ECLI:NL:GHSHE:2022:648

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
200.292.032_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over opheffing van beslagen en hypotheekrecht op kavels voor recreatiewoningen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door twee appellanten tegen Holding Maasplassen B.V. De appellanten hebben in 2001 een lening verstrekt aan Villabella International Realestate B.V. voor de aankoop van kavels bestemd voor de bouw van recreatiewoningen. Na het faillissement van Villabella in 2006 hebben de appellanten conservatoire beslagen gelegd op de activa van Holding Maasplassen, die de activa van Aqua Terra N.V. had overgenomen. De voorzieningenrechter heeft de appellanten in eerste aanleg bevolen om de beslagen op te heffen, wat hen ertoe heeft aangezet om in hoger beroep te gaan. Het hof heeft de feiten uit de eerste aanleg als uitgangspunt genomen en heeft de argumenten van beide partijen tegen elkaar afgewogen. Het hof oordeelt dat de appellanten onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun stelling dat Aqua Terra onrechtmatig heeft gehandeld door haar activa naar Holding Maasplassen te verplaatsen. Het hof concludeert dat de hypotheekakte niet verplichtte tot uitkering aan de appellanten bij de overdracht van de kavels aan Holding Maasplassen. De grieven van de appellanten worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter, met uitzondering van de opgelegde dwangsom, die als buiten proportie wordt beschouwd. De proceskosten van het hoger beroep worden aan de zijde van Holding Maasplassen toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.292.032/01
arrest van 1 maart 2022
in de zaak van

1.[appellant 1] ,wonende [woonplaats] ,

2.
[appellant 2],
wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
eisers in het incident,
hierna aan te duiden als [appellanten] ,
advocaat: mr. A.M. Smetsers te Nijmegen,
tegen
Holding Maasplassen B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden,
verweerster in het incident,
hierna aan te duiden als Holding Maasplassen,
advocaat: mr. A.P. Macro te Amsterdam,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 22 juni 2021 in het hoger beroep van het vonnis van 22 februari 2021, hersteld bij vonnis van 29 juli 2021, door de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, in kort geding gewezen tussen Holding Maasplassen als eiseres en [appellanten] als gedaagden.

5.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de memorie van grieven met producties 1 tot en met 14
  • het tussenarrest van 22 juni 2021
  • de memorie van antwoord met producties A tot en met O
  • de akte van [appellanten] met producties 15 tot en met 25
  • de antwoordakte van Holding Maasplassen
  • de mondelinge behandeling op 8 februari 2022
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6.De feiten

In dit hoger beroep neemt het hof tot uitgangspunt de feiten die de voorzieningenrechter heeft vastgesteld in onderdeel 2 van het bestreden vonnis. Voor zover relevant vult het hof de opsomming aan met enkele andere feiten die tussen partijen vaststaan.
6.1.
[appellanten] hebben bij notariële akte van 19 april 2001 ƒ 3.000.000,00 geleend aan Villabella International Realestate B.V. (hierna: Villabella). De lening werd verstrekt voor het financieren van de aankoop en exploitatie door Villabella van 50 kavels, bestemd voor de bouw van recreatiewoningen in het recreatiepark Porta Isola te [vestigingsplaats] . Volgens de akte was een rente verschuldigd van 6% per jaar en moest de lening, vermeerderd met een rendementsvergoeding van ƒ 1.116.249,00, binnen een jaar worden terugbetaald in 3 gelijke termijnen.
6.2.
De 50 kavels waren in eigendom van Aqua Terra N.V., later opgevolgd door Aqua Terra B.V. (hierna: Aqua Terra). Bestuurder van Aqua Terra was [persoon A] (hierna: [persoon A] ). Bij notariële akte van 19 april 2001 heeft Aqua Terra de 50 kavels (aangeduid als ‘huiskavels’) verkocht aan Villabella voor de prijs van ƒ 2.650.000,00, te vermeerderen met ƒ 503.500,00 aan omzetbelasting. Daarbij is bepaald dat de levering zal geschieden aan de uiteindelijke kopers door middel van zogenoemde ABC-overeenkomsten (art. 1 van de akte).
6.3.
Bij notariële akte van 19 april 2001 heeft Aqua Terra aan [appellanten] een recht van hypotheek verleend op de 50 kavels ‘tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen (…) Villabella (…) en/of haar bestuurder (…), hierna zo tezamen als afzonderlijk te noemen: debiteur, blijkens hypotheeknemers’ administratie van debiteur te vorderen heeft of mocht hebben, uit hoofde van verstrekte en/of alsnog te verstrekken geldleningen, verleende en/of alsnog te verlenen kredieten in rekening-courant, tegenwoordige en/of toekomstige borgstellingen, dan wel uit welken anderen hoofde ook , waaronder speciaal vermeld de aan partijen bekende en door hypotheeknemer en debiteur getekende onderhandse schuldbekentenis dedato heden’.
In de akte is verder onder meer bepaald:

Verhaal door meer hypotheeknemers
In geval van verkoop van het onderpand, verkoop van verpande roerende zaken en/of inning van verpande vorderingen strekt de netto-opbrengst naar evenredigheid tot verhaal van al hetgeen de debiteur alsdan aan iedere hypotheeknemer verschuldigd is uit hoofde van de verplichtingen, tot zekerheid waarvoor deze hypotheek is verleend.
De hypotheeknemers zijn te allen tijde bevoegd een andere verdeling van de netto-opbrengst overeen te komen.
(…)
Hypotheekbedrag
De comparant onder A. genoemd, handelend als gemeld, verklaarde dat vermelde hypotheek is verleend tot een bedrag van
vier miljoen eenhonderdzestienduizend tweehonderdnegenenveertig gulden(f.4.116.249,00), te vermeerderen met renten en kosten, welke renten en kosten te zamen worden begroot op een bedrag van een miljoen vierhonderdveertigduizend zeshonderdzevenentachtig gulden (f. 1.440.687,00), derhalve tot een totaalbedrag van vijf miljoen vijfhonderdzesenvijftigduizend negenhonderdzesendertig gulden (f. 5.556.936,00), op:
Onderpand
de navolgende vijftig (50) “huiskavels”, bestemd voor de bouw van een recreatiebungalow op elke kavel in het recreatiepark “Porta Isola” te [vestigingsplaats] (…).
(…)
Opzegging / volmacht gedeeltelijke vervallenverklaring
De hypotheeknemer kan door opzegging de aan haar verleende hypotheek- en pandrechten geheel of gedeeltelijk beëindigen. De hypotheekgever verklaart bij deze volmacht met de macht van substitutie te geven aan ieder der medewerkers van [het notariskantoor] te [vestigingsplaats] , zowel aan hen tezamen als aan ieder van hen afzonderlijk om voor en namens hypotheeknemer telkens gedeeltelijk afstand te doen van de bij de onderhavige akte te hunnen behoeve gevestigde hypotheekrechten bij levering van een van het onderpand deeluitmakende kavel, evenwel onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat van deze volmacht eerst dan gebruik kan worden gemaakt, indien en zodra aan de (betalings)verplichtingen met betrekking tot de betreffende kavel, zoals die tussen hypotheeknemer en debiteur zijn overeengekomen, volledig is voldaan.
Uitvoering project
De debiteur heeft zich tegenover de hypotheeknemer verplicht om de uitvoering en exploitatie en realisatie van de bouw van de bungalows op de meergenoemde vijftig kavels te effectueren voorzoveel mogelijk na voorgaand overleg met hypotheeknemer.
Indien de ontwikkeling van het betreffende project om welke reden ook stagneert of indien de ontwikkeling van het project om welke reden ook binnen een jaar na heden niet geschiedt overeenkomstig de thans voorziene fasering en planning, heeft hypotheeknemer het recht de uitvoering, exploitatie en realisatie van het project zelf ter hand te nemen en is de debiteur verplicht daartoe volle medewerking te verlenen en op eerste schriftelijk verzoek van hypotheeknemer aan een overdracht van alle rechten te dien aanzien mee te werken.’
6.4.
Villabella en haar bestuurder zijn op 27 juli 2006 failliet verklaard. Er waren toen nog geen recreatiewoningen op de kavels gebouwd en de kavels waren nog niet doorverkocht en geleverd aan derden. De lening van [appellanten] aan Villabella was nog niet terugbetaald.
6.5.
Op 7 september 2006 is [persoon A] overleden. Zijn echtgenote [persoon B] is nadien bestuurder van Aqua Terra geworden.
6.6.
Bij notariële akte van 3 juni 2011 heeft Aqua Terra al haar activa overgedragen aan haar aandeelhouder Holding Maasplassen tegen een koopsom van € 7.000.000,00.
[persoon B] en [persoon C] (hierna: [persoon C] ) zijn bestuurders van Holding Maasplassen.
6.7.
Aqua Terra is op 20 december 2017 ontbonden. De vereffening is op verzoek van [appellanten] heropend bij beschikking van 20 augustus 2019 van de rechtbank Limburg.
6.8.
[appellanten] hebben in december 2020 ten laste van [persoon B] en [persoon C] conservatoire beslagen laten leggen onder enkele banken en op registergoederen. Bij vonnis van 29 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg al deze beslagen opgeheven.
6.9.
[appellanten] hebben in december 2021 ten laste van Holding Maasplassen conservatoire beslagen lagen leggen onder enkele banken en op registergoederen.

7.De procedure in eerste aanleg

7.1.
In de onderhavige procedure heeft Holding Maasplassen gevorderd, kort gezegd, [appellanten] te gebieden alle beslagen die ten laste van haar zijn gelegd onder banken en op registergoederen binnen 48 uur na het betekenen van het te wijzen vonnis op te heffen en hen te verbieden opnieuw beslag te leggen, het een en het ander op straffe van verbeurte van een dwangsom, althans [appellanten] te veroordelen tot het stellen van een bankgarantie van € 100.000,00, althans een andere voorlopige voorziening te treffen, met veroordeling van [appellanten] in de proces- en nakosten.
7.2.
[appellanten] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. De stellingen en verweren van partijen komen hierna aan de orde, voor zover in hoger beroep van belang.
7.3.
In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter [appellanten] geboden:
‘alle door hen gelegde beslagen ten laste van Holding Maasplassen onder de hiervoor onder 3.2 genoemde banken en op de hiervoor onder 3.2 genoemde onroerende zaken op te heffen, zulks binnen 48 uur na betekening van dit vonnis op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 per dag of een gedeelte daarvan dat [appellanten] hiermee geheel of gedeeltelijk in gebreke zijn’.
Verder zijn [appellanten] veroordeeld in de proces- en nakosten.

8.De beoordeling in hoger beroep

8.1.
[appellanten] hebben in hoger beroep vier grieven aangevoerd. Zij hebben geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Holding Maasplassen.
Het geschil in het kort
8.2.
Uit de stellingen van [appellanten] maakt het hof op dat zij het volgende standpunt innemen. De vordering van [appellanten] uit hoofde van de geldlening aan Villabella is opgelopen tot ongeveer € 7.700.000,00. Aqua Terra heeft zich verbonden om aan [appellanten] te betalen al hetgeen Villabella aan hen is verschuldigd. Het hypotheekrecht op de kavels is onvoldoende zekerheid voor verhaal van deze vordering, zodat zij belang hebben bij de gelegde beslagen. [appellanten] verwijten Aqua Terra dat zij haar vermogen welbewust heeft weggesluisd naar Holding Maasplassen, terwijl [appellanten] onbetaald zijn gelaten en zij nu een oninbare vordering hebben op een ontbonden rechtspersoon. Volgens [appellanten] had Aqua Terra hun vordering moeten voldoen bij de verkoop en overdracht van de kavels aan Holding Maasplassen. Holding Maasplassen wist van de verplichtingen van Aqua Terra, omdat de bestuurders van deze vennootschappen dezelfde personen zijn, en Holding Maasplassen profiteert van het verkrijgen van de kavels. Dat is onrechtmatig jegens [appellanten] .
8.3.
Holding Maasplassen heeft het standpunt van [appellanten] met diverse argumenten bestreden. Zij heeft er onder meer op gewezen dat [persoon B] , die bij het overlijden van [persoon A] 71 jaar was en geen ondernemer was of wilde worden, na het overlijden van [persoon A] doende is geweest om met behulp van [persoon C] te komen tot liquidatie van diverse vennootschappen. In dat kader zijn in 2011 de activa van Aqua Terra overgegaan naar Holding Maasplassen. Voor de kavels bracht dit slechts mee dat deze zijn ‘verhangen’ van Aqua Terra naar Holding Maasplassen. Omdat de kavels aan Villabella waren verkocht en er uit dien hoofde nog verplichting bestond om de kavels te leveren, is bij de overdracht geen waarde aan de kavels toegekend.
De beslagen
8.4.
De grieven I, II en III betreffen de vraag of de beslagen die [appellanten] ten laste van Holding Maasplassen heeft gelegd, moeten worden opgeheven.
a.
Maatstaf
8.5.
Volgens art. 705 lid 2 Rv kunnen de beslagen onder meer worden opgeheven, indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door [appellanten] ingeroepen recht blijkt of indien van het onnodige van het beslag blijkt of voldoende zekerheid voor de vordering van [appellanten] wordt gesteld. Daarbij behoren ook de wederzijdse belangen van partijen in aanmerking te worden genomen.
b.
Verhouding [appellanten] en Villabella
8.6.
[appellanten] hebben een lening verstrekt aan Villabella ten behoeve van de aankoop van de kavels en uit dien hoofde een vordering op Villabella verkregen.
De vordering betreft onder meer de hoofdsom, de verschuldigde rente en de rendementsvergoeding. Holding Maasplassen meent dat deze vordering is verjaard, maar dat kan hier verder in het midden blijven. Hetzelfde geldt voor de vraag of, als de vordering is verjaard, dit meebrengt dat [appellanten] het hypotheekrecht niet meer kunnen uitoefenen.
c.
Verhouding [appellanten] en Aqua Terra
8.7.
Aqua Terra heeft de kavels aan Villabella verkocht en, in afwachting van de levering van de kavels aan kopers van de recreatiewoningen die op de kavels zouden worden gebouwd, aan [appellanten] een hypotheekrecht op de kavels verleend. Dit hypotheekrecht strekt tot zekerheid voor, kort gezegd, al hetgeen Villabella aan [appellanten] is verschuldigd, in het bijzonder uit hoofde van de geldlening die [appellanten] aan Villabella hebben verstrekt, tot een bedrag van maximaal ƒ 5.556.936,00.
8.8.
Aqua Terra nam jegens [appellanten] de verplichtingen op zich die zijn omschreven in de notariële akte waarbij het hypotheekrecht is gevestigd. Bij de uitleg van deze notariële akte komt het aan op de partijbedoeling voor zover die in de notariële akte tot uitdrukking is gebracht. Deze bedoeling moet worden afgeleid uit de in de akte gebezigde bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte (HR 8 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1511).
8.9.
Aqua Terra verleende [appellanten] alleen een hypotheekrecht. In de hypotheekakte is vermeld voor welke schuld de hypotheek tot zekerheid strekt. Dat is de schuld van Villabella, in het bijzonder uit hoofde van de geldlening. Daarmee werd de schuld van Villabella niet de schuld van Aqua Terra. Voor zover [appellanten] betogen dat dit anders is, miskennen zij de aard van een zekerheidsrecht, zoals het recht van hypotheek.
De hypotheekakte biedt bovendien geen enkele steun aan deze ongebruikelijke uitleg.
8.10.
Aqua Terra heeft dus niet uit hoofde van de hypotheekakte een verplichting jegens [appellanten] om de schuld van Villabella te betalen. Ook voor het overige is niets naar voren gebracht waaruit blijkt dat Aqua Terra die verplichting heeft. In zoverre valt al niet in te zien dat Aqua Terra onrechtmatig jegens [appellanten] handelde, indien zij, zoals [appellanten] het formuleren, haar vermogen wegsluisde naar Holding Maasplassen. Zij hoefde immers [appellanten] geen verhaal te bieden voor een schuld waarvoor zij niet aansprakelijk was. Wat betreft de kavels veranderde het zogenoemde ‘wegsluizen’ bovendien niets aan het hypotheekrecht dat [appellanten] op de kavels hadden.
8.11.
Wat overblijft, is de vraag of Aqua Terra verplicht was bij de overdracht van de kavels aan Holding Maasplassen een netto-opbrengst aan [appellanten] uit te keren.
De hypotheekakte bepaalt, kort gezegd, dat in geval van verkoop van de kavels de netto-opbrengst strekt tot verhaal van de schuld van Villabella aan [appellanten] .
8.12.
Zonder twijfel hebben de betrokken partijen in 2001 niet een verkoop door Aqua Terra, maar door Villabella op het oog gehad. Aqua Terra had de kavels immers al verkocht, namelijk aan Villabella, en Villabella zou de kavels met de daarop te bouwen recreatiewoningen doorverkopen aan derden. Bij die doorverkoop en de daarop volgende levering aan deze derden, zou de netto-opbrengst worden uitgekeerd aan [appellanten] , waartegenover zij, naar valt aan te nemen, hun hypotheekrecht op de desbetreffende kavel zouden prijsgeven.
8.13.
Deze partijbedoeling is ook in de hypotheekakte zelf tot uitdrukking gebracht.
In de hypotheekakte is immers bepaald dat het hypotheekrecht werd gevestigd op de ‘huiskavels’, bestemd voor de bouw van een recreatiebungalow op elke kavel (‘Onderpand’, p. 4). Verder is beschreven dat Villabella zich tegenover [appellanten] had verbonden om op de kavels recreatiewoningen te bouwen (‘Uitvoering project’, p. 15) en dat, kort gezegd, Aqua Terra voor en namens [appellanten] bij het leveren van een kavel afstand zou doen van het hypotheekrecht dat daarop rustte (‘Opzegging/volmacht gedeeltelijke vervallenverklaring’, p. 15). Dit sluit aan op de bepaling dat bij verkoop van een kavel de netto-opbrengst strekt tot verhaal van de schuld van Villabella aan [appellanten] (‘Verhaal door meer hypotheeknemers’, p. 2).
8.14.
De overdracht van de kavels van Aqua Terra aan Holding Maasplassen stond niet in verband met de bouw en verkoop van recreatiebungalows op de kavels. Holding Maasplassen heeft bovendien gesteld dat de waarde van de kavels zowel bij Aqua Terra als Holding Maasplassen op de balans op nihil is gewaardeerd en dat bij de verkoop en overdracht aan de kavels geen waarde is toegekend. Deze stellingen worden bevestigd door verklaringen van de betrokken accountant en taxateur. De stellingen zijn ook aannemelijk, gelet op de redengeving door de accountant en taxateur, namelijk dat de kavels al waren verkocht en dat deze nog moesten worden geleverd. In het licht hiervan hebben [appellanten] vooralsnog onvoldoende aannemelijk gemaakt dat desondanks bij de overdracht van de kavels van Aqua Terra aan Holding Maasplassen een netto-opbrengst is gerealiseerd, als bedoeld in de hypotheekakte. Ten slotte is bij de levering van de kavels geen afstand gedaan van het hypotheekrecht van [appellanten] , waarin de hypotheekakte voorziet. Er is dus onvoldoende naar voren gebracht om aan te nemen dat Aqua Terra uit hoofde van de hypotheekakte vanwege de overdracht een uitkering aan [appellanten] had moeten doen.
8.15.
Ten overvloede geldt dat als dit anders zou zijn, [appellanten] onvoldoende hebben aangevoerd om te oordelen dat zij in enig opzicht daarvan nadeel hebben ondervonden.
Zij hebben hun hypotheekrecht op de kavels immers behouden.
Verhouding [appellanten] en Holding Maasplassen
8.16.
Met het voorgaande is in feite al gegeven dat er geen goede gronden zijn om Holding Maasplassen te verwijten op onrechtmatige wijze te hebben geprofiteerd van een onrechtmatig handelen of tekortkoming van Aqua Terra jegens [appellanten] . Maar zelfs al zou Aqua Terra een dergelijk handelen kunnen worden verweten, dan valt nog niet in te zien in welke zin Holding Maasplassen daarvan heeft geprofiteerd. [appellanten] hebben het hypotheekrecht dat zij jegens Aqua Holding konden uitoefenen, immers niet verloren. Holding Maasplassen heeft de kavels bezwaard met het hypotheekrecht verworven en heeft dat recht te eerbiedigen, zoals omschreven in de hypotheekakte en voor zover verjaring niet eraan in de weg staat dat [appellanten] dit recht nog kunnen uitoefenen. Als Holding Maasplassen al enig profijt ervan zou hebben of kunnen krijgen dat de kavels haar eigendom zijn geworden, is te weinig aangevoerd voor het oordeel dat dit onrechtmatig is jegens [appellanten] . De stellingen van [appellanten] over de omzetbelasting en een reservering door Aqua Terra maken dit niet anders.
8.17.
Het beweerde onrechtmatig handelen van Holding Maasplassen jegens [appellanten] ligt ten grondslag aan de beslagen die [appellanten] ten laste van Holding Maasplassen hebben gelegd en die onderwerp zijn van dit kort geding. Dit ingeroepen recht is summierlijk ondeugdelijk gebleken, zoals volgt uit hetgeen het hof heeft overwogen.
8.18.
Er zijn verder geen of onvoldoende feiten of omstandigheden naar voren gebracht die maken dat [appellanten] zulke zwaarwegende belangen bij het handhaven van de beslagen hebben, dat Holding Maasplassen dit moet dulden ondanks de summierlijk gebleken ondeugdelijkheid van het door [appellanten] ingeroepen recht.
d.
Conclusie
8.19.
De voorzieningenrechter heeft terecht geoordeeld dat de beslagen moesten worden opgeheven. De grieven I, II en III slagen niet.
Dwangsom
8.20.
Grief IV gaat over de dwangsom die de voorzieningenrechter heeft opgelegd.
8.21.
Het hof stelt voorop dat het ter voorkoming van executieproblemen de voorkeur had verdiend dat de voorzieningenrechter de beslagen zelf had opgeheven, zoals voorzien in art. 438 lid 3 Rv, in plaats van [appellanten] te gebieden om de beslagen op te heffen.
De voorzieningenrechter had die vrijheid, ondanks de andersluidende vordering van Holding Maasplassen. Nu de beslagen inmiddels zijn opgeheven, is er geen plaats om in hoger beroep alsnog de beslagen op te heffen.
8.22.
De opgelegde dwangsom is echter buiten proportie en had niet behoren te worden opgelegd, ook zonder uitdrukkelijk verweer van [appellanten] tegen de hoogte daarvan. Bovendien had het in de rede gelegen om een bedrag te bepalen, waarboven geen dwangsommen meer zouden worden verbeurd.
8.23.
Het hof heeft in hoger beroep de bevoegdheid om de opgelegde dwangsom te verhogen of verlagen en om geen dwangsom op te leggen. Als een dwangsom wordt opgelegd, dient deze te worden vastgesteld naar de aard en omstandigheden van het geval. Anders dan Holding Maasplassen meent, kunnen daartoe ook de feitelijke gevolgen behoren die voor [appellanten] voortvloeien uit het daadwerkelijk verbeuren van de dwangsommen (HR 4 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1530).
8.24.
In aanmerking genomen dat de voorzieningenrechter de beslagen zelf had kunnen opheffen en er geen reden was om aan te nemen dat [appellanten] nalatig zouden blijven met het voldoen aan een gebod om de beslagen op te heffen, ziet het hof in dit geval aanleiding om alsnog geen dwangsom aan het opgelegde gebod te verbinden.
Slot
8.25.
Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd, behoeft het hof niet te bespreken. Er zijn immers geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht of te bewijzen aangeboden, die tot een andere beslissing kunnen leiden. Het hof gaat om die reden ook voorbij aan het bewijsaanbod van [appellanten] , daargelaten dat een kort geding zich niet leent voor bewijslevering.
8.26.
De slotsom is dat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd, behalve wat betreft de dwangsom. Op dat onderdeel zal het hof het vonnis vernietigen en opnieuw beslissen.
Proceskosten
8.27.
De proceskosten van het hoger beroep, die van het incident daaronder begrepen, komen ten laste van [appellanten] , omdat zij grotendeels in het ongelijk zijn gesteld.
Het hof stelt de proceskosten tot heden aan de zijde van Holding Maasplassen als volgt vast:
- griffierecht € 5.610,00
- salaris advocaat
€ 3.899,00(tarief II, 3,5 punten)
totaal € 9.509,00

9.De uitspraak

Het hof:
9.1.
bekrachtigt het bestreden vonnis, behalve wat betreft de dwangsom die in 5.1 van het vonnis is opgelegd;
9.2.
vernietigt het bestreden vonnis in zoverre en, opnieuw rechtdoende, wijst alsnog af de vordering van Holding Maasplassen tot het opleggen van een dwangsom;
9.3.
veroordeelt [appellanten] in de proceskosten van het hoger beroep, aan de zijde van Holding Maasplassen vastgesteld op € 9.509,00.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, P.W.A. van Geloven en M.R. van Zanten en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 maart 2022.
griffier rolraadsheer