3.1.Het gaat om het volgende.
- [verzoeker 1] en [verweerder] hebben in november 2019 een overeenkomst met elkaar
gesloten, op grond waarvan [verweerder] zich ten opzichte van [verzoeker 1] verplicht heeft om tegen betaling van een bedrag van € 11.321,00 inclusief BTW een visgraat parketvloer aan [verzoeker 1] te leveren en in de woning van [verzoeker 1] te leggen.
- [verzoeker 1] heeft op 6 december 2019 een bedrag van € 5.660,50 aan [verweerder]
betaald.
- [verweerder] is in februari 2020 gestart met het leggen van de parketvloer.
- Op 11 februari 2020 heeft [verweerder] aan [verzoeker 1] laten weten dat de olielaag die hij op de vloer had aangebracht niet goed droog was toen hij de laklaag aanbracht, waardoor de laklaag was losgekomen van de ondergrond en hij de vloer opnieuw moest schuren en oliën/lakken.
- [verweerder] heeft in februari 2020 twee keer herstelwerkzaamheden aan de vloer
uitgevoerd, voor de laatste keer op 26 februari 2020.
- [verzoeker 1] heeft op 28 februari 2020 bij [verweerder] geklaagd over de afwerking van de vloer.
- Op 24 mei 2020 verzoekt [verweerder] aan [verzoeker 1] om een deelbetaling van het nog openstaande bedrag van € 3.500,00 zodat er daarna nog een bedrag van € 2.028,61 zal openstaan.
- [verzoeker 1] laat [verweerder] op 29 mei 2020 weten hier niet mee akkoord te zijn omdat er nog veel werkzaamheden openstaan.
- Op 3 augustus 2020 heeft [verzoeker 1] aan [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) opdracht gegeven om de staat van de vloer te onderzoeken. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden op 22 september 2020 in het bijzijn van [verzoeker 1] , haar toenmalige gemachtigde en [verweerder] .
- [bedrijf] komt tot de conclusie dat de vloer diverse gebreken vertoont die zich niet voor herstel lenen, waardoor de vloer helemaal vervangen moet worden. Ook de firma [firma] (hierna: [firma] ), die de kosten voor het verwijderen en vervangen van de vloer in een offerte begroot heeft op een bedrag van € 21.143,00 inclusief BTW, komt tot die conclusie. De totale schade van [verzoeker 1] begroot [bedrijf] op basis van de
offerte van [firma] en enkele andere offertes die [verzoeker 1] heeft aangeleverd op een bedrag van € 28.535,50 inclusief BTW.
- De voormalige gemachtigde van [verzoeker 1] heeft [verweerder] bij brief van 7 december 2020 een afschrift toegestuurd van het rapport van [bedrijf] en hem aansprakelijk
gesteld voor de schade als gevolg van de gebrekkig aangelegde vloer. Op het verzoek om binnen een week contact op te nemen voor het treffen van een minnelijke
regeling heeft [verweerder] niet gereageerd. [verweerder] heeft evenmin enig bedrag aan schadevergoeding aan [verzoeker 1] betaald.
- Hierop heeft [verzoeker 1] [verweerder] in rechte betrokken -zijnde de hoofdzaak- en primair gevorderd om haar te machtigen de herstelwerkzaamheden aan de vloer als genoemd in het rapport van [bedrijf] zelf uit te (laten) voeren op kosten van [verweerder] , met veroordeling van [verweerder] tot betaling van een voorschot op de herstelkosten van € 21.143,00.
- Subsidiair vorderde [verzoeker 1] om [verweerder] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 21.143,00, vermeerderd met de wettelijke rente.
- Meer subsidiair vorderde [verzoeker 1] de tussen partijen gesloten overeenkomst te ontbinden en [verweerder] te veroordelen tot terugbetaling van het betaalde voorschot van € 5.660,50 en tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding van € 4.094,00.
- Uiterst subsidiair vorderde [verzoeker 1] om [verweerder] op straffe van een dwangsom te veroordelen de tussen partijen gesloten overeenkomst binnen één maand alsnog deugdelijk na te komen en te verklaren voor recht dat [verzoeker 1] c.s. na deugdelijke nakoming nog een bedrag van € 5.660,50 aan [verweerder] verschuldigd is.
- In alle hiervoor genoemde gevallen vorderde [verzoeker 1] een verklaring voor recht dat
[verweerder] tekortgeschoten is in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst en aansprakelijk is voor de schade die zij als gevolg daarvan geleden heeft en nog zal lijden. Verder maakte [verzoeker 1] aanspraak op een totaalbedrag aan schadevergoeding van € 8.678,91, bestaande uit de deskundigenkosten van € 836,41 en de gevolgschade van € 7.842,50, vermeerderd met de wettelijke rente.
- [verzoeker 1] vorderde ten slotte om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en om [verweerder] te veroordelen in de kosten van de procedure, de nakosten daaronder begrepen en te vermeerderen met de wettelijke rente.
- De rechtbank heeft -in de hoofdzaak- beslist bij vonnis d.d. 1 september 2022 zoals kort weergegeven in r.o. 1.1. van deze beschikking. De rechtbank heeft daarbij -kort gezegd- het deskundigenrapport van [deskundige] gevolgd.
[verzoeker 1] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiertegen in hoger beroep gekomen, in het kader waarvan zij thans - vooruitlopend op de te nemen grieven in de hoofdzaak- in onderhavige zaak om een voorlopig deskundigenonderzoek verzoekt.
- Op verzoek van (de advocaat van ) [verzoeker 1] heeft [bedrijf] bij schrijven van 21 oktober 2022 gereageerd op aanvullende vragen.