Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.De procedure in het kort
3.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord;
- de akte van de zijde van de vrouw;
- de antwoordakte van de zijde van de man;
4.De beoordeling
- de echtelijke woning kan aan de man toegedeeld worden onder de verplichting van de man de vrouw te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de hypotheek en onder uitkering van de helft van de overwaarde;
- de hypothecair verbonden polissen levensverzekering dienen bij helfte verdeeld te worden per datum waarop de echtelijke woning notarieel getransporteerd wordt naar de man;
- de waarde van de eenmanszaak van de man, tenminste bestaande uit het eigen vermogen, moet bij helfte verdeeld worden per 31 december 2020.
"De woning gelegen aan de [adres] [postcode] te [plaats] word [sic] na uitspraak scheiding voor de man."kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gelezen dan dat de woning wordt toebedeeld aan de man. Dat dit pas in de toekomst zou gebeuren is niet komen vast te staan. Evenmin kan uit de tekst van het convenant worden afgeleid dat de vrouw op enig moment nog een bedrag ter zake de woning zou krijgen. Door de vrouw zijn geen, dan wel onvoldoende, feiten en omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen worden afgeleid dat dit anders was. Bovendien zijn partijen in het convenant uitdrukkelijk algehele kwijting en decharge jegens elkaar overeenkomen. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat de vrouw op de mondelinge behandeling heeft verklaard dat de voormalig advocaat van partijen haar ten tijde van het tekenen van het convenant de vraag heeft voorgehouden of zij wel wist waar zij afstand van deed maar dat zij desondanks heeft getekend. Gesteld noch gebleken is dat de bewoordingen van het convenant haar niet duidelijk waren. Dat de man zich pas in 2018 heeft gerealiseerd dat de woning niet via het convenant maar via een notariële akte aan hem moest worden geleverd doet, wat daar ook van zij, aan het vorenstaande niet af.
- de woning (grief 1);
- de eenmanszaak (grief 2);
- de beleggingsverzekering (grief 3).
vrouwvoert het volgende aan. Uit de feiten en omstandigheden rondom het tekenen van het convenant en daarna wordt duidelijk dat partijen niet de intentie hadden om op dat moment de woning te verdelen als bedoeld in art. 3:182 BW. Het was de bedoeling dat de man na de echtscheiding in de woning zou blijven wonen zodat deze plek voor de kinderen beschikbaar zou blijven. De man had echter op dat moment niet de mogelijkheid om de woning over te nemen. Partijen waren zich er altijd bewust van dat de woning onverdeeld is gebleven. Hoewel in het convenant is opgenomen dat de man alle schulden voor zijn rekening zou nemen, waren er ten tijde van de echtscheiding geen schulden meer aanwezig.
manvoert aan dat de door de vrouw gegeven uitleg van het convenant onjuist is. Partijen hebben de tekst van het convenant zelf opgesteld en die tekst geeft exact de bedoeling van partijen weer; namelijk het tot stand brengen van een verdeling als bedoeld in art. 3:182 BW. Daarbij wijst de man erop dat de verdeling kan geschieden op de wijze en in de vorm die partijen goeddunkt. Het enkele feit dat de levering van de woning nog niet heeft plaatsgevonden doet aan de verdeling niets af. Het feit dat partijen het convenant tegen finale kwijting zijn overeengekomen, onderstreept dat zij een definitieve regeling voor ogen hadden. De man weerspreekt dat hij niet voldoende middelen had om de woning over te nemen. Hij heeft sinds de echtscheiding ook altijd alle woonlasten voor zijn rekening genomen.
vrouwricht haar grief tegen het oordeel van de rechtbank dat uit het feit dat partijen elkaar over en weer finale kwijting hebben verleend, volgt dat de door de man (voortgezette) eenmanszaak niet alsnog moet worden verdeeld. De vrouw stelt dat de omschrijvingen in het convenant dermate vaag en summier zijn dat daaruit in redelijkheid niet kan worden afgeleid dat de huwelijksgemeenschap, in welk opzicht dan ook, verdeeld is.
manweerspreekt de grief van de vrouw.
vrouwricht zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de waarde van de aan de hypothecaire geldlening verbonden beleggingsverzekering uitsluitend aan de man toekomt. In haar toelichting verwijst de vrouw naar hetgeen zij ter toelichting op haar tweede grief naar voren heeft gebracht.
manweerspreekt deze grief. Op het moment dat partijen het convenant ondertekenden, constateerden zij dat er geen spaartegoeden waren. Op dat moment vertegenwoordigde de polis geen waarde. Na de echtscheiding heeft hij “gelden gestort in deze polis” zodat de waarde daarvan aan hem toekomt.
hofstelt allereerst vast dat partijen in de kern een geschil hebben over de uitleg van het convenant en over de vraag of daarin de tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap is verdeeld.
(HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427).
vrouwbiedt bewijs aan van haar stelling dat de man de woning niet kon overnemen en dat partijen de woning onverdeeld hebben gelaten zodat de kinderen in hun vertrouwde omgeving konden verblijven, zulks door het horen van de jongste dochter van partijen.
hofniet toe aan een bewijsaanbod.