ECLI:NL:GHSHE:2022:754

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
20/00611 tot en met 20/00617
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en naheffingsaanslagen omzetbelasting met betrekking tot boetebeschikkingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de naheffingsaanslagen omzetbelasting die door de inspecteur van de Belastingdienst zijn opgelegd over de jaren 2010 tot en met 2013. De inspecteur heeft navorderingsaanslagen opgelegd en bij beschikking rente en boetes in rekening gebracht. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar de inspecteur heeft de uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep gedeeltelijk gegrond verklaarde en de boetebeschikkingen bij de naheffingsaanslagen vernietigde.

Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Tijdens de zitting op 28 januari 2022 zijn beide partijen verschenen en hebben zij nadere stukken ingediend. Het hof heeft het onderzoek gesloten en de zaak beoordeeld. Het hof oordeelt dat het niet gebonden is aan de standpunten van partijen over de boetes, maar dat het zelfstandig moet beoordelen of de hoogte van de boeten passend en geboden is. Gelet op de financiële omstandigheden van belanghebbende, heeft het hof de boeten gematigd.

De uitspraak van het hof is op 2 maart 2022 gedaan, waarbij het hof het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de inspecteur gegrond verklaarde. Het hof heeft de navorderingsaanslagen en naheffingsaanslagen verminderd en de boetebeschikkingen vernietigd, met uitzondering van de boetebeschikking bij de naheffingsaanslag omzetbelasting 2011, die is verminderd tot € 500. Tevens is de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 20/00611 tot en met 20/00617
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en het incidentele hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 18 september 2020, nummers 18/1572 tot en met 18/5775, 18/2193, 18/2194 en 19/6744 in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.
De inspecteur heeft navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd over de jaren 2010 tot en met 2013 (hierna: de navorderingsaanslagen). Tevens is telkens bij beschikking rente in rekening gebracht en bij beschikking een boete opgelegd.
1.1.2.
De inspecteur heeft naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd over de periodes 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011, 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 en 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 (hierna: de naheffingsaanslagen). Tevens is telkens bij beschikking rente in rekening gebracht en bij beschikking een boete opgelegd.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover dat betrekking heeft op de boetebeschikkingen bij de naheffingsaanslagen. Voor het overige is het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op het incidentele hoger beroep.
1.6.
Beide partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.
1.7.
De zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
1.8.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2.Feiten

2.1.
Met datum 17 december 2016 stelt de inspecteur de navorderingsaanslagen vast, brengt hij bij beschikking rente in rekening en legt hij bij beschikking boeten op naar de hierna vermelde bedragen:
Jaar
Belastbaar inkomen uit werk en woning
Rente
Boete
2010
€ 89.029
€ 3.400
€ 4.306
2011
€ 56.184
€ 315
€ 462
2012
€ 60.147
€ 453
€ 844
2013
€ 51.245
€ 68
€ 168
2.2.
Met datum 24 december 2016 stelt de inspecteur de naheffingsaanslagen vast. Ook bij de naheffingsaanslagen wordt bij beschikking rente in rekening gebracht en worden boeten opgelegd:
Jaar
Verschuldigde omzetbelasting
Rente
Boete
2011
€ 15.204
€ 2.608
€ 3.801
2012
€ 7.813
€ 1.147
€ 1.953
2013
€ 1.754
€ 207
€ 438
2.3.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen, de naheffingsaanslagen en de bij die belastingaanslagen gegeven beschikkingen gehandhaafd.
2.4.
De rechtbank heeft de navorderingsaanslagen, de naheffingsaanslagen en de rentebeschikkingen in stand gelaten. De boeten bij de navorderingsaanslagen zijn verminderd met 20% vanwege een overschrijding van de redelijke termijn en de boetebeschikkingen bij de naheffingsaanslagen zijn door de rechtbank vernietigd.

3.Geschil en conclusies van partijen

3.1.
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Zijn de navorderingsaanslagen en naheffingsaanslagen terecht en naar het juiste bedrag vastgesteld?
II. Mocht de inspecteur boeten opleggen en is de hoogte daarvan passend en geboden?

4.Gronden

Vooraf
4.0.
Belanghebbende heeft verzocht om vermindering van het griffierecht tot nihil. De griffier heeft dat verzoek voorlopig toegewezen en belanghebbende bericht dat op het verzoek zal worden beslist door de kamer die de zaak behandelt. Het hof ziet geen aanleiding om terug te komen op deze voorlopige toewijzing.
Ten aanzien van het geschil
4.1.
Partijen hebben tijdens de zitting uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk verklaard overeen te zijn gekomen dat:
- de omzet in de onderhavige jaren bedraagt € 60.000 (2010), € 2.000 (2011 en 2012) respectievelijk nihil (2013);
- in de hiervoor genoemde bedragen aan omzet 19% omzetbelasting is inbegrepen;
- voor de (inkoop)kosten kan worden uitgegaan van de bedragen genoemd in onderdeel 4.3 van het controlerapport van 25 oktober 2016 (hierna: het controlerapport);
- voor de voorbelasting kan worden uitgegaan van de bedragen genoemd in onderdeel 7.3 van het controlerapport.
I. De navorderingsaanslagen en de naheffingsaanslagen
4.2.
Het hof zal de navorderingsaanslagen, de naheffingsaanslagen en de daarbij gegeven rentebeschikkingen in overstemming met de standpunten van partijen verminderen of vernietigen. Het hof geeft hierna per aanslag een cijfermatige uitwerking van wat partijen zijn overeengekomen.
Navorderingsaanslag IB/PVV 2010
4.3.
Partijen zijn tijdens de zitting overeengekomen dat moet worden uitgegaan van een omzet van € 60.000 inclusief omzetbelasting. De omzet exclusief omzetbelasting bedraagt dan € 50.420 [1] . Verminderd met de (inkoop)kosten van € 22.734 [2] en de eerder aangegeven/vastgestelde winst van € 5.000 [3] , komt de correctie van de winst uit op € 22.686. Rekening houdend met de MKB-winstvrijstelling van 12%, resulteert dit in het hierna vermelde belastbare inkomen uit werk en woning.
Belastbaar inkomen uit werk en woning
2010
Vastgesteld/aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning
€ 55.908
Correctie winst uit onderneming
€ 22.686
Correctie MKB-winstvrijstelling
-/- € 3.322
Gecorrigeerd belastbaar inkomen uit werk en woning
€ 75.272
Navorderingsaanslag IB/PVV 2011
4.4.
Partijen zijn tijdens de zitting overeengekomen dat moet worden uitgegaan van een omzet van € 2.000 inclusief omzetbelasting. De omzet exclusief omzetbelasting bedraagt dan € 1.681 [4] . Verminderd met de inkoopkosten van € 1.465 [5] , komt de correctie van de winst uit op € 216. Rekening houdend met de MKB-winstvrijstelling van 12%, resulteert dit in het hierna vermelde belastbare inkomen uit werk en woning.
Belastbaar inkomen uit werk en woning
2011
Vastgesteld/aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning
€ 51.902
Correctie winst uit onderneming
€ 216
Correctie MKB-winstvrijstelling
-/- € 26
Gecorrigeerd belastbaar inkomen uit werk en woning
€ 52.092
Navorderingsaanslag IB/PVV 2012
4.5.
Partijen zijn tijdens de zitting overeengekomen dat moet worden uitgegaan van een omzet van € 2.000 inclusief omzetbelasting. De omzet exclusief omzetbelasting bedraagt dan € 1.681 [6] . Aangezien de kosten nihil zijn [7] , komt de correctie van de winst uit op € 1.681. Rekening houdend met de MKB-winstvrijstelling van 12%, resulteert dit in het hierna vermelde belastbare inkomen uit werk en woning.
Belastbaar inkomen uit werk en woning
2012
Vastgesteld/aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning
€ 52.983
Correctie winst uit onderneming
€ 1.681
Correctie MKB-winstvrijstelling
-/- € 202
Gecorrigeerd belastbaar inkomen uit werk en woning
€ 54.462
Navorderingsaanslag IB/PVV 2013
4.6.
Partijen zijn tijdens de zitting overeengekomen dat moet worden uitgegaan van een omzet van nihil. Dat betekent dat de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 wordt vernietigd.
Naheffingsaanslag omzetbelasting 2011
4.7.
Partijen zijn tijdens de zitting overeengekomen dat moet worden uitgegaan van een omzet van € 2.000 inclusief omzetbelasting. Uitgaande van 19% omzetbelasting, bedraagt de verschuldigde omzetbelasting € 319 [8] . Rekening houdend met de voorbelasting vermeld in onderdeel 7.3 van het rapport, resulteert dit in de volgende correctie:
Naheffingsaanslag omzetbelasting
2011
Vastgestelde verschuldigde omzetbelasting
€ 319
Vastgestelde te claimen voorbelasting
-/- € 279
Totaal verschuldigde omzetbelasting
€ 40
Aangegeven op aangifte
-/- € 14.281
Na te heffen omzetbelasting
€ 14.321
Naheffingsaanslag omzetbelasting 2012
4.8.
Partijen zijn tijdens de zitting overeengekomen dat moet worden uitgegaan van een omzet van € 2.000 inclusief omzetbelasting. Uitgaande van 19% omzetbelasting, bedraagt de verschuldigde omzetbelasting € 319 [9] . Rekening houdend met de voorbelasting vermeld in onderdeel 7.3 van het rapport, resulteert dit in de volgende correctie:
Naheffingsaanslag omzetbelasting
2012
Vastgestelde verschuldigde omzetbelasting
€ 319
Vastgestelde te claimen voorbelasting
-/- € 0
Totaal verschuldigde omzetbelasting
€ 319
Aangegeven op aangifte
-/- € 6.267
Na te heffen omzetbelasting
€ 6.586
Naheffingsaanslag omzetbelasting 2013
4.9.
Partijen zijn tijdens de zitting overeengekomen dat moet worden uitgegaan van een omzet van nihil. Rekening houdend met de voorbelasting vermeld in onderdeel 7.3 van het rapport, resulteert dit in de volgende correctie:
Naheffingsaanslag omzetbelasting
2013
Vastgestelde verschuldigde omzetbelasting
€ 0
Vastgestelde te claimen voorbelasting
-/- € 21
Totaal verschuldigde omzetbelasting
-/- € 21
Aangegeven op aangifte
-/- € 1.424
Na te heffen omzetbelasting
€ 1.403
II. Boeten
4.10.
De inspecteur heeft vergrijpboeten [10] opgelegd bij de navorderingsaanslagen en de naheffingsaanslagen. Tijdens de zitting zijn partijen overeengekomen dat alle boeten in ieder geval verminderd dienen te worden tot 10% van de te weinig geheven of betaalde belasting. Het hof merkt op dat het niet gebonden is aan dit standpunt van partijen, maar dat het hof zelfstandig dient te beoordelen of de hoogte van de boeten passend en geboden is. Daarbij zijn onder meer de financiële omstandigheden van belanghebbende van belang. Gelet op de verklaring van belanghebbende tijdens de zitting over zijn huidige (werk)situatie en zijn perspectieven, ziet het hof in de financiële omstandigheden van belanghebbende aanleiding om de boeten verder te matigen. Het hof acht een boete van, in totaal, € 500 passend en geboden. Uit oogpunt van eenvoud zal het hof niet alle boeten verminderen zodat deze in totaal € 500 bedragen, maar zal het hof de boete bij de naheffingsaanslag omzetbelasting 2011 verminderen tot € 500 en de overige boetebeschikkingen vernietigen.
Tussenconclusie
4.11.
De slotsom is dat het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de inspecteur beiden gegrond zijn.
Ten aanzien van het griffierecht
4.12.
Belanghebbende heeft voor de behandeling van het hoger beroep geen griffierecht betaald [11] . Daarom hoeft de inspecteur geen griffierecht voor de behandeling van het hoger beroep te vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten
4.13.
Het hof veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de kosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep bij het hof, omdat het door belanghebbende ingestelde hoger beroep gegrond is.
4.14.
Het hof stelt deze tegemoetkoming op een bedrag aan reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van de zitting van € 45,80 [12] .
4.15.
Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft gemaakt.

5.Beslissing

Het hof:
  • verklaart het hoger beroep gegrond;
  • verklaart het incidentele hoger beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behalve voor de beslissingen over de boetebeschikkingen bij de naheffingsaanslagen omzetbelasting 2012 en 2013, het griffierecht en de proceskosten;
  • verklaart het tegen de uitspraken op bezwaar bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • vermindert navorderingsaanslag IB/PVV 2010 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 75.272;
  • vermindert navorderingsaanslag IB/PVV 2011 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 52.092;
  • vermindert navorderingsaanslag IB/PVV 2012 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.462;
  • vermindert de rentebeschikkingen bij de navorderingsaanslagen IB/PVV 2010 tot en met 2012 evenredig;
  • vernietigt de boetebeschikkingen bij de navorderingsaanslagen IB/PVV 2010 tot en met 2012;
  • vernietigt de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 en de daarbij gegeven rente- en boetebeschikking;
  • vermindert naheffingsaanslag omzetbelasting 2011 naar € 14.321;
  • vermindert de boetebeschikking bij de naheffingsaanslag omzetbelasting 2011 tot € 500;
  • vermindert naheffingsaanslag omzetbelasting 2012 naar € 6.586;
  • vermindert naheffingsaanslag omzetbelasting 2013 naar € 1.403;
  • vermindert de rentebeschikkingen bij de naheffingsaanslagen omzetbelasting 2011 tot en met 2013 evenredig;
  • veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij het hof van € 45,80.
De uitspraak is gedaan door T.A. Gladpootjes, voorzitter, M.J.C. Pieterse en L.B.M. Klein Tank, in tegenwoordigheid van E.J.M. Bohnen, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2022 en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.€ 60.000 x 100/119.
2.Zie onderdeel 4.3 van het controlerapport.
3.Zie onderdeel 4.3 van het controlerapport.
4.€ 2.000 x 100/119.
5.Zie onderdeel 4.3 van het controlerapport.
6.€ 2.000 x 100/119.
7.Zie onderdeel 4.3 van het controlerapport.
8.€ 2.000 x 19/119.
9.€ 2.000 x 19/119.
10.Artikel 67e Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) respectievelijk artikel 67f AWR.
11.Zie onderdeel 4.0 van deze uitspraak.
12.Gebaseerd op reiskosten per openbaar vervoer, 2e klas, retour.