ECLI:NL:GHSHE:2022:883

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
200.296.351_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontbinding arbeidsovereenkomst en bewijslevering

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van een werknemer tegen zijn werkgever over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De werknemer, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M. Pals, heeft in hoger beroep gesteld dat de ontbinding onterecht is en dat er een opzegverbod wegens ziekte van toepassing was. De werkgever, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Barrahmun, heeft betoogd dat de arbeidsplaats van de werknemer is vervallen door automatisering en dat de taken zijn overgedragen aan een andere werknemer.

De procedure is gestart met een tussenbeschikking van 2 december 2021, waarin het hof de zaak aanhield in afwachting van een uitspraak van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft op 18 februari 2022 geoordeeld dat een ontbindingsverzoek kan worden toegewezen, zelfs als de werknemer arbeidsongeschikt is geworden tussen de ontslagaanvraag en het verzoek om ontbinding. Dit heeft gevolgen voor de beoordeling van de zaak door het hof, dat nu kan vaststellen of er een opzegverbod was.

Het hof heeft de werkgever toegelaten om bewijs te leveren dat de taken van de werknemer zijn vervallen of overgedragen. Indien de werkgever getuigen wil oproepen, moet zij schriftelijk opgave doen van de getuigen en hun relatie tot de werkgever. De raadsheer-commissaris, mr. M. van Ham, zal de getuigenverhoren leiden en de verdere procedure coördineren. De beslissing van het hof houdt in dat de zaak verder wordt behandeld en dat de werkgever de gelegenheid krijgt om bewijs te leveren voor haar stellingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
Uitspraak : 17 maart 2022
Zaaknummer : 200.296.351/01
Zaaknummer eerste aanleg : 8963381 \ AZ VERZ 21-5
in de zaak in hoger beroep van:
[de werknemer],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [de werknemer] ,
advocaat: mr. J.M. Pals te Roermond,
tegen
[B.V.] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
hierna aan te duiden als [de werkgever] ,
advocaat: mr. H. Barrahmun te Eindhoven.

5.Het verdere verloop van het geding

5.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de tussenbeschikking van 2 december 2021;
  • de akte van [de werknemer] van 7 maart 2022;
  • de akte van [de werkgever] van 7 maart 2022.
5.2.
Het hof heeft daarna weer een datum voor beschikking bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Bij tussenbeschikking van 2 december 2021 heeft het hof deze zaak aangehouden in afwachting van een uitspraak van de Hoge Raad op een vordering van 1 november 2021 van waarnemend Procureur-Generaal R.H. de Bock tot cassatie in belang der wet (ECLI:NL:PHR:2021:1014). De Hoge Raad heeft bij beschikking van 18 februari 2022 de vordering toegewezen (ECLI:NL:HR:2022:276). De Hoge Raad heeft overwogen dat een ontbindingsverzoek op de a-grond kan worden toegewezen als de werknemer arbeidsongeschikt is geworden in de periode tussen de ontslagaanvraag bij het UWV en het verzoek om ontbinding aan de kantonrechter. Beide partijen hebben zich bij akte uitgelaten over het gevolg van deze beschikking voor deze zaak. Partijen zijn het erover eens dat dit betekent dat in deze zaak er geen opzegverbod wegens ziekte aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg stond.
6.2.
Het hof kan zich nu concentreren op de vraag of de arbeidsplaats van [de werknemer] is vervallen wegens (kort gezegd) automatisering of dat de taken van [de werknemer] zijn overgeheveld naar [betrokkene 2] en of zij feitelijk zijn functie heeft uitgevoerd sinds zijn op non-actiefstelling. Het hof zal [de werkgever] toelaten te bewijzen dat de taken en werkzaamheden zijn vervallen en / overgedragen op de wijze zoals dat in het overzicht van [de werkgever] is vermeld, en in rechtsoverweging 3.8.4 van de tussenbeschikking van 2 december 2021 is weergegeven, met inachtneming van de overwegingen in rechtsoverweging 3.8.5 van de beschikking van 2 december 2021.
6.3.
Voor het geval [de werkgever] bewijs door getuigen wil leveren, dient zij schriftelijk opgave te doen van de namen, woonplaatsen en geboortedata van de te horen getuigen en (kort) aan te geven wat hun relatie is tot [de werkgever] .
Partijen dienen er rekening mee te houden dat de raadsheer-commissaris (telkens) een dagdeel getuigen zal horen en dat maximaal drie getuigen per dagdeel gehoord kunnen worden. Partijen dienen er ook rekening mee te houden dat na afloop van het eerste getuigenverhoor meteen een nieuwe datum zal worden vastgesteld voor het volgende verhoor.

7.De beslissing

Het hof:
7.1.
laat [de werkgever] toe te bewijzen dat de taken en werkzaamheden van [de werknemer] zijn vervallen en /of overgedragen op de wijze zoals dat in het overzicht van [de werkgever] is vermeld en in rechtsoverweging 3.8.4 van de beschikking van 2 december 2021 is weergegeven;
7.2.
bepaalt, voor het geval [de werkgever] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. M. van Ham als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
7.3.
bepaalt dat [de werkgever] uiterlijk twee weken na deze beschikking schriftelijk opgave dient te doen aan de civiele griffie van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 16 weken na de datum van deze beschikking;
7.4.
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde datum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
7.5.
bepaalt dat de advocaat van [de werkgever] tenminste zeven dagen voor het verhoor de in rechtsoverweging 6.3 genoemde opgave zal doen aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
7.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M. van Ham, R.R.M. de Moor en R.J. Voorink en is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2022.