Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder van de minderjarige [minderjarige 1], die sinds zijn geboorte onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling (GI) en in een pleeggezin verblijft. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 3 januari 2023 te vernietigen, waarin was bepaald dat het perspectief van [minderjarige 1] niet meer bij haar ligt en de machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd. De moeder stelt dat zij in staat is om voor [minderjarige 1] te zorgen en dat de acute onveiligheid die destijds leidde tot de uithuisplaatsing niet meer aanwezig is. De GI daarentegen betoogt dat de moeder onvoldoende in staat is om in te spelen op de behoeften van [minderjarige 1] en dat de uithuisplaatsing noodzakelijk blijft voor zijn ontwikkeling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 mei 2023 zijn zowel de moeder als de GI gehoord. De moeder heeft haar verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling ingetrokken, maar blijft bij haar standpunt dat het perspectief van [minderjarige 1] bij haar moet liggen. De GI heeft echter aangegeven dat de moeder niet de benodigde opvoedvaardigheden heeft en dat de ontwikkeling van [minderjarige 1] in gevaar zou komen bij een terugplaatsing. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarbij het belang van [minderjarige 1] voorop staat.
Het hof heeft geoordeeld dat de grieven van de moeder niet slagen en dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] noodzakelijk blijft. De moeder is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling, en de beschikking van de rechtbank is bekrachtigd. Het hof benadrukt dat het hechtingsproces tussen [minderjarige 1] en de pleegouders niet verstoord mag worden en dat de zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder nog steeds aanwezig zijn.