GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 21/01336 tot en met 21/01338
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 24 september 2021, in het met de nummers BRE 20/7793 tot en met BRE 20/7795 geregistreerde geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft over de jaren 2014 tot en met 2016 op verzoek aan belanghebbende verminderingsbeschikkingen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna IB/PVV) als bedoeld in artikel 9.6 Wet inkomstenbelasting 2001 afgegeven.
1.2. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze verminderingsbeschikkingen. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
1.6. De zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Op deze zitting zijn de onderhavige zaken gelijktijdig behandeld met de zaken met nummers 21/01339 tot en met 21/01341 betreffende de echtgenoot van belanghebbende.
1.7. Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
1.8. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2.1. Belanghebbende is in gemeenschap van goederen gehuwd met [gemachtigde] (hierna de echtgenoot).
2.2. De belanghebbende is in 2009 een eenmanszaak gestart. Vanaf 2013 is de echtgenoot toegetreden tot de onderneming. Vanaf dat moment drijven belanghebbende en haar echtgenoot gezamenlijk een onderneming in firmaverband onder de naam “ [VOF] ” (hierna: de VOF). De VOF exploiteert een congrescentrum. Tot en met 2013 was de echtgenoot daarnaast in dienst bij [Hogeschool] . Deze dienstbetrekking is beëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst.
2.3. De afspraken met betrekking tot de VOF zijn met ingang van 1 januari 2013 opgenomen in een firmacontract. In dit contract is, onder meer, het volgende vermeld:
“ARTIKEL 8
1. Ten laste van het in het desbetreffende boekjaar behaalde resultaat wordt allereerst aan ieder van de vennoten uitgekeerd de rentevergoeding over zijn kapitaal, conform het bepaalde in artikel 4 lid 4. Is een vennoot aan de vennootschap een rentevergoeding verschuldigd, dan wordt deze ten laste van het winstdeel van de vennoot gebracht, danwel aan zijn aandeel in het verlies toegevoegd.
Daarna wordt ten laste van de winst aan de vennoten uitgekeerd een vergoeding voor de door hen voor de vennootschap verrichtte arbeid.
2. De winst, die na toepassing van het in lid 1 bepaalde resteert, wordt door de vennoten in onderling overleg vastgesteld. Indien de vennoten hieromtrent geen overeenstemming kunnen bereiken wordt de winst verdeeld conform het voorafgaande kalenderjaar.
Een eventueel geleden verlies zal door de vennoten overeenkomstig ieders aandeel in de winst worden gedragen.”
2.4. De vennoten hebben de werkzaamheden voor de VOF als volgt verdeeld: de echtgenoot ondersteunt de bedrijfsvoering met verbouwen, opruimen, netwerken, inrichten van zalen, dekken en afruimen van tafels, afwassen, poetsen en onderhoud. Tevens verzorgt de echtgenoot de administratie, facturatie, boekhouding en aangiften. Belanghebbende houdt zich bezig met verdere conceptontwikkeling, website en marketing, klantcontacten, offertes, dagplanning, inkoop en catering.
2.5. Belanghebbende is verder samen met haar echtgenoot eigenaar van het (voormalig studenten-)pand [adres] in [plaats] (hierna het pand). In de periode 2014 tot en met 2017 was [betrokkene] bewoner en huurder van het pand. Hij is als minderjarige alleenstaande asielzoeker naar Nederland gekomen en was in de betreffende jaren illegaal in Nederland. Belanghebbende en haar echtgenoot ondersteunden [betrokkene] onder andere door hem van leefgeld te voorzien, omdat [betrokkene] op geen enkele andere wijze hulp kon krijgen en ook niet mocht werken gezien zijn verblijfsstatus. Dit betreft een betaling van € 50 per week die [betrokkene] sinds februari 2008 ontving. Daarnaast hebben belanghebbende en zijn echtgenote de huurpenningen die [betrokkene] voor de bewoning van het pand aan hen was verschuldigd, kwijtgescholden.
2.6. [betrokkene] is in 1984 geboren in [betrokkene] en sinds 2001 in Nederland. [betrokkene] verrichtte schoonmaakwerkzaamheden in het congrescentrum dat wordt geëxploiteerd door de VOF.
2.7. In 2013 is een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de voor de jaren 2009 tot en met 2011 ingediende aangiften IB/PVV van belanghebbende en de aangiften omzetbelasting van de onderneming, destijds gedreven als eenmanszaak. Het aan de hand van het boekenonderzoek opgestelde rapport van 5 november 2013 is aan belanghebbende in afschrift verstrekt. In dit rapport is onder meer het volgende vermeld:
De bedrijfskosten werden met de facturen afgestemd. Daarbij zijn géén bijzonderheden aangetroffen.”
2.8. Belanghebbende en haar echtgenoot hebben in de jaren 2014 tot en met 2016 gezamenlijk aangiften IB/PVV gedaan. Onder meer is in de aangiften voor de jaren 2015 en 2016 € 82 per jaar voor lidmaatschap van de " [de vakbond] " (hierna: de vakbond) als kosten van de VOF in aanmerking genomen. Tevens is voor het jaar 2014 € 1.250, voor het jaar 2015 € 2.300 en voor het jaar 2016 € 2.400 als kosten voor schoonmaak van de VOF in aanmerking genomen. Dit betreft de betaling van € 50 per week aan [betrokkene] voor leefgeld (zie 2.5). Verder hebben belanghebbende en haar echtgenoot het in de aangiften aangegeven negatieve resultaat van de VOF als volgt verdeeld:
Jaar
Aangegeven VOF resultaat
Aandeel belanghebbende
Aandeel echtgenote
2014
- € 57.960
- € 77.960
€ 20.000
2015
- € 30.887
- € 50.887
€ 20.000
2016
- € 14.632
- € 14.632
€ 0
2.9. De inspecteur heeft de aanslagen IB/PVV 2014 en 2015 opgelegd in overeenstemming met de ingediende aangiften.
2.10. Vervolgens heeft bij belanghebbende, de echtgenoot en de VOF in 2019 een boekenonderzoek plaatsgevonden naar, onder meer, de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV van belanghebbende voor de jaren 2013 tot en met 2016. Het aan de hand van het boekenonderzoek opgestelde rapport van 9 december 2019 is aan belanghebbende in afschrift verstrekt.
2.11. In het rapport is niet alleen het resultaat van de VOF gecorrigeerd, maar ook de resultaatverdeling. Dit leidde ertoe dat bij belanghebbende niet langer sprake was van een belastbare winst – zoals in de aanslagen in aanmerking was genomen – maar van een behaald ondernemingsverlies. In verband hiermee zijn aan belanghebbende conform de resultaten van het boekenonderzoek de verminderingsbeschikkingen afgegeven. Daarbij is het in het betreffende jaar geleden ondernemingsverlies als volgt vastgesteld:
Aanslagnummer eindigend op
Jaar
Ondernemingsverlies
geleden in dit jaar
[aanslagnummer 1]
2014
€ 5.809
[aanslagnummer 2]
2015
€ 1.795
[aanslagnummer 3]
2016
€ 2.461
Bij vaststelling van deze verminderingsbeschikkingen heeft de inspecteur onder meer, het resultaat van voor de jaren 2014 tot en met 2016 van de VOF fiscaal gecorrigeerd. Tijdens het boekenonderzoek is geconcludeerd dat de kosten zoals bedoeld in 2.8 voor de schoonmaak en vakbondscontributie ten onrechte in aftrek zijn gebracht en dat de resultaatverdeling zoals in de aangiften 2014, 2015 en 2016 is toegepast, niet zakelijk is.
3 Geschil en conclusies van partijen
3.1.Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Heeft de inspecteur door middel van de verminderingsbeschikkingen terecht het resultaat van de VOF gecorrigeerd voor de
kosten van het lidmaatschap van de vakbond en
kosten voor schoonmaak
en terecht de resultaatverdeling tussen de vennoten gecorrigeerd?
2. Heeft de inspecteur het vertrouwensbeginsel geschonden bij de correcties die betrekking hebben op de kosten voor schoonmaak?
3.2.Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de verminderingsbeschikkingen 2014 tot en met 2016. De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, maar uitsluitend voor wat betreft de kosten van schoonmaak.