ECLI:NL:GHSHE:2023:1001

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
200.306.902_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens verval aanhangigheid na herstelexploten

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen Dexia Nederland B.V. en een afnemer, waarbij Dexia in hoger beroep was gekomen van een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het hof heeft vastgesteld dat de aanhangigheid van de zaak is vervallen na twee inschrijvingsherstelexploten die niet tijdig zijn ingediend. Dexia werd niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.

De procedure begon met een dagvaarding van 2 september 2020, waarbij Dexia in hoger beroep ging tegen het vonnis van 3 juni 2020. De afnemer werd opgeroepen om te verschijnen, maar de appeldagvaarding werd niet op de aangezegde roldatum aangebracht. Vervolgens heeft Dexia op 20 januari 2021 een herstelexploot laten uitbrengen, maar ook dit werd niet tijdig ingeschreven. Een tweede herstelexploot op 1 februari 2022 leidde evenmin tot een geldige inschrijving.

Het hof oordeelde dat Dexia niet tijdig de benodigde stappen heeft ondernomen om de aanhangigheid van de zaak te waarborgen. De relevante wetgeving, artikel 125 lid 1 en 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, stelt dat de aanhangigheid vervalt als de dagvaarding niet tijdig wordt ingediend, tenzij er binnen twee weken een geldig herstelexploot wordt uitgebracht. Aangezien Dexia niet aan deze vereisten voldeed, werd zij niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep en werd zij veroordeeld in de proceskosten van de afnemer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.306.902/01
arrest van 28 maart 2023
in de zaak van
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als: Dexia,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als: de afnemer,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Rotterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 2 september 2020 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, van 3 juni 2020, gewezen tussen Dexia als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie en de afnemer als eiser in conventie, verweerder in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 7192309 CV EXPL 18-3777)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het herstelexploot van 20 januari 2021;
  • het herstelexploot van 1 februari 2022;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord met producties;
  • de akte uitlating jurisprudentie van de afnemer van 23 augustus 2022;
  • de antwoordakte met een productie van Dexia van 20 september 2022;
  • de akte uitlaten producties van Dexia van 18 oktober 2022;
  • de antwoordakte van de afnemer van 15 november 2022.
Het hof heeft een datum bepaald voor arrest. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In de memorie van antwoord stelt de afnemer stelt zich primair op het standpunt dat Dexia niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat zij niet tijdig in hoger beroep is gekomen van het eindvonnis van 3 juni 2020. Dexia is van mening dat zij wel ontvankelijk is in haar hoger beroep omdat de afnemer in de procedure is verschenen, heeft voortgeprocedeerd en niet onredelijk in zijn belangen is geschaad.
3.2.
Bij de beoordeling van het primaire verweer van de afnemer gaat het hof uit van de volgende feiten.
a. a) Bij exploot van dagvaarding van 2 september 2020 is Dexia in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 3 juni 2020. De afnemer is in dat exploot gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van dit hof op 12 januari 2021.
Deze appeldagvaarding is op de aangezegde roldatum niet aangebracht.
b) Op 20 januari 2021 heeft Dexia een herstelexploot laten uitbrengen waarbij de afnemer is opgeroepen alsnog te verschijnen ter terechtzitting van dit hof op 18 januari 2022 in het geding dat aanhangig is gemaakt bij dagvaarding van 2 september 2020. Dit inschrijvingsherstelexploot is niet bij het hof aangebracht.
c) Op 1 februari 2022 heeft Dexia nog een inschrijvingsherstelexploot aan de afnemer laten uitbrengen. Op basis van het laatste exploot heeft Dexia de zaak op de rol van 22 februari 2022 aangebracht. De afnemer is op die roldatum verschenen.
3.3.
Artikel 125 lid 1 Rv bepaalt dat het geding aanhangig is vanaf de dag der dagvaarding. Volgens het vijfde lid van dit artikel vervalt de aanhangigheid als het exploot van dagvaarding niet uiterlijk op het in het tweede lid vermelde tijdstip is ingediend, tenzij binnen twee weken na de in de dagvaarding vermelde roldatum een geldig (inschrijvings-) herstelexploot is uitgebracht.
3.4.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan als herstelexploot in de zin van artikel 125 lid 5 Rv slechts gelden een exploot dat – onder handhaving van het oorspronkelijke exploot en met inachtneming van de termijn van dagvaarding – aan geïntimeerde een nieuwe rechtsdag aanzegt en dat daadwerkelijk wordt gevolgd door inschrijving op de rol van die nieuwe rechtsdag (vgl. HR 17 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1063, HR 22 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1934 en HR 10 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:927).
Aangezien Dexia heeft verzuimd de zaak na het (tijdige) uitbrengen van het eerste herstelexploot van 20 januari 2021 alsnog uiterlijk op 17 januari 2022 te laten inschrijven op de rol van de aangezegde rechtsdag, 18 januari 2022, is van een geldig inschrijvingsherstelexploot geen sprake en is de aanhangigheid van de zaak alsnog vervallen.
3.5.
Het verzuim om de zaak tijdig op de rol van 18 januari 2022 te laten inschrijven kon niet meer worden hersteld door het daarna op de voet van artikel 125 lid 5 Rv uitgebrachte inschrijvingsherstelexploot van 1 februari 2022. Zo’n exploot heeft geen rechtsgevolg en leidt tot niet-ontvankelijkheid, tenzij de wederpartij met het wijzigen van de oorspronkelijk
aangezegde rechtsdag heeft ingestemd. Van (al dan niet stilzwijgende) toestemming van de afnemer om de zaak alsnog op de rol te plaatsen, waardoor verval van aanhangigheid had kunnen worden voorkomen, is niet gebleken. Uit het gegeven dat de afnemer in de procedure is verschenen en proceshandelingen heeft verricht kan deze instemming niet worden afgeleid omdat de afnemer zich in zijn eerste processtuk direct op het standpunt heeft gesteld dat Dexia niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Het beroep van Dexia op het bepaalde in artikel 122 Rv leidt niet tot een ander oordeel. Artikel 122 Rv heeft betrekking op gebreken die leiden tot nietigheid van de dagvaarding. In dit geval is geen sprake van een gebrek dat formeel met nietigheid wordt bedreigd, maar van het ontbreken van een geldig inschrijvingsherstelexploot waardoor de aanhangigheid van het geding is vervallen.
Conclusie en proceskosten
3.6.
Uit het voorgaande volgt dat Dexia niet-ontvankelijk is in het door haar ingestelde hoger beroep.
3.7.
Dexia is aan te merken als de in het ongelijk gestelde partij en dient daarom in hoger beroep te worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten aan de zijde van de afnemer worden als volgt begroot:
– griffierecht € 332,--
– salaris advocaat (2 punten x tarief II € 1.183,-)
€ 2.366,--
totaal € 2.698,--
De gevorderde wettelijke rente over de proces- en nakosten zal worden toegewezen op de wijze als in het dictum bepaald. Het hof zal de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden omdat volgens vaste rechtspraak een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel oplevert (zie o.a. Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853). Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten.

4.De uitspraak

Het hof:
verklaart Dexia niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep;
veroordeelt Dexia in de proceskosten van het hoger beroep, en stelt die kosten tot op heden aan de zijde van de afnemer vast op € 2.698,--, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Dexia deze niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest heeft voldaan.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 28 maart 2023.
griffier rolraadsheer