[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
wonende te [adres 1] .
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van de onder feit 3 tenlastegelegde vernieling. De politierechter heeft het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen’ (feit 1) en ‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming’ (feit 2), de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Daarnaast heeft de politierechter de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen tot schadevergoeding.
Ten slotte heeft de politierechter de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelast van de in de zaak met parketnummer 20-000615-18 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten voor de duur van 2 maanden.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis onbeperkt hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] ( [benadeelde 7] ) , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] (onder meer h.o.d.n. [benadeelde 9] ) , [benadeelde 10] ( [benadeelde 10] ) , [benadeelde 11] / [benadeelde 11] , [benadeelde 12] (onder meer h.o.d.n. [benadeelde 12] ) , [benadeelde 13] [adressen] ( [benadeelde 13] ) , [benadeelde 14] , [benadeelde 15] en [benadeelde 16] zijn door de politierechter niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen tot schadevergoeding. Deze benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Derhalve zijn deze vorderingen in hoger beroep niet aan de orde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde onder feit 1 – behalve voor wat betreft de openlijke geweldpleging tegen de (winkel)inventaris en een of meerdere fietsen – alsmede het onder feit 2 tenlastegelegde zal bewezen verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Met betrekking tot de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde 17] en [benadeelde 18] heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vorderingen (te weten tot de respectievelijke bedragen van € 2.211,91 en € 3.614,36).
Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 19] heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Met betrekking tot de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 20] heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 238,87, afwijzing voor het bedrag van € 327,92 en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het overige deel van de vordering.
Met betrekking tot de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde 21] ( [benadeelde 21] ) en [benadeelde 22] is geconcludeerd tot toewijzing tot de respectievelijke bedragen van € 2.412,54 en € 2.071,26, met afwijzing van het overige gevorderde.
Met betrekking tot de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde 23] (onder meer h.o.d.n. [benadeelde 23] ) en [benadeelde 24] ( [benadeelde 24] ) B.V. (onder meer h.o.d.n. [benadeelde 24] ) heeft de advocaat-generaal zich gerefereerd aan hetgeen reeds door de politierechter is beslist.
Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden onder parketnummer 20-000615-18 geheel zal toewijzen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat het vonnis van de politierechter wordt bevestigd. Met betrekking tot de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen is subsidiair bepleit dat de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard omdat behandeling van die vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Meer subsidiair bepleit de raadsvrouw dat de vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden gematigd. Uiterst subsidiair heeft de raadsvrouw enkele algemene en specifieke verweren gevoerd ten aanzien van de vorderingen tot schadevergoeding.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Namens de verdachte is tegen het vonnis van de politierechter onbeperkt hoger beroep ingesteld op 11 oktober 2021.
Verzoek tot niet-ontvankelijkverklaring
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft een aanvang genomen door het uitroepen van de zaak op de terechtzitting van 19 april 2022. Op die terechtzitting is het onderzoek ter terechtzitting vervolgens op verzoek van de verdediging voor onbepaalde tijd geschorst, waarna de zaak is aangebracht ter terechtzitting van 9 januari 2023.
Op 20 december 2022 kwam ter griffie van het gerechtshof een e-mailbericht binnen van de (voormalig) raadsman van de verdachte, inhoudende dat de verdachte zijn hoger beroep wenste in te trekken. Gelet op het feit dat dit niet meer mogelijk was nu de zaak reeds was aangevangen, heeft de (voormalig) raadsman het hof verzocht de verdachte ingevolge artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep bij gebrek aan grieven.
Het Openbaar Ministerie heeft als standpunt daarop kenbaar gemaakt dat de strafvorderlijke belangen zich verzetten tegen niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep. Die belangen zijn gelegen in de grotendeels niet-ontvankelijk verklaarde vorderingen van de benadeelde partijen. Voorts doet de straf volgens het Openbaar Ministerie onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.
Op de terechtzitting op 9 januari 2023 heeft de raadsvrouw een preliminair verweer gevoerd, inhoudende dat de verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het namens hem ingestelde hoger beroep. Als reden daartoe is aangevoerd dat de grieven van de verdachte niet langer bestaan, er geen hoger beroep is ingesteld door het Openbaar Ministerie en er geen rechtens de respecteren belang noch enig strafvorderlijk belang bestaat dat noopt tot voortzetting van de behandeling in hoger beroep.
De advocaat-generaal heeft zich op die terechtzitting nogmaals op het standpunt gesteld dat strafvorderlijke belangen zich verzetten tegen niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.
Het hof overweegt – onder verwijzing naar zijn reeds ter terechtzitting van 9 januari 2023 gegeven beslissing – dat de bevoegdheid om de verdachte ingevolge artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep een discretionaire bevoegdheid betreft van de appelrechter. Het hof is van oordeel dat in deze zaak opnieuw recht dient te worden gedaan en dat er voldoende rechtens te respecteren belangen aanwezig zijn om het hoger beroep inhoudelijk te behandelen. Het preliminaire verweer van de raadsvrouw wordt derhalve verworpen.
Beschermde vrijspraak feit 3
De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van de onder feit 3 tenlastegelegde vernieling. Nu namens de verdachte onbeperkt hoger beroep is ingesteld, richt het hoger beroep zich mede tegen deze vrijspraak.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte geen hoger beroep open tegen het vonnis voor zover hij van het tenlastegelegde is vrijgesproken. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat tegen de vrijspraak van het onder feit 3 tenlastegelegde is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 25 januari 2021 te ’s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg(en), te weten de straten:
- de Van Grobbendoncklaan en/of
- het Hinthamereinde en/of
- de Hinthamerstraat en/of
- de Hooge Steenweg en/of
in elk geval een of meerdere stra(a)t(en) in (het centrum van) ’s-Hertogenbosch, in elk geval op of aan (een) openbare weg(en) en/of op (een) voor het publiek toegankelijke plaats(en), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere goed(eren), te weten:
- een of meerdere (winkel)ruit(en) en/of
- een of meerdere (winkel)pand(en) en/of
- ( winkel)inventaris en/of
- een of meerdere voertuig(en) en/of
- een of meerdere fiets(en) en/of
- een of meerdere verkeersbord(en) en/of
- openbare werken, prullenbakken en/of straatlantaarns en/of straatwerken,
in elk geval enig(e) goed(eren), door:
- stenen en/of voorwerpen tegen een of meerdere (winkel)ruit(en) en/of (winkel)pand(en) te gooien en/of te slaan en/of
- tegen een of meerdere (winkel)ruit(en) en/of (winkel)pand(en) te trappen en/of te schoppen en/of te slaan en/of
- winkelinventaris te vernielen en/of te beschadigen en/of
- een of meerdere voertuig(en) omver te duwen en/of omver te gooien en/of te vernielen en/of te beschadigen en/of
- een of meerdere fiets(en) te vernielen en/of te beschadigen en/of
- ( zwaar) vuurwerk af te steken en/of
- een of meerdere goed(eren) in brand te steken en/of
- een of meerdere verkeersbord(en) uit de grond te trekken en/of te verplaatsen;
2.
hij op of omstreeks 25 januari 2021 te ’s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (grote) hoeveelheid blikjes drinken (Red Bull), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde 10] , heeft weggenomen in/uit [benadeelde 10] , gelegen aan [adres 2] , met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op tijdstippen op 25 januari 2021 te ’s-Hertogenbosch openlijk, te weten op of aan de openbare weg, te weten de Van Grobbendocklaan en de Graafseweg en het Hinthamereinde en de Hinthamerstraat en de Markt en de Pensmarkt en de Hooge Steenweg en de Visstraat, in (het centrum van) ’s-Hertogenbosch, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten:
in elk geval enig(e) goed(eren), door:
- stenen en/of voorwerpen tegen (winkel)ruiten en (winkel)panden te gooien en
- tegen (winkel)ruiten en/of (winkel)panden te trappen en/of te schoppen en
- een voertuig omver te duwen en te vernielen
- ( zwaar) vuurwerk af te steken en
- een goed in brand te steken;
2.
hij op 25 januari 2021 te ’s-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met anderen een grote hoeveelheid blikjes drinken (Red Bull) die toebehoorden aan [benadeelde 10] heeft weggenomen in/uit [benadeelde 10] , gelegen aan [adres 2] , met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie, districtsrecherche ’s-Hertogenbosch, zaakregistratienummer 2021018955.BBN05333.44 OB1R021015, COAL, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1] , brigadier van politie, gesloten d.d. 17 mei 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, doorgenummerde pagina’s 1-289.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen aanloop naar de ‘avondklokrellen Den Bosch’, dossierpagina’s 38-40, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
In dit proces-verbaal worden de ongeregeldheden die plaatsvonden op 25 januari 2021 in de binnenstad van de gemeente ’s-Hertogenbosch beschreven. Als leidraad werd hierbij gebruikt de meldingen die vastgelegd werden door de Gemeenschappelijke Meldkamer van de politie-eenheid Oost-Brabant. Alle in dit proces-verbaal genoemde wegen zijn gelegen in de gemeente ’s-Hertogenbosch .
Eerste meldingen berichten 12:13 uur
Op 25 januari 2021 vanaf 12:13 uur kwamen bij de meldkamer van de politie-eenheid Oost-Brabant meerdere telefonische meldingen binnen dat er opgeroepen werd om die avond te gaan rellen. De tekst van één zo'n bericht werd doorgestuurd naar de meldkamer:
‘20:00 uur [locatie] parkeerplaats IJzere Vrouw denbosch
DEMONSTRATIE AVONDKLOK!!! Geen praatjes meer.
Gewoon komen!!!!! OUD EN NIEUW HERBELEVEN
WEES ERBIJ”
Opgemerkt wordt er in de nacht van oud op nieuw, 2020/2021, reeds rellen plaatsvonden in de Graafsewijk in 's-Hertogenbosch.
Gedurende de middag werden meerdere soortgelijke meldingen door de meldkamer ontvangen. Deze berichten die opriepen om te verzamelen zouden via sociale media verspreid worden. Er werd daarbij verzocht om wapens en zwaar vuurwerk mee te nemen. De [locatie] gelegen aan de Van Grobbendoncklaan werd als verzamelplek genoemd.
19:29 uur
Een van de melders bij de meldkamer gaf omstreeks 19:29 uur aan dat zij een bericht had ontvangen met de strekking van de navolgende tekst:
‘De afspraak was om te wachten op 1000 personen. Het moet in één keer goed gaan en niet met een paar (100 of 200) man richting de politie lopen die al met 500 man staan te wachten. Eigen gemaakte wapen meenemen.’
Vanaf hier worden de bij de meldkamer binnengekomen telefonische meldingen en de meldingen gedaan door op straat aanwezige politie-eenheden beschreven. Omdat de sfeer steeds grimmiger werd, werden eenheden van de Mobiele Eenheid van politie en marechaussee naar de gemeente 's-Hertogenbosch geroepen.
19:42 uur
Van buurtbewoners komen bij de meldkamer de eerste meldingen binnen van het afsteken van vuurwerk en samenscholing op de Graafseweg. Bij het [locatie] -tankstation aan de Van Grobbendoncklaan zou reeds een grote groep personen verzameld zijn.
19:49 uur
Op dit tijdstip werd de meldkamer de melding uitgedaan dat een gebied van de gemeente ’s-Hertogenbosch werd aangewezen als veiligheidsrisicogebied.
19:57 uur
Door politie-eenheden werd gemeld dat er nabij de [locatie] aan de Van Grobbendoncklaan een groep van ongeveer 70 personen zich verzameld had en dat er nog groepjes in de wijk rond liepen.
20:31 uur
Door politie-eenheden en buurtbewoners werden meldingen gemaakt aangaande het afsteken van (zwaar) vuurwerk in de Graafsewijk.
20:48 uur
Door een melder werd bericht gegeven dat een groepje relschoppers de stoeptegels uit de grond heeft gehaald bij de tandartspraktijk (aan [adres 3] ) en dat daarmee tegen de ramen werd gegooid. Ook werd er (zwaar) vuurwerk naar politie-eenheden gegooid.
21:08 uur
Er werd de melding gemaakt dat de ruiten van perceel [adres 4] werden ingegooid. De groep relschoppers zouden van alles slopen. Diverse ruiten zouden gesneuveld zijn. De groep trekt richting het centrum, richting de Markt.
21:18 uur
Door een politie-eenheid werd aangegeven dat er een groep van zo’n 200 tot 250 personen in het centrum van Den Bosch aanwezig was. De melding werd gemaakt dat er in de Hinthamerstraat een auto op zijn zijkant zou liggen en dat geprobeerd werd om die in de brand te steken. Er staan meerdere kleine dingen daar in brand.
21:30 uur
Komen bij de meldkamer de meldingen binnen dat er een winkel op de Visstraat is open gebroken en dat de [winkel] en de [benadeelde 10] op dat moment geplunderd werden. Het filiaal van de [winkel] is gevestigd in [adres 5] en het filiaal van de [benadeelde 10] in [adres 2] .
2.
Het proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagen d.d. 26 januari 2021, dossierpagina’s 41-117, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op 26 januari 2021 zijn wij de binnenstad van ’s-Hertogenbosch in gegaan om een inventarisatie te maken van de schade die veroorzaakt was in de avond/nacht van 25 januari op 26 januari 2021. Wij zijn begonnen bij de vermoedelijke verzamelplek van de relschoppers en zijn geëindigd bij het vermoedelijke eindpunt. Van de schade werden door ons foto’s gemaakt en zijn achter dit proces-verbaal gevoegd.
Enkele ruiten waren inmiddels ook al geplakt dan wel hersteld.
Hierbij hebben wij de route gevolgd die de verdachten zouden hebben gevolgd, namelijk [de Van] Grobbendoncklaan, Graafseweg, Hinthamereinde, Hinthamerstraat, Markt, Hooge Steenweg en Visstraat.
Hieronder de benadeelden en bijzonderheden aangegeven vanaf het vermoedelijke startpunt.
[benadeelde 25] , [adres 3]
Diverse ruiten vernield.
[benadeelde 26] , [adres 6]
Diverse ruiten vernield.
Woning, [adres 7]
Ruiten vernield.
[benadeelde 27] , [adres 8]
Ruiten vernield.
[benadeelde 12] , [adres 9]
Ruiten vernield.
[benadeelde 28] , [adres 10]
Ruiten vernield.
[benadeelde 29] , [adres 11]
Ruiten vernield.
[benadeelde 30] , [adres 12] ,
Ruiten vernield.
[benadeelde 31] , [adres 13]
Ruiten vernield.
Woning, [adres 14]
Ruit vernield.
[benadeelde 6] , [adres 15]
(het hof begrijpt: te ’s-Hertogenbosch)
Ruiten vernield.
[benadeelde 32] , [adres 16]
Ruiten vernield.
[benadeelde 33] , [adres 17]
Ruiten vernield.
[benadeelde 34] , [adres 18]
Ruit vernield.
[benadeelde 8] , [adres 19]
Ruit vernield.
[benadeelde 36] , [adres 20]
Ruit vernield.
[benadeelde 37] , [adres 21]
Ruit vernield.
[benadeelde 18] , [adres 22]
Ruiten vernield.
[benadeelde 39] , [adres 23]
Ruiten vernield.
[benadeelde 40] , [adres 24]
Ruit vernield.
[benadeelde 13] , [adres 25]
Ruit vernield.
[benadeelde 41] , [adres 26]
Ruiten vernield.
[benadeelde 42] , [adres 27]
Ruiten vernield.
[benadeelde 43] , [adres 28]
Ruiten vernield.
[benadeelde 44] , [adres 29]
Ruiten vernield.
[benadeelde 45] , [adres 30]
Ruiten vernield.
[benadeelde 46] , [adres 31]
Ruiten vernield. Benadeelde gesproken, hij heeft camerabeelden. Op het filmpje hoorden wij relschoppers die bezig waren met het ingooien van ruiten.
[benadeelde 17] , [adres 32]
Ruit vernield.
[benadeelde 24] , [adres 33]
Ruit vernield.
[benadeelde 47] , [adres 34]
(het hof begrijpt: te ’s-Hertogenbosch)
Ruit vernield.
[benadeelde 48] , [adres 35]
Ruit vernield.
[benadeelde 11] Stadsslijterij, [adres 36]
Ruit vernield.
[benadeelde 49] , [adres 37]
Ruit vernield.
[benadeelde 23] ,
(het hof begrijpt aan [adres 38]
Ruit vernield.
[benadeelde 50] , [adres 39]
Ruit vernield.
[benadeelde 21] , [adres 40]
Ruit vernield.
[benadeelde 51] , [adres 41]
Ruit vernield.
[winkel] Den Bosch, [adres 5]
(het hof begrijpt: te ’s-Hertogenbosch)
Diverse ruiten vernield.
[benadeelde 10] , [adres 42]
Ruit vernield. Benadeelde gesproken en relschoppers waren binnen geweest en hadden goederen weggenomen.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage d.d. 5 februari 2021, dossierpagina’s 182-271, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 25 januari 2021 hebben er rellen plaatsvonden in ’s-Hertogenbosch. Tijdens deze rellen is de [benadeelde 10] , gelegen aan [adres 2] , vernield en geplunderd door meerdere personen. Naar aanleiding van deze plunderingen zijn er camerabeelden van de beveiligingscamera’s van de [benadeelde 10] ter beschikking gesteld aan het onderzoeksteam.
Op de beelden is te zien dat de glazen deur van de [benadeelde 10] te 21:37:17 uur werd ingetrapt en vervolgens door 36 verdachten wordt betreden en wordt geplunderd.
Op de beelden is op enig moment blauw licht te zien vanuit buiten de [benadeelde 10] . Dit betreft de eerste politie-eenheid die ter plaatse komt. Op beeld is te zien dat dit ervoor zorgt dat alle personen die zich nog in de [benadeelde 10] bevinden de winkel uitvluchten. Hierbij wordt te 21:38:15 uur de winkel door de laatste verdachte verlaten.
Ik zag op meerdere cameraposities dat de [benadeelde 10] was voorzien van een glazen toegangsdeur. Ik zag te 21:37:17 uur dat een persoon, verder genoemd [benadeelde 10] .01, voor de deur stond en een trap tegen de deur gaf. Ik zag dat hierbij het glas bewoog door de impact van de trap. Ik zag vervolgens dat [benadeelde 10] .01 een stap achteruit deed en een voorwaartse duw trap gaf tegen de glazen deur. Ik zag dat, als gevolg van deze trap, het glas brak en in zijn geheel de [benadeelde 10] in viel.
Ik zag dat alle andere verdachten achter [benadeelde 10] .01 de winkel in rende en in verschillende richtingen zich in de supermarkt verspreidden om hier diefstallen te plegen en verdere vernielingen aan te richten.
Ik zag dat [benadeelde 10] .31 naar het frisdrankenpad rende. Ik zag dat hij met beide armen een grote hoeveelheid, minimaal 26 blikken, Red Bull uit het schap haalde en hiermee naar de uitgang rende. Ik zag aan de blauwe zwaailichten dat net voor [benadeelde 10] .31 bij de uitgang was, de politie arriveerde. Ik zag dat alle verdachten die zich nog in de winkel bevonden, waaronder [benadeelde 10] .31, hierop naar buiten vluchtten. Ik zag dat [benadeelde 10] .31 hierdoor voordat hij de winkel verliet, hij alle blikken liet vallen.
4.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 7 mei 2021, dossierpagina’s 19-37, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
V: Wat heb je 25 januari 2021 gedaan?
A: Ik zag dat er via social media rondging dat mensen zouden demonstreren. Ik wilde kijken hoe dat zou gaan. Ik rij daar langs (…) en parkeerde mijn auto. (…) Na 21:00 uur liep het uit de hand.
V: Weet je nog van wie je die oproep hebt gekregen?
A: Het waren er meerdere via Snapchat. Het ging echt heel veel rond.
V: Ik vroeg je eerder waar je was geweest, kun je daar antwoord op geven?
A: Ik was op het kruispunt bij het [locatie] -tankstation. (…) Grobbendoncklaan als het goed is.
(…) Ik was daar denk ik tien voor negen of vijf voor negen. (…) Omdat het om negen uur uit de hand liep en kort daarvoor was ik daar.
V: Hoeveel mensen waren er aanwezig toen je bij de [locatie] stond?
A: (…) misschien wel honderd. Wel veel in elk geval.
V: Hoe is dat gegaan?
A: Ik zal het uitleggen. Ik stond bij de [locatie] . Mensen gooiden vuurwerk. Er was een rode auto. Hij reed erg gevaarlijk en reed richting het centrum. Die mensen die daar stonden vonden het niet kunnen dat hij zo’n gevaarlijk rijgedrag vertoonde dus mensen renden achter de auto aan. Ik ben toen mee gerend. Dat was richting het centrum.
V: Hoe zijn jullie toen gelopen?
A: Vanaf de Graafseweg over de Bartenbrug, over Hinthamereinde, Hinthamerstraat, bij de
[elektronicawinkel] richting de tweede [restaurant] , langs [benadeelde 48] , en aan het einde de [winkel] en de [benadeelde 10] .
V: Kun je beschrijven wat je gezien hebt?
A: Ik heb gezien dat mensen aan het plunderen waren. Winkels, auto die werd omgegooid. Er werd met stenen gegooid. Er werden dingen op straat gegooid.
V: Ik laat je twee fotocollages zien. Wat zie je?
A: Dit ben ik.
O: Fotocollages worden getoond aan de verdachte.
O: De verdachte wijst aan OOB DB NN005.
A: Ik ben de [benadeelde 10] ingegaan.
(…)
A. Ik ging naar het schap van de Red Bull. Ik pakte de blikjes en toen hoorde ik de sirene van de politie en toen heb ik alles laten vallen.
V: Ik laat je tweetal foto’s zien welke zijn gemaakt in de [benadeelde 10] . Verklaar daar eens over?
(…)
V: We zien dat je best veel blikjes in je hand hebt. Waarom zo veel blikjes?
A: Ik schaam hier echt voor. Ik weet ook niet waarom ik al die blikjes heb gepakt.
5.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 27 september 2021, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
Die avond was ik rond 20:50 uur bij de [locatie] . Na 21:00 uur liep het uit de hand. De hele groep die bij het tankstation stond, liep richting het centrum. Ik ben meegelopen. Bij de [benadeelde 10] heb ik gezien dat mensen de ruiten van de [benadeelde 10] intrapten. Er ging vervolgens een hele groep naar binnen. Ik ging ongeveer als laatste naar binnen. Ik heb gezien dat vernielingen werden gepleegd.
6.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 9 januari 2023, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
De verdachte verklaart het volgende:
U, voorzitter, deelt mij mede dat mij wordt verweten dat ik een aandeel zou hebben gehad in de openlijke geweldpleging op 25 januari 2021 in ’s-Hertogenbosch, waarbij ik met de menigte ben meegelopen vanaf het [locatie] -tankstation aan de Van Grobbendocklaan tot aan de Visstraat. Dat klopt.
U, voorzitter, deelt mij mede dat er een dag daarvoor ook rellen waren in Eindhoven. Daar was ik van op de hoogte.
U, voorzitter, vraagt mij hoe de sfeer was. Het was grimmig. Rond 21:00 uur begon het uit de hand te lopen. Mensen werden agressief. Dat was bij het [locatie] -tankstation. Er reed een auto met piepende banden voorbij, waardoor mensen boos werden en erachteraan gingen richting het centrum. Ondanks dat het uit de hand liep, ben ik meegelopen. (…)
U, voorzitter, deelt mij mede dat er onder andere tegels uit de grond werden gehaald en er een auto op de zijkant lang. Ik heb gezien dat de auto op de zijkant werd geduwd. (…) Ik heb gezien dat ramen in winkels werden ingegooid en dat met spullen naar winkelpanden werd gegooid. (…) Er gebeurde veel.
U, voorzitter, deel mij mede dat (…) de politie het vermoeden had dat ik een bewoonster op de Hinthamerstraat filmde. Nee, ik heb wel de situatie daar gefilmd. Het filmen was niet specifiek op haar gericht.
U, voorzitter, houdt mij voor dat alle jongens inclusief mijzelf een muts op hadden en donkere kleding droegen.
U, voorzitter, vraagt mij of ik ook langs de [benadeelde 17] ben gelopen. Dat zou wel kunnen kloppen.
Ten aanzien van feit 2:
Het hof zal, nu de verdachte heeft bekend dat hij het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals is bewezenverklaard en zijn raadsvrouw te dezen aanzien geen vrijspraak heeft bepleit, overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. Het hof acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
De bekennende verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd op de terechtzitting in hoger beroep d.d. 9 januari 2023;
Het proces-verbaal van aangifte met bijlage d.d. 27 januari 2021, dossierpagina’s 155-181, voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever] namens [benadeelde 10] te ’s-Hertogenbosch;
Het proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage d.d. 5 februari 2021, dossierpagina’s 182-271, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] .
De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte conform het vonnis van de politierechter partieel dient te worden vrijgesproken van een deel van het onder feit 1 tenlastegelegde, te weten van de openlijke geweldpleging in de straten niet zijnde de Visstraat. De verdachte was wel aanwezig bij het [locatie] -tankstation en is vervolgens met de menigte mee gelopen richting het centrum, maar de verdachte heeft niets geroepen, gegooid of kapot gemaakt. Alleen bij de Visstraat is de verdachte de [benadeelde 10] ingegaan en heeft hij blikjes Red Bull gestolen. Derhalve is geen sprake van een voldoende significante bijdrage aan de openlijke geweldpleging van de groep relschoppers die actief zijn geweest in de overige tenlastegelegde straten in de binnenstad van ’s-Hertogenbosch, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Voor de beantwoording van de vraag of bewezen kan worden verklaard dat de verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, gaat het hof uit van de navolgende feiten en omstandigheden, zoals die uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Gedurende de middag van 25 januari 2021 zijn bij de meldkamer van de politie meerdere meldingen ingekomen, inhoudende dat op sociale media opgeroepen werd om die avond om 20:00 uur te verzamelen bij – onder meer – het [locatie] -tankstation, gelegen aan de Van Grobbendoncklaan te ’s-Hertogenbosch. In die berichtgeving is melding gemaakt van de onvrede over de op dat moment geldende avondklok in Nederland. In een deel van de berichten werd gesproken over het meenemen van wapens en zwaar vuurwerk. In een andere melding is gewag gemaakt van de afspraak om te wachten totdat de groep groot genoeg was om een overwicht te kunnen vormen op de politie: het moest ‘in één keer goed’; ‘met een paar honderd man richting de politie was niet voldoende’, aldus de strekking van deze melding. Daaropvolgend zijn om 19:42 uur bij de meldkamer meldingen ingekomen van buurtbewoners in de omgeving van de Van Grobbendoncklaan dat zich aldaar reeds een grote groep personen verzameld zou hebben bij het [locatie] -tankstation. In verband met de alarmerende berichten die de politie ontving werd om 19:49 uur door de burgemeester van ’s-Hertogenbosch een gebied binnen zijn gemeente aangewezen als veiligheidsrisicogebied. Om 19:57 uur is door politie-eenheden vastgesteld dat zich bij het [locatie] -tankstation ongeveer 70 personen hadden verzameld.
Kort daarna escaleerde de situatie. Door politie-eenheden is immers om 20:31 uur waargenomen dat (zwaar) vuurwerk werd afgestoken in de Graafsewijk. Om 20:48 uur werd in een melding gesproken over vernielingen door relschoppers aan de Graafseweg, inhoudende dat stoeptegels werden losgemaakt en dat daarmee tegen de ramen werd gegooid. Vervolgens zijn meldingen ingekomen dat om 21:08 uur ruiten van een pand aan de Hinthamerstraat werden ingegooid, dat door de groep relschoppers van alles werd gesloopt en dat deze groep zijn weg vervolgde richting de Markt. Om 21:18 uur werd door de politie een groep van ongeveer 200 tot 250 personen in het centrum van ’s-Hertogenbosch waargenomen. Uit een andere melding komt naar voren dat in de Hinthamerstraat brand werd gesticht, een auto op zijn kant zou liggen en dat werd getracht deze in brand te steken. Om 21:30 uur zijn bij de meldkamer meldingen ingekomen dat winkels aan de Visstraat werden opengebroken en geplunderd.
Buiten kijf staat dat als gevolg van het handelen van de groep relschoppers op 25 januari 2021 aan verschillende (winkel)panden en overige goederen gelegen op of aan de Van Grobbendocklaan, de Graafseweg, het Hinthamereinde, de Hinthamerstraat, de Markt, de Pensmarkt, de Hooge Steenweg en de Visstraat, althans op of aan straten in (het centrum van) ’s-Hertogenbosch, ernstige schade is ontstaan.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte met zijn gedragingen een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan de openlijke geweldpleging heeft geleverd. Het hof stelt in dat verband het volgende voorop.
Naar bestendige jurisprudentie vereist de uitleg van het ‘in vereniging’ plegen van het openlijke geweld twee onderling nauw samenhangende voorwaarden, namelijk dat de verdachte in samenwerking met een ander of anderen deel uitmaakt van het samenwerkingsverband dat het openlijke geweld heeft gepleegd en dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd aan dat geweld. Van de laatstgenoemde voorwaarde is sprake indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt – het getalsmatig versterken – is evenwel niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt. Welbewust een bijna zekere confrontatie aangaan en meegaan in de geweldsgolf met anderen, is meer dan het slechts getalsmatig versterken van een groep (vgl. Hoge Raad 8 februari 2011, NJ 2011/82).
Naar bestendige jurisprudentie dient voor de aansprakelijkheid voor de voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld tevens de met de eerste voorwaarde samenhangende eis te worden gesteld, dat de door de verdachte geleverde bijdrage aan het geweld in bewuste en nauwe samenwerking met de ander of anderen heeft plaatsgevonden (vgl. Hoge Raad 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:713 en Hoge Raad 13 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1093). Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het openlijk plegen van geweld tegen goederen is van belang dat de openlijke geweldpleging in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht zich in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van evident nauw en bewust samenwerken, maar deze strafbaarstelling is mede toepasselijk op – en wordt ook frequent toegepast bij – openlijk geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende, tegen personen of goederen gerichte geweldshandelingen en dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan samenwerkingsverband met een eigen – soms moeilijk doorzichtige – dynamiek. Een bijdrage van voldoende gewicht kan onder omstandigheden ook geheel of ten dele bestaan uit het verrichten van op zichzelf niet-gewelddadige handelingen. Bij geweldshandelingen binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan ontstaan samenwerkingsverband kan uit de omstandigheid dat de betrokkene zich ervan bewust was dat ook anderen deelnamen aan de openlijke geweldpleging worden afgeleid dat de verdachte opzet had op het in vereniging plegen van geweld (vgl. Hoge Raad 2 december 2014, NJ 2015/390 en Hoge Raad 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1320). Uit de gebezigde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en (tijd)verband bezien, en het vorenoverwogene blijkt ten aanzien van de bijdrage van de verdachte aan het delict naar het oordeel van het hof het volgende.
Het kan naar het oordeel van het hof in redelijkheid niemand, en dus ook de verdachte niet, zijn ontgaan dat er als gevolg van de maatregelen die de regering had genomen ter voorkoming van verdere verspreiding van het coronavirus in het land reeds eerder meerdere rellen (zoals in Tilburg en Eindhoven, daags voor de onderhavige rellen in ’s-Hertogenbosch), maatschappelijke onrust en wanordelijkheden waren ontstaan, temeer nu dit het gespreksonderwerp van de dag is geweest en daarvan zeer uitgebreid verslag is gedaan in de media. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ook verklaard dat hij die avond wist van de hevige rellen die de vorige dag tegen de avondklok in Eindhoven hadden plaatsgevonden. Desondanks heeft de verdachte de bewuste keuze gemaakt om zich op 25 januari 2021 naar aanleiding van diverse berichtgeving op sociale media met oproepen tot demonstratie tegen de avondklok naar de verzamelplaats op het [locatie] -tankstation, gelegen aan de Van Grobbendoncklaan te ’s-Hertogenbosch, te begeven. Die oproepen waren niet beperkt tot demonstreren, immers was sprake van een oproep tot rellen met onder andere het verzoek vuurwerk en wapens mee te nemen. De verdachte heeft verklaard dat op sociale media veel rondging en dat hij daar kennis van had genomen. Ook dit aspect kan hem dan bezwaarlijk zijn ontgaan. In deze berichtgeving is ook gesproken over het vormen van een overmacht ten opzichte van de politie.
De verdachte heeft voorts verklaard dat mensen bij het [locatie] -tankstation vuurwerk gooiden en op een bepaald moment agressief richting het centrum renden. Volgens de verklaring van de verdachte liep het vanaf dat moment uit de hand. Desondanks is hij met de groep meegegaan richting het centrum via de Graafseweg, het Hinthamereinde, de Hinthamerstraat, de Markt, de Pensmarkt, de Hooge Steenweg en de Visstraat. De verdachte heeft verklaard dat hij zag dat mensen aan het plunderen en vernielen waren, dat een auto op de zijkant werd geduwd, dat met stenen werd gegooid, dat ramen in winkels werden ingegooid en dat met spullen naar winkelpanden werd gegooid. De verdachte heeft gedurende de route de situatie gefilmd met zijn telefoon. Gedurende dit alles was de verdachte, net als vele anderen van de groep relschoppers, in het donker gekleed (zie tweede afbeelding op pagina 284 zoals ter terechtzitting in hoger beroep door het hof is waargenomen).
Op het einde van de route aan vernielingen en plunderingen heeft een persoon van de groep relschoppers de glazen deur van de [benadeelde 10] aan de Visstraat ingetrapt, waarna de verdachte samen met de relschoppers de [benadeelde 10] is ingegaan. De [benadeelde 10] is door de groep relschoppers geplunderd waarbij veel schade is aangericht. De verdachte heeft bekend dat hij aldaar een groot aantal blikjes Red Bull heeft gepakt en, deze, nadat de politie arriveerde, heeft laten vallen.
De verdachte heeft voorts verklaard dat hij zich niet van de groep relschoppers heeft gedistantieerd, omdat hij nog een voorwaardelijke straf open had staan en bang was om door de aldaar aanwezige politie opgepakt te worden. Het hof stelt vast dat de verdachte zich gedurende de gehele route waar de plunderingen hebben plaatsgevonden heeft kunnen distantiëren van de groep relschoppers, maar dit aldus bewust niet heeft gedaan. Door zich tegen de hiervoor geschetste achtergrond niet te onttrekken en het een en ander te filmen, heeft de verdachte er bewust voor gekozen om gedurende de gehele route deel uit te blijven maken van de groep relschoppers die zich op grote schaal schuldig maakte aan openlijke geweldplegingen. Aan het eind van die route, op de Visstraat, heeft hij zelf actief bijgedragen aan de openlijke geweldpleging door met de relschoppers de [benadeelde 10] te plunderen. Zijn aanwezigheid en handelen hebben aldus naar het oordeel van het hof niet alleen geleid tot een getalsmatige vermeerdering van de groep. Mede gelet op de snelheid waarmee en de wijze waarop de groep door de binnenstad van ’s-Hertogenbosch trok, hebben de aanwezigheid en het handelen van de verdachte (het filmen, de kleding en het mee plunderen van de [benadeelde 10] op het eind van de route) ook bijgedragen aan de sfeer van ontremming, die tot het geweld jegens goederen heeft geleid. Het hof stelt op de grond van deze uit de bewijsmiddelen naar voren komende feiten en omstandigheden concluderend vast dat de verdachte door ondanks zijn wetenschap van het verloop van de eerdere Avondklokrellen in Eindhoven, gehoor heeft gegeven aan de oproep op sociale media om tegen de Avondklok te ‘demonstreren’ en naar de aangewezen verzamelplaats is gegaan, waar vuurwerk is afgestoken, en op het moment dat het – in zijn woorden – uit de hand liep, in de grote groep is meegelopen richting het centrum. Aldus heeft de verdachte welbewust een bijna zekere confrontatie opgezocht en vervolgens, gedurende de gehele route die door de groep is afgelegd, al filmend is blijven meegaan in de hiervoor genoemde geweldsgolf in de binnenstad van ’s-Hertogenbosch en aan het einde van de route ook actief heeft meegedaan aan de gewelddadigheden.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de verdachte op 25 januari 2021 een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het openlijke geweld tegen goederen en dat daarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen van de groep relschoppers, welke bijdrage van voldoende gewicht is om te kunnen spreken van het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen. Dat niet vastgesteld is kunnen worden dat de verdachte zelf geweldshandelingen heeft verricht op de andere straten dan de Visstraat ( [benadeelde 10] ), doet daaraan niet af. Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Het onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
De raadsvrouw van de verdachte heeft het hof verzocht om, evenals de politierechter, te volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn geringe aandeel in de openlijke geweldpleging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De regering heeft ter bestrijding van de coronapandemie ingrijpende maatregelen moeten treffen om te trachten de oplopende besmettingen een halt toe te roepen en de ziekenhuizen te ontlasten. In dat kader is ook het ingrijpende middel van de Avondklok aangewend, waardoor een ieder, behoudens bij wet geregelde uitzonderingsgevallen, zich vanaf 21:00 uur niet meer op straat mocht begeven.
De onderhavige zaak ziet op de grootschalige rellen die onder het mom van verzet tegen de ingestelde Avondklok op 25 januari 2021 zijn uitgebroken in (de binnenstad van) ’s-Hertogenbosch. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich daarbij schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, alsmede dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging van een grote hoeveelheid blikjes Red Bull van de supermarkt [benadeelde 10] . De verdachte heeft zich op de Van Grobbendoncklaan aangesloten bij de groep relschoppers die vervolgens de binnenstad is ingetrokken en daar op grote schaal vernielingen heeft aangericht. Op dat moment was een noodbevel van kracht. Er heeft zich gedurende ongeveer 2,5 kilometer door de binnenstad van ’s-Hertogenbosch een golf van geweld voorgedaan, waarbij de verdachte telkens onderdeel is geweest van de relschoppers. De verdachte heeft tijdens de route van vernielingen naar eigen zeggen de situatie gefilmd. Eenmaal bij de [benadeelde 10] aangekomen is er door één van de relschoppers een ruit ingetrapt, waarna de supermarkt is geplunderd. De verdachte heeft daar een grote hoeveelheid blikjes Red Bull gestolen en deze laten vallen zodra hij zag dat de politie aldaar was gearriveerd.
In het centrum van ’s-Hertogenbosch is een spoor van vernielingen aangericht. Onder meer zijn tegels uit de bestrating verwijderd, ruiten zijn ingegooid, is een voertuig omver geduwd en zijn allerhande zaken zijn beschadigd of vernield. Winkels zijn opengebroken en geplunderd en op verschillende plaatsen in de binnenstad is brand gesticht. Deze vernielzucht kent geen enkele rechtvaardiging. Door het handelen van de verdachte en zijn mededaders is op ernstige wijze inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen en is aan de slachtoffers de nodige schade veroorzaakt. Tevens heeft het handelen van de relschoppers bij de inwoners van de binnenstad van ’s-Hertogenbosch angst veroorzaakt. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het door de relschoppers, waaronder de verdachte, vertoonde gedrag is onacceptabel en dient naar het oordeel van het hof, met name uit het oogpunt van generale preventie en vergelding, streng te worden bestraft opdat de samenleving daartegen wordt beschermd.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 november 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte. Daaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld, waaronder voor vermogensdelicten. Het hof stelt vast dat de verdachte de onderhavige feiten heeft gepleegd terwijl hij op dat moment liep in een proeftijd van een eerdere voorwaardelijke veroordeling.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte verklaard dat zijn ouders zijn gescheiden en hij afwisselend bij een van hen verblijft, dat hij werkzaam is als uitzendkracht en dat hij een relatie heeft.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, in verband met een juiste normhandhaving en uit oogpunt van generale preventie en vergelding, niet kan worden volstaan met oplegging van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht ziet het hof geen aanleiding te volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, nu een dergelijke straf geen recht zou doen aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden passend en geboden.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, zoals onder feit 1 bewezen is verklaard, heeft plaatsgehad op of aan de Van Grobbendocklaan, de Graafseweg, het Hinthamereinde, de Hinthamerstraat, de Markt, de Pensmarkt, de Hooge Steenweg en de Visstraat in (het centrum van) ’s-Hertogenbosch. Het hof stelt voorop dat, voor zover de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen worden toegewezen, de benadeelde partijen telkens gevestigd zijn aan, dan wel woonachtig zijn aan één van de hiervoor genoemde, tevens in de bewezenverklaring genoemde straten.
Het hof stelt verder vast dat een aantal van de benadeelde partijen dat zich als zodanig heeft gevoegd, ondernemer is voor de omzetbelasting. Voor zover zij ook de hen in rekening gebrachte BTW vorderen, zal de vordering worden afgewezen, daar zij deze van de Belastingdienst kunnen terugvragen.
Het hof zal hierna de verschillende vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen bespreken. Daarna volgen enkele overwegingen betreffende hoofdelijkheid, wettelijke rente en proceskosten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 20]
De benadeelde partij [benadeelde 20] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van een bedrag van € 1.261,79 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in de volgende posten:
€ 149,00 voor een grijze wollen jas;
€ 152,98 voor een groene parka-jas;
€ 69,94 voor een zonnebril;
€ 700,00 voor de aanschaf van een andere auto;
€ 100,00 voor het opnemen van een vrije dag van werk;
€ 40,00 voor het restant brandstof in de auto;
€ 9,88 aan reiskosten tussen ’s-Hertogenbosch – Eindhoven en vice versa;
€ 39,99 voor een auto-oplader voor een telefoon.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering tot schadevergoeding in hoger beroep te handhaven.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de kosten onder post i, post vi, post vii en post viii dienen te worden toegewezen, nu deze kosten zijn onderbouwd en rechtstreeks verband houden met de vernielingen. De kosten onder post ii, post iii en post v zijn volgens de advocaat-generaal onvoldoende onderbouwd, met als gevolg waarvan deze kosten dienen te worden afgewezen. Voor wat betreft de kosten ten aanzien van de nieuwe auto stelt de advocaat-generaal zich op het standpunt dat dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert nu niet duidelijk is of deze schade bij de benadeelde partij of bij de verzekering dient te komen te liggen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen onder feit 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot het na te melden bedrag.
Ten aanzien van de gevorderde schadeposten ter zake van de grijze wollen jas (post i.), restant brandstof (post vi.), reiskosten (post vii.) en de auto-telefoonoplader (post viii.) acht het hof het voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij ter zake schade heeft geleden. Nu deze schadeposten voorts niet zijn betwist door de raadsvrouw, zal het hof die schadeposten ad € 149,00, € 40,00, € 9,88 en € 39,99, oftewel in totaal € 238,87, toewijzen.
De gevorderde schade met betrekking tot de groene parka jas (post ii.), de zonnebril (post iii.), de kosten ten behoeve van het opnemen van een vrije dag (post v.) en de kosten ter zake van de aanschaf van een vervangende auto (post iv.) kan het hof bij gebreke van afdoende onderbouwing niet beoordelen, dan wel is het hof van oordeel dat het een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren indien het hof de zaak aan dient te houden om de gegrondheid van deze gevorderde schadeposten nader te kunnen onderzoeken. De benadeelde partij kan daarom thans in dit gedeelte van de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering voor dit gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 19]
De benadeelde partij [benadeelde 19] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van een bedrag van € 217,10 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op het eigen risico uit hoofde van een verzekeringsovereenkomst dat resteert na reparatie van de vernielde autoruit van de benadeelde partij.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering tot schadevergoeding in hoger beroep te handhaven.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van schade met rechtstreeks verband aan de rellen, nu de auto zich op de desbetreffende dag niet op de looproute bevond.
De raadsvrouw heeft zich achter het standpunt van de advocaat-generaal geschaard.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt vast dat de straat de Uilenburg is gelegen nabij de Visstraat in ’s-Hertogenbosch. Uit het aanvullend verhoor van aangever [benadeelde 19] volgt dat diens auto op 25 januari 2021 stond geparkeerd tegenover Uilenburg [huisnummer] en dat de auto op 26 januari 2021 beschadigd werd aangetroffen. Op basis van het onderzoek ter terechtzitting is het hof niet gebleken dat de locatie waar de schade is ontstaan, op de (loop)route ligt die de groep relschoppers heeft afgelegd en zoals het hof onder feit 1 bewezen heeft verklaard. Gelet hierop oordeelt het hof dat op grond van deze strafrechtelijke procedure niet kan worden vastgesteld dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen is veroorzaakt. Het hof is derhalve van oordeel dat de benadeelde partij in de vordering niet kan worden ontvangen en zal bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 23] ( [benadeelde 23] )
De benadeelde partij [benadeelde 23] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van een bedrag van € 1.150,55 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in de volgende posten:
€ 569,75 (incl. BTW) aan glasschade;
€ 580,80 (incl. BTW) aan plaatsen belettering.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering tot schadevergoeding in hoger beroep te handhaven.
De advocaat-generaal en de raadsvrouw hebben geen standpunt kenbaar gemaakt met betrekking tot de gevorderde schadeposten.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen onder feit 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van € 950,86. Dit betreft beide schadeposten exclusief BTW (blijkens de bijbehorende facturen voor de respectievelijke bedragen van € 470,86 en € 480,00). Het hof stelt vast dat de vordering tot schadevergoeding niet inhoudelijk is betwist en ook voldoende is onderbouwd. Het hof zal de gevorderde BTW afwijzen.
Vordering van de benadeelde partij Gemeente ’s-Hertogenbosch
De benadeelde partij Gemeente ’s-Hertogenbosch heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van een bedrag van € 7.250,56 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in de volgende posten:
€ 544,50 aan hand- en spandiensten;
€ 196,76 aan groen opruimen;
€ 1.609,30 (incl. BTW) aan containerauto en knijperauto;
€ 1.500,00 aan vervanging van een afvalbak;
€ 500,00 aan vervanging van een afvalbak;
€ 1.200,00 aan vervanging van straatwerk;
€ 1.700,00 aan reinigen.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering tot schadevergoeding in hoger beroep te handhaven.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de kosten onder post i, post ii en post iii voor vergoeding in aanmerking komen tot een bedrag van € 2.071,26 (exclusief BTW). Volgens de advocaat-generaal dienen de overige kosten te worden afgewezen nu deze schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd door middel van nadere facturen en/of rekeningen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen onder feit 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Het hof stelt vast dat de kosten met betrekking tot de hand- en spandiensten (post i.), het groen opruimen (post ii.) en de containerauto en de knijperauto (post iii.) niet inhoudelijk is betwist en voldoende is onderbouwd. Het hof is echter van oordeel dat, nu op meerdere plekken relschoppers zich hebben verzameld en de geleden schade derhalve door verschillende groepen relschoppers zijn gepleegd, slechts een gedeelte van deze gevorderde schade toewijsbaar is. Het hof ziet zich genoodzaakt om gebruik te maken van zijn bevoegdheid om die schade te schatten. Aldus zal het hof 1/3 van die schade toewijzen, te weten voor een bedrag van € 683,52. Het hof zal de gevorderde BTW afwijzen. De benadeelde partij zal in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De gevorderde schade met betrekking tot het vervangen van de afvalbakken (post iv. en post v.), het vervangen van straatwerk (post vi.) en het reinigen (post vii.) kan het hof bij gebreke van afdoende onderbouwing niet beoordelen. Het hof is van oordeel dat het een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren indien het hof de zaak aan dient te houden om de gegrondheid van deze gevorderde schadeposten nader te kunnen onderzoeken. De benadeelde partij kan daarom thans in dit gedeelte van de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering voor dit gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 17]
De benadeelde partij [benadeelde 17] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van een bedrag van € 2.211,91 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering bestaat uit kosten aan een vernielde ruit (exclusief BTW).
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering tot schadevergoeding in hoger beroep te handhaven.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de gehele vordering tot schadevergoeding dient te worden toegewezen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen onder feit 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.211,91. Het hof stelt vast dat de vordering tot schadevergoeding niet inhoudelijk is betwist en ook voldoende is onderbouwd. De vordering zal derhalve integraal worden toegewezen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 21] ( [benadeelde 21] )
De benadeelde partij [benadeelde 21] ( [benadeelde 21] ) heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van een bedrag van € 3.094,18 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in de volgende posten:
€ 896,83 (incl. BTW) in verband met het vanwege een kapot raam plaatsen van een noodraam en reparatie;
€ 75,00 in verband met het wegnemen van een presentatiemolen uit de winkel;
€ 100,00 in verband met het wegnemen van mondkapjes uit de winkel;
€ 2.022,35 (incl. BTW) in verband met de reparatie/vervanging van een ontwrichte deur, alsmede een kapot slot.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering tot schadevergoeding in hoger beroep te handhaven.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de kosten onder post i. en post iv., te weten de kosten die gepaard gaan met de reparatie van de deur. De overige kosten dienen volgens de advocaat-generaal te worden afgewezen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen onder feit 1 rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.412,54. Dit betreft de posten i. en iv. exclusief BTW (blijkens de bijbehorende facturen voor de respectievelijke bedragen van € 741,18 en
€ 1.671,36). Het hof stelt vast dat de vordering tot schadevergoeding niet inhoudelijk is betwist en ook voldoende is onderbouwd. De vordering zal derhalve voor het bedrag van € 2.412,54 worden toegewezen. Het hof zal de gevorderde BTW voor een bedrag van € 506,64 afwijzen.
De gevorderde schade met betrekking het wegnemen van een presentatiemolen uit de winkel (post ii.) en het wegnemen van mondkapjes uit de winkel (post iii.) kan het hof bij gebreke van afdoende onderbouwing niet beoordelen. Het hof is van oordeel dat het een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren indien het hof de zaak aan dient te houden om de gegrondheid van deze gevorderde schadeposten nader te kunnen onderzoeken. De benadeelde partij kan daarom thans in dit gedeelte van de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering voor dit gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 18]
De benadeelde partij [benadeelde 18] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van een bedrag van € 3.614,36 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in de volgende posten:
€ 342,65 (incl. BTW) in verband met een noodreparatie;
€ 435,88 (incl. BTW) in verband met de vervanging van een ruit;
€ 2.839,83 (incl. BTW) in verband met de vervanging van een glazen deur.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering tot schadevergoeding in hoger beroep te handhaven.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de gehele vordering tot schadevergoeding dient te worden toegewezen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen onder feit 1 rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.990,38. Dit betreft alle schadeposten exclusief BTW (blijkens de bijbehorende facturen voor de respectievelijke bedragen van € 283,18, € 360,23 en € 2.346,97). Het hof stelt vast dat de vordering tot schadevergoeding niet inhoudelijk is betwist en ook voldoende is onderbouwd. De vordering zal derhalve integraal worden toegewezen. Het hof zal de gevorderde BTW afwijzen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 24] ( [benadeelde 24] ( [benadeelde 24] ) B.V.)
De benadeelde partij [benadeelde 24] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van een bedrag van € 3.184,26 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in de volgende posten:
€ 1.095,09 (incl. BTW) in verband met aanwezig zijn en taxatie van de schade;
€ 2.089,17 (incl. BTW) in verband met vervanging van glas en een noodreparatie.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering tot schadevergoeding in hoger beroep te handhaven.
De advocaat-generaal en de raadsvrouw hebben geen standpunt kenbaar gemaakt met betrekking tot de gevorderde schadeposten.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen onder feit 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van € 2.631,62. Dit betreft beide schadeposten exclusief BTW (blijkens de bijbehorende facturen voor de respectievelijk bedragen van € 905,03 en € 1.726,59). Het hof stelt vast dat de vordering tot schadevergoeding niet inhoudelijk is betwist en ook voldoende is onderbouwd. Het hof zal de gevorderde BTW afwijzen.
Het hof zal bepalen dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de door de benadeelde partijen geleden schades, zoals hierboven is overwogen en vastgesteld. Immers, indien één van een tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zijn zij krachtens het bepaalde in artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek hoofdelijk aansprakelijk indien deze gedragingen hen kunnen worden toegerekend, zoals in deze zaak het geval is. Om die reden zal het hof telkens bepalen dat de verdachte samen met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor de betalingsverplichtingen.
Het hof zal, zoals door alle benadeelde partijen is gevorderd, de hiervoor genoemde toe te wijzen bedragen aan schadevergoeding telkens vermeerderen vanaf de dag waarop de schade is ontstaan, te weten 25 januari 2021, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal – voor zover de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen – de verdachte, die telkens als de (al dan niet grotendeels) in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, eveneens telkens veroordelen in de door de benadeelde partijen gemaakte proceskoten, alsook in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest nog door de benadeelde partijen te maken kosten, telkens tot op heden begroot op nihil.
Met betrekking tot de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 19] zal het hof de benadeelde partij in de proceskosten aan de zijde van de verdachte veroordelen, nu het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
Schadevergoedingsmaatregelen
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen rechtstreeks materiële schade aan de benadeelde partijen is toegebracht. De verdachte is daardoor jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte ten behoeve van de slachtoffers telkens hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert. Het hof zal daarbij telkens bevelen dat gijzeling van na te melden duur zal worden toegepast indien de verdachte in gebreke blijft bij betaling en geen verhaald biedt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de op te leggen verplichting tot schadevergoeding niet opheft. Het hof zal bij het bepalen van de duur van de gijzeling rekening houden met het wettelijk bepaald maximum van in totaal 360 dagen gijzeling.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissementsparket Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, opgelegd bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 12 februari 2020 onder parketnummer 20-000615-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 141 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.