Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde] ,wonende te [woonplaats] ,
[[ X ]] Beheer B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 13 oktober 2020,
- de akte van [geïntimeerden] , met producties,
- de memorie van antwoord in principaal hoger beroep, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
- de memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
- de mondelinge behandeling van 12 januari 2022 waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd,
- de bij brief van 23 december 2021 door mr. Beukers toegezonden producties 25-29, die bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding zijn gebracht,
- de bij H12-formulier overgelegde producties 25-28 die bij de mondelinge behandeling door mr. Silvertand bij akte in het geding zijn gebracht.
6.De verdere beoordeling
“Huurder is verplicht veranderingen en toevoegingen bij het einde van de huurovereenkomst ongedaan te maken en de daardoor ontstane schade te herstellen tenzij verhuurder hem van deze verplichting ontslaat.”In artikel 13.15 van de ROZ-voorwaarden is bepaald:
“platdak incl. versterking, aanpassen doorgang met ondersteuning, nieuwe begane grond vloer, voorzetwanden en binnenwanden inrichting.”Het begeleidende e-mailbericht luidt als volgt:
“Ter info naar aanleiding van jullie mail moest ik reageren, beste [persoon F] en [persoon B] kom nu ook eens met een stukje duidelijkheid, wij hebben het grootste gedeelte van de premie betaald en hebben dan ook recht om bij uitkering onze schade aan de opstal vergoed te krijgen, nu zijn de aannemer en ik de dupe omdat wij de snelheid er in moeten houden ik ga woensdag de rekeningen betalen.
Naar het oordeel van het hof is deze eisvermeerdering van de curator in strijd met de eisen van een goede procesorde. [geïntimeerden] hebben zich niet kunnen voorbereiden op deze eisvermeerdering en zijn door de eiswijziging op de mondelinge behandeling onredelijk bemoeilijkt in hun verdediging. Voor zover de curator nog heeft gesteld dat [geïntimeerden] uit de bij brief van 23 december 2017 toegezonden producties hadden kunnen begrijpen dat de curator aanspraak wenste te maken op een volledige proceskostenveroordeling, geldt dat (i) dit niet heeft te gelden als een eiswijziging en (ii) zelfs indien dit wel het geval was, de eiswijzing ook dan in strijd met de eisen van een goede procesorde zou zijn geweest. Daarbij komt dat het toelaten van de eisvermeerdering in dit stadium van de procedure zou hebben geleid tot een onevenredige vertraging.
Na dit positieve overleg heb ik op mijn verantwoording en vertrouwen in jou uitspraken de aannemer opdracht gegeven om vooral de snelheid er in te houden”), terwijl voorts uit het e-mailbericht van 23 juli 2018 van [persoon C] (6.1.16) blijkt dat [persoon C] de rekening van Barkon zal gaan betalen. Onbegrijpelijk is in dit verband dat de curator, die heeft erkend regelmatig contact met [persoon C] te hebben gehad (vgl. productie 29), niet om opheldering heeft verzocht bij [persoon C] naar aanleiding van deze e-mailberichten. Evenmin heeft de curator zijn stellingen met verklaringen van [persoon A] en/of Stultiens onderbouwd. Dat de curator er naar eigen zeggen voor heeft gekozen geen verklaring van deze personen in het geding te brengen, omdat zij mogelijk nog als getuige zullen worden gehoord, maakt niet dat de curator om die reden onvoldoende invulling behoeft te geven aan zijn stelplicht.
“zoals opgegeven”en zoals vastgesteld door de verzekeraar, leidt dit er, in het licht van alle andere omstandigheden, niet toe dat [[ X ]] aan Barkon opdracht heeft gegeven voor de uitvoering van de werkzaamheden dan wel dat zij ermee heeft ingestemd dat Barkon die werkzaamheden voor rekening van [geïntimeerde] zou uitvoeren. De omstandigheid dat [[ X ]] in eerste instantie niet op dit e-mailbericht en de facturen heeft gereageerd is onvoldoende voor het oordeel dat [[ X ]] ermee heeft ingestemd dat de werkzaamheden voor rekening van [geïntimeerde] zouden worden uitgevoerd.
€ 4.062,00