Uitspraak
[appellante],
Rij- en Handelsstal [X] B.V.,
[geïntimeerde],
5.Het verdere verloop van de procedure
6.De beoordeling
“dat de koopovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden en/of is vernietigd en dat uw cliënte gehouden is de koopsom (…) vermeerderd met gemaakte (transport en quarantaine)kosten (…) aan cliënte (terug) te betalen”en dat hij de koopovereenkomst
“Indien en voor zover”deze nog niet zou zijn ontbonden of vernietigd alsnog namens [appellante] buitengerechtelijk ontbindt althans vernietigt.
primair: i) te verklaren voor recht dat [appellante] de koopovereenkomst op 14 februari 2020, althans op 5 oktober 2020 rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden, althans de overeenkomst te ontbinden en [geïntimeerde] te veroordelen om aan [appellante] (terug) te betalen ii) de koopprijs van
zowel primair als subsidiair, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten, daaronder begrepen de beslagkosten, en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
meer subsidiairgevorderd een deskundige te benoemen die de waardevermindering van het paard bepaalt en [geïntimeerde] te veroordelen tot
I tot en met XIklaagt [appellante] over een onjuiste vaststelling van de feiten door de rechtbank en met
grief XIIklaagt zij over een onjuiste weergave van haar vordering door de rechtbank.
grieven XIII tot en met XXXVII(en de daarop voortbordurende
grieven XXXVIII tot en met XXXX) stelt [appellante] de vraag aan de orde of de koopovereenkomst telefonisch op 14 februari 2020 dan wel per e-mail van 5 oktober 2020 rechtsgeldig is ontbonden of vernietigd. Volgens [appellante] vertoonde het paard (ernstige) gedragsproblemen. Om die reden heeft [appellante] de koopovereenkomst op 14 februari 2020 telefonisch in overleg met [geïntimeerde] , dan wel eenzijdig per e-mail van 5 oktober 2020 rechtsgeldig ontbonden wegens een wezenlijke tekortkoming (non-conformiteit) als bedoeld in artikel 49 lid 1 onder a Weens Koopverdrag, dan wel vernietigd wegens dwaling als bedoeld in artikel 6:228 lid 1 onder a of c BW.
“Gastroscopie toont bloedende maagzweren in het bovenste maagslijmvlies ter hoogte van de curvatura major (graad 3). Ter hoogte van de curvatura minor zijn er enkele maagzweren in het bovenste en onderste maagslijmvlies (graad 2). Verder zijn er helende zweren zichtbaar ter hoogte van de pylorus en in het antrum pyloricum. (…)
“Gebaseerd op de bevindingen adviseren wij het paard te behandelen met een combinatie van medicatie. Omeprazole voor de bloedende maagzweren in het bovenste en onderste maagslijmvlies voor een periode van 4 weken. [naam] heeft goed gereageerd op behandeling met sucralfaat, daarom raden wij aan deze wel nog 2 weken verder te zetten. De letsels thv de pylorus helen langzamer en daarom is langdurige behandeling genoodzaakt. (…) Een minderheid van de paarden reageert onvoldoende op de behandeling van bovenstaande medicatie. Ook gezien de graad en de locatie van de maagzweren wordt na 4 weken een hercontrole aangeraden.”Verder bevat dit verslag
“Richtlijnen in verband met het management om maagzweren in de toekomst te voorkomen.”
“aangeboden op de kliniek voor gastroscopie vanwege vreemd/vervelend gedrag.”Verder staat hierin vermeld:
“Gastroscopie toonde voornamelijk grote diepe (bloedende) maagzweren (graad 3) ter hoogte van de grote maagkromming. Daarnaast waren ook enkele kleine zweren aanwezig in het bovenste en onderste maagslijmvlies (graad 2). Verder is minimale irritatie zichtbaar ter hoogte van de pylorus. (…) Hoe lang het paard [naam] maagzweren had is lastig te beoordelen, maar het is niet onmogelijk dat ze in dezelfde of geringere mate reeds langer aanwezig waren. Het is bovendien belangrijk om bij paarden een gastroscopie uit te voeren om onder andere de locatie van de zweren te bepalen. Maagzweren in het glandulair maagslijmvlies of eerste stuk dun darm zijn lastiger te behandelen en vergen een langere behandeling met een combinatie van medicatie, zoals maagzuur remmers en maagbeschermers. De heling ervan verloopt immers ook veel langzamer. Gezien de graad en de locatie van de maagzweren bij [naam] werd een behandeling voorgeschreven van 4 weken. Bij een kortere behandelperiode is de kans groot dat de letsels onvoldoende geheeld zijn, waarna de letsels weer kunnen verergeren als de medicatie gestopt wordt. Na 4 weken komen de paarden meestal op controle om de mate van heling in te schatten, waarbij de behandeling verlengd of aangepast kan worden. Maagzweren bij paarden zijn een multifactorieel probleem. Naast het toedienen van medicatie is het voor squamueze maagzweren ook belangrijk te kijken naar de voeding (soort en frequentie), de manier van training, de wijze van medicatie toediening. Maagzuur remmers kunnen het best op een nuchtere maag worden toegediend, aangezien voeding de opname van het medicijn op een negatieve manier beïnvloed. Voor paarden met squameuze zweren is het belangrijk om de draf en galop tijdspannen kort te houden, aangezien het maagzuur tijdens deze gangen veelvuldig in contact komt met het bovenste maagslijmvlies. Maagzweren in het squameuze maagslijmvlies kunnen een brede waaier aan klachten veroorzaken, gaande van minder/slecht eten, geeuwen, tanden knarsen, slechte vacht conditie tot gedragsveranderingen die kunnen variëren van luchtzuigen, discomfort bij aansingelen tot staken tijdens het rijden. De klachten en mate van klachten die een paard met squameuze zweren vertoont, is paard afhankelijk en niet steeds gecorreleerd aan de ernst (gradatie) van de zweren. In het geval van [naam] is het zeker mogelijk dat deze zweren aan de basis lagen van de gedragsveranderingen.
“Op 3 maart 2020 zijn eveneens de baarmoeder en eierstokken echografisch onderzocht en normaal bevonden. Sommige merries kunnen lastig gedrag vertonen tijdens de hengstigheid op het ogenblik dat de merrie cyclisch is. Hiervoor wordt soms gecontroleerd het gebruik van regumate voorgeschreven. In het geval van [naam] is door ons geen regumate verstrekt aan [persoon A] op het ogenblik van consultatie, alsook nooit eerder benaderd in verband met afwijkend gedrag bij boven vermeld paard.”In samenhang bezien met hetgeen in het verslag van de gastroscopie en de latere verklaring van de dierenarts over de maagproblemen is vermeld, heeft [appellante] onvoldoende onderbouwd gesteld om te kunnen concluderen dat het door haar gestelde wangedrag van het paard niet met de maagproblemen samenhing.
grief XXXXIkomt [appellante] - voor zover relevant - op tegen de door de rechtbank in het bestreden vonnis in reconventie aan het aan [appellante] gegeven gebod het paard op te halen en weer in bezit te nemen verbonden dwangsom.
grieven I tot en met V(en de daarop voortbordurende
grief IX) klaagt [geïntimeerde] over de volgens haar te lage omvang van de door de rechtbank toegewezen vergoeding voor door [geïntimeerde] ten behoeve van het paard gemaakte kosten. Deels vordert zij daarenboven een hogere vergoeding dan in eerste aanleg. Ook [appellante] klaagt met
grief XXXXIIover de omvang van de door de rechtbank aan [geïntimeerde] toegewezen kostenvergoeding, die volgens haar te hoog is.
“training, stabling, maintenance and the veterinary treatments and supervising of the Horse”ongeveer € 1.000,- per maand bedroegen.
“5 maal beslag”betreffende het paard in het geding gebracht. Met inbegrip van dit reeds door de rechtbank toegewezen bedrag van € 925,-, vordert [geïntimeerde] thans (€ 925,- + 9 (januari 2021 tot en met 10 juni 2022 om de twee maanden) x € 185,- =) € 2.590,- aan kosten voor de hoefsmid. [appellante] erkent dat het paard om de twee maanden bekapt dient te worden door de hoefsmid. Zij betwist dat het paard, gelet op de peesblessure, steeds om de twee maanden beslagen diende te worden.
“Omeprazole (Ulcergold/ gastrogard)”is voorgeschreven, en naar een factuur voor
“AbPrazole”ten bedrage van USD 1.123,-, met betalingsbewijs van 20 januari 2020. Ook als het hof [geïntimeerde] volgt in haar betoog dat abprazole dezelfde medicatie als omeprazole betreft, is deze vordering niet toewijsbaar, nu [geïntimeerde] heeft nagelaten te onderbouwen dat het paard voor een bedrag van € 500,- van deze medicatie is toegediend.
grieven VI en VIIstelt [geïntimeerde] de opheffing van het door [appellante] gelegde conservatoire derdenbeslag aan de orde, evenals de onrechtmatigheid hiervan.
grief XXXXIIIklaagt [appellante] erover dat de rechtbank het vonnis ook voor wat betreft het toegewezen deel van de tegenvordering van [geïntimeerde] uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard. Het hof is van oordeel dat [appellante] geen belang heeft bij deze grief daar thans een eindarrest wordt gewezen. Of het bestreden vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, is daardoor niet meer relevant.
grief VIIIslaagt. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis in reconventie aangeknoopt bij het uiteindelijk toegewezen bedrag en heeft liquidatietarief III, met betrekking tot zaken van een geldswaarde van € 20.000,- tot € 40.000,-, gehanteerd. De rechtbank is daarbij uitgegaan van het liquidatietarief geldig tot 1 februari 2021, terwijl liquidatietarief III ten tijde van het bestreden vonnis € 721,- per punt bedroeg. Dit betekent dat de proceskosten in reconventie (2,5 punten x 0,5 x € 721,- =) € 901,25 bedragen en dat door de rechtbank (€ 901,25 –
7.De uitspraak
in principaal en incidenteel hoger beroep: