ECLI:NL:GHSHE:2022:700

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
20-001444-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tijdens de avondklokrellen in Eindhoven

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen tijdens de avondklokrellen in Eindhoven op 24 januari 2021. De politierechter had de verdachte vrijgesproken van twee tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan het eerste feit. Het hof oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, ondanks dat hij zelf geen gewelddadige handelingen heeft verricht. De verdachte heeft zich in de nabijheid van de relschoppers bevonden, heeft filmpjes gemaakt van de rellen en heeft instemmende opmerkingen gemaakt over het geweld. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de impact van de coronamaatregelen op de samenleving. De verdachte is vrijgesproken van het tweede tenlastegelegde feit, opruiing, omdat niet bewezen kon worden dat hij opruiende uitlatingen heeft gedaan.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001444-21
Uitspraak : 8 maart 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 25 mei 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-063788-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde, het onder 3 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘diefstal’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen.
Voorts is de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Blijkens de inhoud van de akte rechtsmiddel d.d. 7 juni 2021 en de aanvulling daarop d.d. 8 juni 2021 is het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep beperkt ingesteld en slechts gericht tegen de beslissingen ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde en de opgelegde straf.
Nu de benadeelde partij zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd, is de vordering niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden en twee weken. Voorts is gevorderd dat het hof de straf voor het, niet aan zijn oordeel onderworpen, door de politierechter onder 3 bewezenverklaarde feit zal bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissingen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover nog aan de orde in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 24 januari 2021 te Eindhoven openlijk, te weten op of aan de openbare weg(en) het Catharinaplein en/of het Stratumseind en/of de Demer en/of het Stationsplein en/of het 18 Septemberplein en/of de Piazza en/of de Vestdijk en/of de Boschdijktunnel en/of elders in het centrum van Eindhoven, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en), te weten (een) politieambtena(a)r(en) en/of (een) ordehandhaver(s) en/of tegen goederen, welk geweld bestond uit het (opzettelijk)
- los trekken van bestrating en/of ter hand nemen van (een) straatklinker(s) en/of (een) ste(e)n(en) en/of (een) fles(sen) en/of (een) fiets(en) en/of (andere) voorwerpen en/of
- gooien van (een) ste(e)n(en) en/of straatklinker(s) en/of fles(sen) en/of fiets(en) en/of (andere) voorwerpen naar de Mobiele Eenheid en/of
- gooien van (een) ste(e)n(en) en/of straatklinker(s) en/of fles(sen) en/of fiets(en) en/of (een) bromfiets(en) en/of (een) scooter(s) en/of (andere) voorwerpen tegen en/of in de richting van (een) voertuig(en) van de Mobiele Eenheid en/of
- ter hand nemen van een (metalen) paal (met een (scherpe) punt) en/of dreigend zwaaien met die (metalen) paal en/of (vervolgens) gooien van die (metalen) paal (met (scherpe) punt) in de richting van de Mobiele Eenheid en/of
- schreeuwen en/of schelden tegen (een) politieambtena(a)r(en) en/of ordehandhaver(s) en/of
- het aannemen van een agressieve en/of uitdagende houding tegenover de Mobiele Eenheid en/of politieambtena(a)r(en) en/of
- belagen van (een) (onbeschermde) politieambtena(a)r(en) en/of orderhandhaver(s) en/of
- gooien van (een) ste(e)n(en) en/of klinker(s) en/of voorwerp(en) tegen (een) winkelruit(en) en/of winkelpand(en) (te weten een winkel van Jumbo City en/of Schaap en Citroen en/of Bijenkorf en/of Stationskapsalon en/of gemeente Eindhoven en/of N.S. en/of Oogwereld en/of Jurc en/of Hema (gevestigd aan de Hermanus Boexstraat) en/of C&A en/of Happiness café en/of America Today en/of Seasons en/of Jazz Bar en/of Ramban) en/of
- plunderen en/of beroven van (een) winkel(s) (in elk geval Jumbo City) en/of
- vernielen van straatmeubilair en/of stationsmeubilair en/of
- vernielen en/of schoppen en/of trappen tegen een camerapaal en/of elektriciteitskast en/of
- vernielen en/of omver gooien van terrasmeubilair en/of
- schoppen en/of slaan tegen een voertuig van ProRail (eigendom van Leaseplan Nederland N.V.) en/of omver gooien van dat voertuig en/of
- ter hand nemen en/of ontsteken van vuurwerk en/of het gooien van dat vuurwerk in de richting van de mobiele eenheid en/of in een voertuig van ProRail en/of het in brand steken van dat voertuig en/of
- afpakken van een wapenstok van een politieambtenaar en/of ordehandhaver en/of slaan met die wapenstok tegen en/of in de richting van (een) politieambtena(a)r(en) en/of ordehandhaver(s) en/of
- filmend en/of opruiend met medeverdachten lopen en/of rennen door de binnenstad van Eindhoven en/of het plunderen van een voertuig van ProRail en/of het (getalsmatig) versterken van de groep relschoppers en/of het meebewegen in de aanvalsgolven van die medeverdachten;
2.hij of omstreeks 24 januari 2021 te Eindhoven in het openbaar mondeling tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid door in het openbaar tijdens rellen met relschoppers door de binnenstad van Eindhoven te lopen/rennen en/of daarbij (onder andere) te roepen: “dat zijn goede knallers jongen, dat zijn goede knallers” en/of “de fik er in, de fik er in” en/of “hoor die kankerstenen knallen daar” en/of “heb ik toch maar mooi die Maglite eruit gehaald, voordat die de brand in ging” en/of “anarchie jongen” en/of “dat krijg je als je onze vrijheid afpakt jongens” en/of “Big Brother is almost not watching you anymore. Big Brother is not watching you anymore” en/of woorden van gelijke aard en/of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde
Aan de verdachte is onder feit 2 tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan opruiing.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep bij requisitoir naar voren gebracht dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. In tegenstelling tot het oordeel van de politierechter, is er volgens de advocaat-generaal geen twijfel over de vraag of het de verdachte was die de uitlatingen heeft gedaan, zoals deze in de filmpjes te horen zijn en zoals deze zijn weergegeven in de tenlastelegging. Het roepen van “de fik er in, de fik erin” is in de visie van de advocaat-generaal zonder meer als opruiend te kwalificeren. In deze kwestie komen daar de teksten over “anarchie jongen” en de uitlating “dat krijg je als je onze vrijheid afpakt” nog bij. Gezien de gegeven omstandigheden in januari 2021, waarin de avondklok net was ingevoerd ter bestrijding van de coronapandemie, en gelet op de jurisprudentie die gewezen is naar aanleiding van de daaropvolgende coronarellen – waaruit volgt dat in deze situaties snel sprake is van opruiing – leiden bovengenoemde uitingen volgens de advocaat-generaal tot de constatering dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat het niet iedere keer de stem van de verdachte was, die te horen was op in de filmpjes. Een ander dan de verdachte heeft de uitlating “de fik erin, de fik erin” gedaan, zo stelt de verdediging. De verdediging heeft voorts ten aanzien van de uitlatingen “hoor die kankerstenen knallen daar”, “anarchie jongen”, “dat krijg je als je onze vrijheid afpakt jongens” en “Big Brother is almost not watching you anymore, Big Brother is not watching you anymore” aangevoerd dat de verdachte evenmin de persoon was die de uitlatingen heeft gedaan.
Ten aanzien van de overige uitlatingen zoals deze zijn weergegeven in de tenlastelegging, te weten “dat zijn goede knallers jongen, dat zijn goede knallers” en “heb ik toch maar mooi die Maglite eruit gehaald, voordat die de brand in ging” heeft de verdediging naar voren gebracht dat deze uitlatingen niet kunnen gelden als opruiing in de zin van artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht. Het zijn slechts opmerkingen die de verdachte heeft gemaakt en de teksten leveren op geen enkele wijze een bijdrage aan het openlijk geweld. Bovendien stond de verdachte op een afstand van de menigte, terwijl hij deze opmerkingen maakte. De verdachte heeft vocaal geen bijdrage geleverd aan de rellen, aldus de verdediging. Al met al kan volgens de verdediging niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opruiing.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht stelt opruiing strafbaar. Er moet door de verdachte zijn aangezet tot iets ongeoorloofds, namelijk een strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Bij de beoordeling of de door de verdachte gedane uitlatingen aansporen tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag en daarmee opruiend zijn, komt betekenis toe aan de inhoud en de strekking van de gedane uitingen in hun onderlinge samenhang bezien, alsmede de context waarin deze uitingen aan het publiek zijn geopenbaard. Vereist is verder dat de uitlating in het openbaar is gedaan en dat de uitlating mondeling of bij geschrift of afbeelding is gedaan.
Op grond van de inhoud van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting staat genoegzaam vast dat de verdachte op 24 januari 2021 een zestien filmpjes van de zogenaamde avondklokrellen in Eindhoven heeft gemaakt met zijn telefoon. In het dossier bevinden zich een tweetal aanvullende processen-verbaal, waarin twee afzonderlijke verbalisanten concluderen dat de op die filmpjes te horen stem, de stem van de verdachte is.
Het hof kan op grond van de eigen waarneming, na het beluisteren van de filmpjes die conclusie van de verbalisanten niet onderschrijven. Het hof is van oordeel dat de persoon die in filmpje 13 “de fik erin, de fik erin” roept weliswaar geen (duidelijk) Brabants accent heeft, maar herkent de stem van verdachte niet in dit filmpje. Daarbij merkt het hof op dat de zogenoemde ‘harde g’ die te horen is in de filmpjes waarvan de verdachte bekend heeft de daarin te horen uitlatingen te hebben gedaan, niet te horen is op filmpje 13. Daarnaast stelt het hof vast dat in filmpje 13 diverse personen te zien zijn, die in de nabijheid van de ProRail-auto staan. De mogelijkheid dat een ander dan de verdachte voornoemde uitlating heeft gedaan, kan het hof onder die omstandigheid niet uitsluiten. Het hof is derhalve, anders dan de advocaat-generaal, maar met de politierechter en de verdediging, niet overtuigd dat de verdachte de uitlating “de fik erin, de fik erin” heeft gedaan.
Voor wat betreft de overige uitlatingen geldt het volgende. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg bekend dat hij “dat zijn goede knallers jongen, dat zijn goede knallers” en “heb ik toch maar mooi die Maglite eruit gehaald, voordat die de brand in ging” heeft gezegd. Het hof stelt als eigen waarneming na het herhaaldelijk beluisteren van de filmpjes vast dat de verdachte die uitlatingen en de overige uitlatingen, te weten “hoor die kankerstenen knallen daar”, “anarchie jongen”, “dat krijg je als je onze vrijheid afpakt jongens” en “Big Brother is almost not watching you anymore, Big Brother is not watching you anymore”, heeft gedaan. Die uitlatingen zijn echter naar het oordeel van het hof niet opruiend van aard, omdat deze niet aanzetten tot strafbare feiten en/of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Zij gelden veeleer als opmerkingen en/of instemming met de gang van zaken, waaronder het geweld, en kunnen niet worden aangemerkt als het aansporen tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, hetgeen vereist is om tot een bewezenverklaring van artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht te kunnen komen. Het hof acht het in dit verband ten slotte van belang dat niet is gebleken dat de opmerkingen van de verdachte een strafbare, althans ongeoorloofde, reactie bij anderen hebben uitgelokt.
De verdachte dient van het onder 2 tenlastegelegde feit te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.hij op 24 januari 2021 te Eindhoven openlijk, te weten op of aan de openbare wegen het Stationsplein en het 18 Septemberplein, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten politieambtenaren of ordehandhavers, en tegen goederen, welk geweld bestond uit het opzettelijk
- los trekken van bestrating en/of ter hand nemen van straatklinkers en/of stenen en
- gooien van stenen en/of straatklinkers en/of (andere) voorwerpen naar de Mobiele Eenheid en
- vernielen en/of schoppen en/of trappen tegen een camerapaal en
- schoppen en/of slaan tegen een voertuig van ProRail (eigendom van Leaseplan Nederland N.V.) en/of omver gooien van dat voertuig en
- ter hand nemen en/of ontsteken van vuurwerk en/of het gooien van dat vuurwerk in een voertuig van de mobiele eenheid en/of in een voertuig van ProRail en/of het in brand steken van dat voertuig en
- filmend met medeverdachten lopen en/of rennen door de binnenstad van Eindhoven en het plunderen van een voertuig van ProRail en het getalsmatig versterken van de groep relschoppers en het meebewegen in de aanvalsgolven van die medeverdachten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte met zijn gedragingen een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan de openlijke geweldpleging heeft geleverd. Het hof stelt in dat verband het volgende voorop.
Naar bestendige jurisprudentie vereist de uitleg van het ‘in vereniging’ plegen van geweld twee onderling nauw samenhangende voorwaarden, namelijk dat de verdachte in samenwerking met een ander of anderen deel uitmaakt van het samenwerkingsverband dat het openlijke geweld heeft gepleegd en dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd aan dat geweld. Van de laatstgenoemde voorwaarde is sprake indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt – het getalsmatig versterken – is evenwel niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt. Welbewust een bijna zekere confrontatie aangaan en meegaan in de aanvalsgolf met anderen, is meer dan het slechts getalsmatig versterken van een groep (vgl. Hoge Raad 8 februari 2011, NJ 2011/82).
Naar bestendige jurisprudentie dient voor de aansprakelijkheid voor de voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld tevens de met de eerste voorwaarde samenhangende eis te worden gesteld, dat de door de verdachte geleverde bijdrage aan het geweld in bewuste en nauwe samenwerking met de ander of anderen heeft plaatsgevonden, waarbij deze – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is (vgl. Hoge Raad 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:713 en Hoge Raad 13 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1093). In dezen is nog van belang dat voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het openlijk plegen van geweld tegen goederen van belang kan zijn dat de openlijke geweldpleging in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht zich in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van evident nauw en bewust samenwerken, maar deze strafbaarstelling is mede toepasselijk op – en wordt ook frequent toegepast bij – openlijk geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende, tegen personen of goederen gerichte geweldshandelingen en dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan samenwerkingsverband met een eigen – soms moeilijk doorzichtige – dynamiek. Een bijdrage van voldoende gewicht kan onder omstandigheden ook geheel of ten dele bestaan uit het verrichten van op zichzelf niet-gewelddadige handelingen (vgl. Hoge Raad 2 december 2014, NJ 2015/390 en Hoge Raad 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1320).
Uit de gebezigde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en (tijd)verband bezien, en het vorenoverwogene blijkt ten aanzien van de bijdrage van verdachte aan het delict naar het oordeel van het hof het volgende.
De verdachte is op 24 januari 2021 vanuit Gouda naar Eindhoven gereisd. Toen hij daar aankwam was er sprake van een reguliere demonstratie tegen de coronamaatregelen, aldus de verdachte Het hof stelt op grond daarvan vast dat de aankomst van de verdachte in Eindhoven derhalve voor 14:00 uur was omdat eerst vanaf dat tijdstip de vernielingen aan panden en ruiten een aanvang nam. Op de telefoon van de verdachte zijn tussen 14:59 uur en 16:33 uur 16 filmpjes aangetroffen van – kort gezegd – de rellen. De verdachte heeft weliswaar gesteld dat een deel van deze filmpjes niet door hem is gemaakt, maar via andere sociale media op zijn telefoon moeten zijn terecht gekomen, maar uit nader onderzoek blijkt dat niet juist te zijn. Uit dat onderzoek volgt dat alle filmpjes zijn gemaakt met de camera van de telefoon van de verdachte. Er zijn geen aanwijzingen dat een ander de telefoon van de verdachte die namiddag in bezit heeft gehad, zodat het niet anders kan zijn dan dat het de verdachte is geweest die de 16 filmpjes heeft gemaakt.
Het hof heeft de filmpjes nauwkeurig bekeken en beluisterd en heeft als eigen waarneming kunnen vaststellen dat met zekerheid het merendeel van die filmpjes is gemaakt, terwijl de verdachte zich op het Stationsplein en het 18 Septemberplein in Eindhoven bevond. Er was ten tijde van het maken van de filmpjes aldaar sprake van grote vernielingen aan publieke en burgereigendommen plunderingen en geweld tegen de politie door een groot aantal personen. Ook was er aldaar sprake van een noodbevel en een gebiedsverbod op grond waarvan het centrum van Eindhoven direct verlaten diende te worden. De verdachte heeft er desondanks bewust voor gekozen zich niet aan een en ander te onttrekken, maar is gedurende langere tijd ter plaatse gebleven. Aan de stelling van de verdachte dat hij daar wel moest blijven omdat de treinen niet meer reden gaat het hof als ongeloofwaardig voorbij. Het is een feit van algemene bekendheid dat er vanaf het Stationsplein en het 18 Septemberplein in Eindhoven meerdere “uitwegen” zijn. Dat is op een van de filmpjes zelfs te zien. Het hof stelt dan ook vast dat de verdachte zich gedurende een langere periode bewust niet heeft gedistantieerd van de – eenvoudig gezegd – relschoppers. Integendeel, uit de filmpjes blijkt dat de verdachte juist bewust de plekken op het Stationsplein en het 18 Septemberplein opzoekt op het moment dat het geweld escaleert:
  • nadat nabij de Bijenkorf aan het 18 Septemberplein stenen in de richting van een ME-busje worden gegooid loopt de verdachte in de richting van de menigte en bevindt zich dan tussen de personen die stenen in de richting van dat busje gooien. Er zijn rammelende stenen te horen, hetgeen past bij het uit de bestrating halen van stenen die vervolgens worden gegooid;
  • nadat de politie wordt toegestaan om traangas te gebruiken, is de verdachte in de nabijheid daarvan en filmt de vluchtende relschoppers die rond hem heen draaien en teksten scanderen als “politie, politie, hoeren van justitie” om vervolgens zelf ook weg te lopen en een en ander becommentarieert met de tekst: “Overal traangas alles. Nederland gaat voor zichzelf opkomen”;
  • op het moment dat er een brandje is en uit de richting van dat brandje juichgeluiden te horen zijn, loopt de verdachte die richting op en filmt op enige afstand het door een aantal personen slopen en omvertrekken van een camerapaal;
  • de verdachte staat op 1 a ½ meter van een pro-railauto die op zijn kant ligt. Hij staat dan tussen mensen die op die auto intrappen. Vervolgens staat hij bijna tegen de auto aan, terwijl er wordt geroepen “de fik er in, de fik er in”;
  • op enig moment heeft de verdachte een zaklamp uit die auto gestolen;
  • terwijl hij vanaf een afstandje de brandende auto filmt, becommentarieert hij dat met de tekst: “ja, dat is handig zo’n pro rail helm op je kop zetten” en “heb ik toch maar mooi die Maglite eruit gehaald voor die brand er in ging” en “anarchie jongen” en
  • de verdacht bevindt zich in de nabijheid van een brandje en de vernieling van de pui van het NS station en becommentarieert dat met de tekst: “Dat krijg je als je het volk de vrijheid afpakt jongen”.
Hoewel de verdachte de door hem gebezigde teksten niet met luide stem heeft geroepen, stelt het hof vast dat zijn commentaar, omdat hij zich in de directe nabijheid van andere personen bevond, door die anderen wel gehoord moet zijn. Deze uitingen dragen, naar het oordeel van het hof, bij aan de sfeer van ontremming, die tot het geweld heeft geleid.
Door zich tegen de hiervoor geschetste achtergrond niet te onttrekken, heeft de verdachte bewust gekozen voor deelname aan de groep die zich op grote schaal schuldig maakte aan openlijke geweldpleging. Zijn aanwezigheid en handelen hebben aldus naar het oordeel van het hof niet alleen geleid tot een getalsmatige vermeerdering. De aanwezigheid en het handelen van de verdachte hebben ook bijgedragen aan de sfeer van ontremming, die tot het geweld jegens goederen en personen heeft geleid. Daarbij heeft de verdachte meegedaan aan de plundering van de auto van ProRail, die op enig moment op de kant is “gezet” en in brand is gestoken, heeft voor anderen hoorbaar zijn (instemmend) commentaar het gepleegde geweld geuit en aldus escalerend en op geen enkele wijze de-escalerend gehandeld.
Anders dan de verdediging is het hof tegen voormelde achtergrond en gelet op de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen van oordeel dat de verdachte op 24 januari 2021 een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld tegen goederen en personen, dat daarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen van de groep relschoppers, welke bijdrage van voldoende gewicht is om te kunnen spreken van het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen. Dat niet vastgesteld is kunnen worden dat de verdachte zelf geweldshandelingen heeft verricht doet daar niet aan af.
Aldus falen de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging. Het hof verwerpt mitsdien de verweren in al hun onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde van het onder 1 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De regering heeft ter bestrijding van de coronapandemie ingrijpende maatregelen moeten treffen om te trachten de oplopende besmettingen een halt toe te roepen en de ziekenhuizen te ontlasten. In dat kader is ook het ingrijpende middel van de avondklok aangewend, waardoor eenieder, behoudens bij wet geregelde uitzonderingsgevallen, zich vanaf 21:00 uur niet meer op straat mocht begeven. Naar aanleiding van de instelling van deze avondklok zijn in Nederland grootschalige rellen uitgebroken, die menig burger grote angst heeft ingeboezemd. Zo werd er op 24 januari 2021 in Eindhoven door een grote groep personen gereld, geplunderd en werden er allerhande zaken vernield. Mensen moesten machteloos toekijken hoe hun eigendommen en woonomgeving genadeloos werden vernield, terwijl veel burgers in deze tijden om uiteenlopende redenen al zwaar te lijden hadden onder de genomen maatregelen. Deze pure vernielzucht kent geen enkele rechtvaardiging.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. De verdachte heeft zich gemengd in een grote groep personen die zich hadden verzameld in het centrum van Eindhoven, ondanks dat een noodverordening en een gebiedsverbod van kracht was en verzocht werd het centrum direct te verlaten. Omdat deze maatregelen en de al geldende coronamaatregelen massaal door de aanwezige personen werden overtreden, kreeg de politie de opdracht om het centrum van Eindhoven te ontruimen. Daarop zijn ernstige ongeregeldheden uitgebroken, waarbij de politie werd bekogeld met onder meer vuurwerk en stenen, een ProRail auto in brand werd gestoken en op grote schaal vernielingen werden gepleegd. De openbare orde is hierdoor op ontoelaatbare wijze verstoord en de Mobiele Eenheid moest er aan te pas komen om deze te herstellen. De verdachte heeft zich gedurende de rellen en de ontruiming continu verplaatst naar waar de rellen gaande waren. Hij heeft zich meebewogen met de groep en stond tussen de mensen die geweld gebruikten. De verdachte is steeds in de nabijheid geweest van het geweld en heeft zich op geen enkel moment gedistantieerd van de geweldplegingen. Daarnaast heeft de verdachte met zijn telefoon 16 filmpjes gemaakt en steeds (positieve) opmerkingen gemaakt naar mensen over het geweld dat werd gebruikt.
Het laakbare gedrag van de verdachte is onacceptabel en dient naar het oordeel van het hof, niet alleen uit het oogpunt van generale preventie, maar ook uit het oogpunt van een juiste normhandhaving, te worden bestraft, opdat de samenleving daartegen wordt beschermd. Het hof merkt daarbij bovendien op dat de verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 31 december 2021, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij reeds eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof is van oordeel dat ondanks de persoonlijke omstandigheden, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en vanuit het oogpunt van generale preventie en vergelding, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof is van oordeel dat voor gevallen van openlijke geweldpleging in vereniging, indien dat strafbare feit op enigerlei wijze kan worden gerelateerd aan de van overheidswege genomen maatregelen ter bestrijding van de coronapandemie, in beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 tot 15 maanden op zijn plaats is.
Alles afwegende acht het hof in deze zaak oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden. Deze strafoplegging ziet op het onder 2 bewezenverklaarde feit. Het hof ziet, anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, geen aanleiding om overeenkomstig het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering tevens een straf te bepalen voor het niet aan zijn oordeel onderworpen, door de politierechter bewezenverklaarde feit 3, aangezien in eerste aanleg geen sprake was van samenloop van meerdere feiten waarvoor één hoofdstraf is uitgesproken.
Het hof zal ten slotte bepalen dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw in zoverre opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. Ch.N.G.M. Starmans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. van der Valk, griffier,
en op 8 maart 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Starmans voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.