aangever [slachtoffer 2] deelde mij, verbalisant [verbalisant 5] , mede dat hij van de eigenaar,
genaamd: “ [getuige 4] ” van catering en partycentrum “ [bedrijf 2] ” te horen had gekregen dat er camerabeelden waren. Omstreeks 04.05 uur, waren wij ter plaatse bij het genoemde catering en partycentrum. Wij hebben aldaar met aangever [slachtoffer 2] en getuige [getuige 4] de camerabeelden bekeken. Wij kunnen de manspersoon op de beelden als volgt omschrijven:
- manspersoon;
- normaal postuur;
- lang van postuur.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1963 te [geboorteplaats 1] .
10. Het proces-verbaal uitkijken camerabeelden d.d. 14 april 2019 (LB1R019059-3), p. 107-119, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
Op 14 april 2019 was ik belast met het uitkijken van de beschikbare beelden in dit onderzoek. Er dient rekening gehouden te worden met een tijdsverschil van ruim 7 minuten met de daadwerkelijke tijd. Ik zag namelijk dat de systeemtijd van het camerasysteem afweek van de daadwerkelijke tijd. Ik zag dat het systeem aangaf: 13-04-2019 te 12.13.49 uur terwijl de daadwerkelijke datum en tijd 13-04-2019 te 12:06:34 betrof. In de foto’s in de fotobijlage wordt steeds (in de foto) de systeemtijd weergegeven. Daadwerkelijk is het dan dus 7 minuten en 15 seconden vroeger. Verder dient opgemerkt te worden dat telkens gebruik gemaakt is van zogenaamde printscreens om de foto’s te maken van de bewegende beelden. De woning van de verdachte [verdachte] is gelegen aan [adres 1] en zal verder in dit proces-verbaal ‘de woning’ genoemd worden.
- 00.17.03 – 00.17.17: een persoon op een fiets verschijnt rechts in beeld en fietst de oprit van de woning in;
- 00.17.27: er gaat een lamp aan in de oprit van de woning. De lamp gaat om 00.19.46 weer uit;
- 00.20.00 – 00.20.16: de lamp gaat weer aan. Kort hierna komt er een persoon uit de oprit van de woning gelopen. Deze persoon draagt lichte bovenkleding en loopt in de richting van de eerste plaats delict (BMW);
- 00.21.47 – 00.22.11: de lamp gaat uit. Kort hierna komt er uit de richting van de eerste plaats delict (BMW) een persoon aanlopen welke vervolgens de oprit van de woning inloopt. De lamp gaat weer aan;
- 00.22.56: vanuit rechts in beeld komt een auto aanrijden, welke links onder in beeld wordt geparkeerd, naast de auto welke later de tweede plaats delict blijkt te zijn;
- 00.23.38: vanuit de oprit van de woning loopt een persoon in de richting van de
eerste plaats delict;
- 00.24.53: uit de richting van de eerste plaats delict (BMW) komt een persoon aanlopen met lichte bovenkleding. De persoon loopt de oprit van de woning in;
- 00.28.41: Vlak daarna loopt een persoon met een hond de [locatie] in in de richting van de eerste plaats delict (BMW)
- 00.26.39 – 00.28.41: de lamp gaat weer uit. Vlak daarna loopt een persoon (
het hof begrijpt: getuige [getuige 2]) met een hond de [locatie] in, in de richting van de eerste plaats delict (BMW);
- 00.29.44: links onder in beeld verschijnen drie personen. Eén persoon op een fiets en twee personen te voet. Eén persoon loopt de [locatie] en vervolgens de oprit van de woning in;
- 00.50.37 – 00.52.40: brandweer arriveert en kort daarna ook de politie;
- 00.54.52 – 00.55.29: om 00.54.52 uur gaat de lamp in de oprit van de woning aan. Vanuit de woning lopen vlak achter elkaar twee personen in de richting van de eerste plaats delict (BMW);
- 00.56.16: brandweer verlaat de plaats delict;
- 00.56.32: twee personen komen te voet uit de richting van de eerste plaats delict (BMW) en lopen de oprit van de woning in;
- 00.58.19: de lamp in de oprit van de woning gaat uit;
- 01:20:11: de lamp in de oprit van de woning gaat aan;
- 01.21.57 – 01.22.15: om 01.21.57 uur gaat de lamp in de oprit van de woning uit. Vervolgens is er reflectie van verlichting te zien. Onmiddellijk hierna komt vanuit de oprit van de woning een persoon de straat inlopen;
- 01.22.42: deze persoon loopt naar de linker achterzijde van de bestelauto die daar ter plaatse geparkeerd staat. Er is hier verder enkel beweging te zien. De bestelauto betreft de auto van aangever [slachtoffer 2] ;
- 01.23.21: de persoon loopt weer de oprit van de woning in;
- 01.23.26: de lamp in de oprit gaat weer aan;
- 01.25.05: de lamp in de oprit van de woning gaat uit;
- tussen 01.25.22 uur en 01.41.06 uur is een wakkerende verlichting zichtbaar onder of tussen de twee aldaar geparkeerde voertuigen. Ook is in het lichtschijnsel van de straatlantaarn rookontwikkeling te zien;
- 01.41.06 – 01.44.30: duidelijk zichtbaar is dat er zich een brand aan het ontwikkelen is.
11. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2019, p. 120-127, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
Dit proces-verbaal van bevindingen betreft een aanvulling op het proces-verbaal van bevindingen onder nummer LB1R019059-3.
- 01.45 – 01.51.48: vanaf ongeveer 01.45 uur is er een duidelijke brandontwikkeling zichtbaar. Op de bewegende beelden is zichtbaar dat de brand zich links achter bij het voertuig ontwikkelt;
- 01.59.49: het voertuig staat nagenoeg volledig in brand;
- 02.01.15: de brand ontwikkelt zich verder en belemmert het zicht op de woning/oprit gelegen aan [straatnaam] en het verdere zicht in deze straat;
- 02.08.57: de brandweer arriveert.
12. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 april 2019, p. 103-104, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 8] :
Op 13 april 2019 was ik belast met een onderzoek inzake meerdere brandstichtingen in [plaats] , gemeente Venray. Uit feiten en omstandigheden werd als verdachte aangemerkt de verdachte genaamd: [verdachte] , geboren [geboortedag 1] 1963 te [geboorteplaats 1] , wonende adres [adres 1] , gemeente Venray.
Ik was samen met collega’s [naam] en [naam] op genoemde dag, omstreeks 13.00 uur, doende met een onderzoek in de woning, gelegen aan [adres 1] . In de woning waren op dat moment aanwezig de partner en kinderen van de verdachte, zijnde:
- [betrokkene 1] , geboren [geboortedag 2] 1965 te [geboorteplaats 2]
- [betrokkene 2] , geboren [geboortedag 3] 1996 te [geboorteplaats 3]
- [getuige 1] , geboren [geboortedag 4] 1997 te [geboorteplaats 4]
- [betrokkene 3] , geboren [geboortedag 5] 2004 te [geboorteplaats 5]
Tijdens de doorzoeking hoorde ik dat de dochter [betrokkene 3] , verklaarde: “Mijn vader kwam omstreeks 00.00 uur thuis. We hebben een deurbel die registreert de
bewegingen op de oprit. Dit kan ik dan aflezen op mijn telefoon en wordt opgeslagen. Je ziet dan alleen de tijdstippen dat er beweging is op de oprit dus ook als je naar buiten gaat vanuit onze woning”. De sensor in de deurbel zou nauwkeurig registreren wanneer iemand over de oprit loopt en
als iemand via de voordeur de woning betreed of de woning verlaat. Dit wordt dan
vervolgens via een app weergegeven op de telefoon. Ik zag vervolgens dat dochter [getuige 1] een telefoon pakte. Ik zag en hoorde dat [getuige 1] vervolgens de telefoon liet zien en verklaarde: “Kijk, hier zie je de tijdstippen wanneer er beweging geweest is. Het lijkt erop dat iemand om 01.17 uur naar buiten is gegaan vanaf de voordeur”.
13. De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 14 april 2023, voor zover inhoudende:
U, voorzitter, houdt mij voor dat ik bij de politie heb verklaard dat ik mijzelf op een aantal camerabeelden heb herkend. Ik herken mezelf op de beelden als zijnde de persoon die op de fiets in beeld verschijnt en de oprit van de woning aan [adres 1] op fietst. Ook ben ik de persoon op de camerabeelden die om 00.20 uur vanaf de oprit van mijn woning komt gelopen en vervolgens weer op de oprit van de woning inloopt enkele minuten later. Ook herken ik mijzelf op de camerabeelden als degene die met mijn dochter vanuit de woning komt gelopen (
het hof: tussen 00.54.52 en 00.55.29 uur).
14. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 14 april 2019, p. 218, voor zover inhoudende:
Als iemand mijn oprit oploopt dan kun je nergens naartoe, of je moet het dak op van de carport.