Parketnummer : 20-002291-17
Uitspraak : 1 december 2022
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van 7 juli 2017 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-721324-13 en 03-700698-13, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres 1] .
De verdachte is – kort gezegd – bij vonnis waarvan beroep:
- in de zaak met parketnummer 03-700698-13 vrijgesproken van het onder 1A, 1B, 2A, 2B en 3 tenlastegelegde,
- in de zaak met parketnummer 03-721324-13 vrijgesproken van het onder 2B tenlastegelegde en
- in de zaak met parketnummer 03-721324-13 veroordeeld ter zake van het onder 1A (het medeplegen van het buiten het grondgebied brengen van harddrugs, meermalen gepleegd), 1B (het medeplegen van de handel in harddrugs, meermalen gepleegd), 2A (het medeplegen van het buiten het grondgebied brengen van softdrugs, meermalen gepleegd), 3 (deelneming aan een criminele organisatie), 4 (het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hoeveelheden heroïne en cocaïne in een aantal panden, meermalen gepleegd) en 5 (het medeplegen van voorbereidingshandelingen harddrugs door het voorhanden hebben van gekochte, geprepareerde en gewaarmerkte telefoons met telefoonkaarten, meermalen gepleegd) tenlastegelegde, tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie is in de zaak met parketnummer 03-700698-13 niet-ontvankelijk verklaard ter zake van feit 4 op de dagvaarding.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 03-700698-13 onder 1A, 1B, 2A, 2B en 3 is tenlastegelegd. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraakbeslissingen.
Daarnaast is het onbeperkt appel van de verdachte mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 03721324-13 onder 2B is tenlastegelegd. Het in de zaak met parketnummer 03-721324-13 onder 2 tenlastegelegde dient – gelet op de zinsnede ‘en/of’ – taalkundig als alternatief/cumulatief te worden opgevat. Uit het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en tevens in hoger beroep, leidt het hof af dat het Openbaar Ministerie de tenlastelegging klaarblijkelijk zo heeft willen opstellen dat een vrijspraak voor het ene feit, niet automatisch leidt tot een vrijspraak van het andere feit. Het hof zal aldus – in navolging van het oordeel van de rechtbank zoals deze in het vonnis waarvan beroep is vervat – uitgaan van een cumulatieve tenlastelegging.
Nu het gaat om gevoegde feiten, staat er – gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering – voor de verdachte tegen de beslissing tot vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 03-721324-13 onder 2B tenlastegelegde geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep voornoemde gegeven vrijspraak.
Het hof overweegt in de zaak met parketnummer 03-700698-13 omtrent hetgeen aan de verdachte onder 4 ten laste is gelegd, in navolging van de rechtbank nog het volgende. Onder feit 4 van de op 12 februari 2014 gedagtekende dagvaarding met parketnummer 03-721324-13 heeft de officier van justitie het opzettelijk aanwezig hebben van diverse soorten verdovende middelen op diverse locaties in Nederland tenlastegelegd, waaronder ongeveer 3151 gram heroïne en ongeveer 139 gram cocaïne in een pand aan [adres 4] . Dit laatste deelverwijt heeft de officier van justitie ook tenlastegelegd als feit 4 op de op 7 juni 2014 gedagtekende dagvaarding met parketnummer 03-700698-13. Omdat met laatstgenoemde dagvaarding sprake is van een dubbeling, verklaart het hof de officier van justitie niet-ontvankelijk ter zake van feit 4 op de dagvaarding met parketnummer 03700698-13.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep voor zover aan zijn oordeel onderworpen zal bevestigen met inbegrip van de beslissing op het beslag en met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal heeft zich wat betreft het beslag op het standpunt gesteld dat het hof hieromtrent conform het vonnis van de rechtbank kan beslissen.
De verdediging heeft vrijspraak van het onder 2A en 4 (pand aan [adres 2] en aan [adres 3] ) tenlastegelegde bepleit. Subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank en het ook overigens niet te verenigen is met de hierna te geven beslissingen.
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 03-721324-13
1.
A.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 19 november 2013 in de gemeente [locatie 1] en/of in de gemeente Gouda en/of in een of meer gemeente(n) in de provincie Limburg en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), (telkens) (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, zijnde heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA (telkens) een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, (telkens) opzettelijk die heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, buiten het grondgebied van Nederland gebracht en/of met bestemming Frankrijk en/of België, althans met bestemming naar het buitenland, vervoerd en/of doen vervoeren, (onder meer) hierin bestaande dat die heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA werd(en) verkocht aan Belgische en/of Franse klanten;
en/of
B.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 19 november 2013 in de gemeente [locatie 1] en/of in de gemeente Gouda en/of in een of meer gemeente(n) inde provincie Limburg en/of (elders) in Nederland en/of in België en/of in Frankrijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, zijnde heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA (telkens) een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
2 A.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 19 november 2013 in de gemeente [locatie 1] en/of in de gemeente Gouda en/of in een of meer gemeente(n) in de provincie Limburg en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), (telkens) (grote) hoeveelheden hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, (telkens) opzettelijk die hennep en/of hasjiesj, buiten het grondgebied van Nederland gebracht en/of met bestemming Frankrijk en/of België, althans met bestemming naar het buitenland, vervoerd en/of doen vervoeren, (onder meer) hierin bestaande dat die hennep en/of hasjiesj werd(en) verkocht of verstrekt aan Belgische en/of Franse klanten;
B.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 19 november 2013 in de gemeente [locatie 1] en/of in de gemeente Gouda en/of in een of meer gemeente(n) in de provincie Limburg en/of (elders) in Nederland, en/of in België en/of in Frankrijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elkgeval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) (grote) hoeveelheden hennep en/of hasjiesj, in elk geval (telkens) een hoeveelheid/hoeveelheden van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3 hij in of omstreeks de periode van 26 februari 2013 tot en met 19 november 2013, in de gemeente [locatie 1] en/of in de gemeente Gouda en/of in een of meer gemeente(n) in de provincie Limburg en/of (elders) in Nederland en/of in België en/of in Frankrijk, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een (duurzaam) samenwerkingsverband van meerdere personen, te weten (inclusief hij, verdachte, zelf): [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of
[medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of
[medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 12] en/of [medeverdachte 13] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en) en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en/of vijfde lid en/of artikel 10a, eerste lid, en/of artikel 11, derde, vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet, namelijk
- het buiten het grondgebied van Nederland brengen van (grote) hoeveelhedenheroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of hennep en/of hasjiesj en/of
- het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van (grote) hoeveelheden heroïne en/of cocaïne en/of amfetamineen/of hennep en/of hasjiesj en/of
- het aanwezig hebben van (grote) hoeveelheden heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of hennep en/of hasjiesj;
4 4.hij op of omstreeks 19 november 2013 in de gemeente Valkenburg aan de Geul en/of in de gemeente [locatie 2] en/of in de gemeente [locatie 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- in een pand aan [adres 2] , ongeveer 878,6 gram heroïne en/of ongeveer 70,55 gram cocaïne en/of
- in een pand aan [adres 3] , ongeveer 510 gram heroïne en/of ongeveer 422 gram heroïne en/of ongeveer 19 gram cocaïne en/of
- in een pand aan [adres 4] , ongeveer 3151 gram heroïne en/of ongeveer 139 gram cocaïne,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5 5.hij in of omstreeks de periode van 26 februari 2013 tot en met 19 november 2013 in de gemeente Valkenburg aan de Geul en/of in de gemeente Gouda en/of in de gemeente [locatie 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, zijnde heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meerdere (speciaal daarvoor aangekochte, geprepareerde en/of gewaarmerkte) mobiele telefoontoestel(len) met telefoonkaartje(s) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die mobiele telefoontoestel(len) en/of telefoonkaartje(s) bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Verbeterde lezing van het onder feit 2A tenlastegelegde
Het hof overweegt ter zake van de dagvaarding van het in de zaak met parketnummer 03721324-13 onder feit 2A tenlastegelegde het volgende.
Het ten tijde van deze tenlastelegging (en bewezenverklaring) geldende artikel 2 van de Opiumwet houdt, voor zover relevant, in dat het verboden is een middel als bedoeld op lijst I van de Opiumwet buiten het grondgebied van Nederland te brengen, dan wel een dergelijk middel te telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren.
Onder feit 2A wordt de verdachte – kort gezegd – verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van hennep en/of hasjiesj, door die hennep en/of hasjiesj te verkopen aan Belgische en/of Franse klanten. Het kernverwijt daarbij is de uitvoer van softdrugs, terwijl de verkoop van softdrugs de nadere verfeitelijking daarvan is. Het hof is van oordeel dat – tegen de achtergrond van de inhoud van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep – de tenlastelegging bezwaarlijk anders kan worden begrepen, en het ook de kennelijke bedoeling van de steller van de tenlastelegging is geweest, om het verwijt te formuleren dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de uitvoer van hennep en/of hasjiesj door deze hennep en/of hasjiesj te verkopen of te verstrekken aan de buitenlandse klanten.
Gelet daarop zal het hof de tenlastelegging verbeterd lezen in dier voege dat het aan de tenlastelegging de woorden ‘of verstrekt’ zal toevoegen. Het hof is van oordeel dat de verdachte als gevolg van deze uitleg en verbeterde lezing van de tenlastelegging, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet in zijn verdediging geschaad.
Vrijspraak feit 2A (parketnummer 03-721324-13)
De verdachte wordt – kort gezegd – bij het onder feit 2A tenlastegelegde verweten dat hij, al dan niet tezamen en in vereniging met (een) ander(en), op of omstreeks de periode 1 januari 2008 tot en met 19 november 2013 hennep en/of hasjiesj opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, door die hennep en/of hasjiesj te verkopen of te verstrekken aan Belgische en/of Franse klanten.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte samen met anderen opzettelijk hennep en hasjiesj buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zodat het onder 2A tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring van het onder 2A tenlastegelegde te komen. Zij heeft in dat kader opgemerkt dat de door de rechtbank aangehaalde tapgesprekken tussen medeverdachte [medeverdachte 3] en de verdachte [
het hof begrijpt: de tapgesprekken tussen verdachte [medeverdachte 3] en [verdachte] van 1 en 2 september 2013] niet zien op het cadeau doen van een jointje, maar op een grotere hoeveelheid.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 03-721324-13 onder 2A tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Naar het oordeel van het hof is uit het dossier onvoldoende gebleken dat de verdachte wetenschap had van de uitvoer van hennep en/of hasjiesj door die softdrugs te verkopen of te verstrekken aan buitenlandse klanten. Dat in twee tapgesprekken – die kort na elkaar zijn gevoerd – wordt gesproken over ‘spinazie’ [
het hof begrijpt: wiet] die de verdachte in zijn huis heeft liggen, doet aan het vorenstaande niet af.
Partiële vrijspraak feit 4 (parketnummer 03-721324-13), locatie te [locatie 3]
De verdachte wordt – kort gezegd – bij het onder feit 4 tenlastegelegde onder meer verweten dat hij, al dan niet tezamen en in vereniging met (een) ander(en), op of omstreeks 19 november 2013 heroïne en/of cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad in een drietal panden in Nederland (te [locatie 3] , [locatie 2] en [locatie 1] ).
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte samen met anderen in een drietal panden harddrugs aanwezig gehad, zodat het onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof de verdachte dient vrij te spreken van het opzettelijk aanwezig hebben van heroïne en cocaïne in het pand aan [adres 2] en aan [adres 5] , nu niet kan worden bewezen dat hij op 19 november 2013 wetenschap en beschikkingsmacht had over de aangetroffen harddrugs in die panden. Dat de verdachte op enig moment – ruim voor 19 november 2013 – in het pand aan [adres 5] is geweest, doet aan het voorgaande niet af.
Het oordeel van het hof
Het hof stelt voorop dat voor de vraag of de verdachte opzettelijk drugs aanwezig heeft gehad als bedoeld in artikel 2, onder C van de Opiumwet, op grond van bestendige jurisprudentie vereist is dat: a) de drugs zich in de ‘machtssfeer’ van de verdachte bevinden en, b) dat de verdachte op de hoogte is van de aanwezigheid van de drugs.
Voor wat betreft het eerste vereiste geldt dat om te kunnen aannemen dat verdovende middelen zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden, uit feiten en omstandigheden – al dan niet in hun onderlinge samenhang beschouwd – dient te kunnen worden afgeleid dat de verdachte een zodanige macht kon uitoefenen over de verdovende middelen dat de verdachte geacht kan worden die verdovende middelen aanwezig te hebben gehad. Daarbij is niet doorslaggevend aan wie die drugs toebehoren. Er hoeft daarnaast ook geen sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van die drugs.
Naar het oordeel van het hof is uit het dossier onvoldoende gebleken dat de verdachte op (of omstreeks) 19 november 2013 wetenschap c.q. beschikkingsmacht had van de aangetroffen heroïne en cocaïne in het pand aan [adres 2] . Uit het dossier is niet gebleken dat de verdachte zich op enig moment in dit pand heeft bevonden. Dat de verdachte wel zal worden veroordeeld ter zake van deelneming aan een criminele organisatie in de periode van 15 juli 2013 tot en met 19 november 2013 maakt dit niet anders.
Het hof is van oordeel dat wat betreft de panden aan [adres 5] en aan [adres 4] wel een bewezenverklaring kan volgen en verwijst hiertoe naar hetgeen het in de bewijsoverwegingen heeft opgenomen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-721324-13 onder 1A, 1B, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 03-721324-13