6.2In de overwegingen 2.1. tot en met 2.4 van het vonnis heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
a. a) Op 18 november 2016 heeft [geïntimeerden] een offerte uitgebracht voor het leveren en plaatsen van een veranda aan de achterzijde van de woning van [appellanten] , gelegen aan de [adres] te [plaats] (inleidende dagvaarding, productie 1). Op basis van deze offerte heeft [appellanten] op 4 december 2016 opdracht gegeven aan [geïntimeerden] tot het plaatsen van de veranda voor een bedrag van € 23.500,00 exclusief btw. In de offerte is onder meer vermeld:
10 jaar: Op aluminium kozijnelementen en dakconstructies, mits bij normaal onderhoud en gebruik, zover de klachten het gevolg zijn van productiefouten. (…)
Op constructieve elementen mits bij normaal onderhoud en gebruik, zover de klachten het gevolg zijn van productiefouten. (…)
b) Begin maart 2017 is [geïntimeerden] begonnen met het uitvoeren van de werkzaamheden.
c) Op verzoek van [appellanten] heeft [persoon A] van Spexs Inspectie&Expertise (hierna: [persoon A] en/of Spexs) op 7 juni 2017 een rapport uitgebracht omtrent de staat van de tot dan toe door [geïntimeerden] uitgevoerde werkzaamheden (inleidende dagvaarding, productie 4). In dit rapport is onder meer (op pagina 3) vermeld:
“De kolommen zijn niet verankerd aan de fundering. Daarnaast ogen de stalen kolomvoetjes iel en ongeschikt voor deze toepassing. Zowel in sterkte als in conservering. Wij adviseren de aannemer te vragen om een detailberekening. De huidige verankering is onvoldoende en zorgt bij een horizontale belasting (…) voor een gevaarlijke situatie.
Constructief beoordelen wij de fixatie van de kolommen als onvoldoende. (…)”
d) Naar aanleiding van dit rapport heeft de gemachtigde van [appellanten] bij brief van 14 juni 2017 (inleidende dagvaarding, productie 5) aan [geïntimeerden] bericht:
“(…) De werkzaamheden zijn nog niet opgeleverd in de zin van art. 7:758 BW. De werkzaamheden zijn niet naar wens van cliënten uitgevoerd, bovendien kleven er bouwkundige gebreken aan het tot op heden uitgevoerde werk.
In de bijlage (*) treft u een expertiserapportage aan van waaruit dit blijkt. (…)”
e) De gemachtigde van [appellanten] heeft [geïntimeerden] bij brief van 26 januari 2018 (inleidende dagvaarding, productie 14) gesommeerd om de werkzaamheden aan de veranda binnen 14 dagen af te ronden en op te leveren.
f) De werkzaamheden zijn opgeleverd op 3 september 2018. Van de oplevering is een proces-verbaal opgemaakt door Spexs (inleidende dagvaarding, productie 18). In dit proces-verbaal is onder meer, handgeschreven, het volgende vermeld:
“(…) Bij deze oplevering zijn de volgende gebreken geconstateerd (…)
* Hardstenen voeten ontbreken;
* Lekkage tussen raam en tuindeur;
* Zwakke constructie; EPDM op spanning;
* Aslade vast;
* Reparatie hardstenen opbouw niet geschuurd;
* Dakafschot + afschot dakrand niet juist;
* Revisiestukken (constructeur) ontbreken;
* Boeiboorden opgezwollen + grondlaag onthecht,
* Zaagsnede bestaand boeiboord
* Golving in plafond
* Opmerking: Schouw en lichtstraat niet in 1 lijn”
Over de breedte van de bewoordingen ‘zwakke constructie’ (3e punt) is een horizontale streep getrokken die deels onder de woorden doorloopt en deels door de woorden heen.
g) In opdracht van [appellanten] heeft Spexs op 4 februari 2019 een rapport uitgebracht (inleidende dagvaarding, productie 20) waarin onder meer is vermeld:
“De volgende gebreken en/of aandachtspunten stellen wij vast;
Buitenplafond
Het buitenplafond is niet vlak aangebracht. Het achterhout wisselt waardoor platen ten opzichte van elkaar gaan wisselen. (…)
Dakrand
De dakrand loopt af richting de daktrim in plaats van richting het dak. Het afschot hier niet juist. (…)
Bestaand boeiboord
De beschadiging aan het bestaande boeiboord is gerepareerd. Het geheel dient echter nog afgelakt te worden. (…)
Boeiboord
Het boeiboord is langdurig blootgesteld aan vocht doordat de dakbedekking en daktrim niet gereed was. Hierdoor is schade ontstaan aan de grondlaag. De zaagkanten zijn niet behandeld. (…)”
h) Expertisebureau ZNEB heeft in opdracht van [appellanten] op 22 januari 2020 een rapport uitgebracht naar aanleiding van opnames op 17 mei 2019 en op 12 november 2019 (inleidende dagvaarding, productie 21). Naar aanleiding van de opname op 17 mei 2019 heeft ZNEB, kort weergegeven, de volgende gebreken aan de veranda in het rapport vermeld:
- de overstekende delen van het dak zijn met een schuinte naar beneden uitgevoerd, alsof de dakranden zijn verzakt; dit is een esthetisch gebrek, waarbij geldt dat tijdens de expertise niet kon worden vastgesteld of de randen waren gezakt of vanaf de bouw al met een schuinte waren aangebracht;
- de boeiboorden zijn niet afgelakt en de grondverf op de boeiboorden vertoont blazen.
- de dakrand van de veranda is niet naar het dak toe afwaterend uitgevoerd.
- onder de drie houten kolommen zijn hardstenen platen aangebracht die suggereren dat er een hardstenen sokkel onder de kolommen is aangebracht.
i. i) Tijdens de opname op 12 november 2019 heeft ZNEB de constructie van het dak van de veranda onderzocht. Naar aanleiding hiervan vermeldt zij in het rapport (addendum, pagina 4):
“(…) Geconcludeerd kan worden dat:
De hoofdraagconstructie niet op sterkte voldoet daar de hoofdliggers 38x180 wel aan elkaar geschroefd zijn echter zijn ze niet uit één lengte waardoor er lassen tussendoor zijn. Dit houdt in dat we voor de sterkte een ligger 38x180 dienen aan te houden. Voor de doorbuiging doet de 2de ligger wel iets aan reductie maar de sterkte is maatgevend.
De gehele veranda is aan de bestaande gootconstructie bevestigd die alleen bedoeld is voor opname van de belastingen uit het dak van de woning en niet op een extra verandadak. (…)
De gootconstructie rondom de veranda is onvoldoende bevestigd tegen de balken loodrecht hierop. Daarnaast zijn deze hoofdliggers wringsslappe profielen die een dergelijk wringmoment niet kunnen opnemen. Hierdoor gaat deze goot afhangen hetgeen ook zichtbaar is. (…)”
j) In haar brief van 29 januari 2020 (inleidende dagvaarding, productie 22) heeft de gemachtigde van [appellanten] onder meer het volgende bericht aan [geïntimeerden] :
“(…) Inmiddels is het (eind)rapport gereed gekomen van expertisebureau ZNEB, dit rapport is gemaakt naar aanleiding van een uitgebreid onderzoek naar de constructie van de veranda door constructeur [persoon B] .
In de bijlage (*) treft u het volledige rapport aan (…)
Vooralsnog gaan cliënten uit van het bedrag dat door de deskundige is begroot ad.
€ 19.792,00aan herstelkosten (…)
U kunt dit schrijven beschouwen als een omzettingsverklaring in de zin van artikel 6:87 BW, thans wensen cliënten geen deugdelijke nakoming meer maar een vervangende schadevergoeding om de gebreken in eigen beheer, door een andere partij, op te laten lossen. (…)”
6.3.1In de onderhavige procedure heeft [appellanten] gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerden] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellanten] te betalen:
1) een bedrag van € 19.792,00 aan hoofdsom;
2) de onderzoekskosten van € 3.583,00;
3) vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 17 september 2018, althans de datum vanaf de dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
4) vermeerderd met een bedrag van € 972,92 aan buitengerechtelijke kosten;
5) met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van de procedure, waaronder begrepen het salaris van gemachtigde van [appellanten] , te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval de voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede de nakosten.
6.3.2Aan deze vordering heeft [appellanten] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
[geïntimeerden] heeft de gebreken aan de veranda die bij de oplevering zijn geconstateerd (en in het proces-verbaal van oplevering zijn vermeld) niet hersteld. Ook is [geïntimeerden] aansprakelijk voor de herstelkosten ter zake van de na de oplevering ontdekte fout in de hoofddraagconstructie van de veranda. Nu [geïntimeerden] in verzuim verkeerde betreffende zijn verplichting tot herstel van deze gebreken, is zij na het uitbrengen van de omzettingsverklaring in de brief van de gemachtigde d.d. 29 januari 2020 gehouden om de schade te vergoeden die [appellanten] thans lijdt omdat zij zelf kosten moet maken voor herstel van de bedoelde gebreken.
6.3.3[geïntimeerden] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.3.4In het beroepen vonnis van 17 maart 2021 heeft de kantonrechter de vordering van [appellanten] afgewezen en heeft hij [appellanten] in de proceskosten veroordeeld.