In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een Duits beleggingsfonds, hierna te noemen belanghebbende, tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 januari 2022. Belanghebbende had voor de boekjaren 2012 tot en met 2014 verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting ingediend, welke door de inspecteur van de Belastingdienst waren afgewezen. Na het indienen van bezwaar en beroep bij de rechtbank, waar de beroepen ongegrond werden verklaard, heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het hof. Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven, omdat geen van de partijen gebruik heeft gemaakt van het recht om te worden gehoord.
In het geschil staat centraal of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting. Belanghebbende stelt dat zij vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling en daarom recht heeft op teruggaaf. De inspecteur betwist dit en stelt dat belanghebbende geen dividendnota's heeft overgelegd, waardoor het recht op teruggaaf niet aannemelijk is gemaakt. Het hof overweegt dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de dividendbelasting daadwerkelijk is ingehouden en dat het verzoek om teruggaaf terecht is afgewezen. Het hof komt tot de conclusie dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak.