Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
8.Het verdere verloop van de procedure
9.De beoordeling
primairtot betaling van € 46.375,78 - bestaande uit € 23.822,22 aan openstaande facturen en € 22.553,56 aan contractuele rente -, te vermeerderen met contractuele rente,
subsidiairtot betaling van € 23.822,22, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de afzonderlijke facturen, en
zowel primair als subsidiairtot betaling van € 1.238,76 aan buitengerechtelijke kosten. Een en ander met veroordeling van [appellante] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
primairde vordering van [geïntimeerde] alsnog volledig af te wijzen en [geïntimeerde] te veroordelen om al hetgeen [appellante] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan of nog zal voldoen terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente,
subsidiairte verklaren voor recht dat partijen dan wel [appellante] juist en rechtens correct de bonus hebben verrekend en dat de vordering van [geïntimeerde] door deze verrekening ten bedrage van de bonus teniet is gegaan,
meer subsidiair[geïntimeerde] te veroordelen haar medewerking te verlenen aan de verrekening van de vorderingen die partijen over en weer hebben ingevolge het project SLC ten bedrage van € 18.633,41 en aan de administratieve afhandeling van de verrekening, onder verbeurte van een dwangsom,
meest subsidiair[geïntimeerde] te veroordelen aan [appellante] te betalen € 18.633,41, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente dan wel de wettelijke rente. Een en ander met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
“als voorbeeld van de vele orderbevestigingen die door [geïntimeerde] aan [appellante] zijn toegestuurd”- in het geding gebrachte orderbevestigingen en reactie daarop van [appellante] valt zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet op te maken dat slechts de wel door [appellante] bestelde en aan haar geleverde materialen van Esylux en Eaton door [geïntimeerde] gefactureerd zijn. Het had, gelet op de gemotiveerde betwisting van [appellante], op de weg van [geïntimeerde] gelegen haar vordering nader te onderbouwen. Het hof komt dan ook tot het oordeel dat [geïntimeerde] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld om daaruit te kunnen concluderen dat [appellante] gehouden is tot betaling van het door [geïntimeerde] gevorderde.
“60 dagen netto”staat vermeld. Gezien de bestendige relatie tussen partijen en de omstandigheid dat [appellante] de op deze facturen vermelde betalingstermijn niet heeft bestreden, komt het hof tot het oordeel dat partijen deze betalingstermijn zijn overeengekomen. Nu [appellante] niet binnen voormelde termijn heeft betaald, is zij met het verstrijken van deze termijn in verzuim komen te verkeren.
“Over de rentenota's hebben we de volgende afspraak en dat is dat wij die geheel of deels betaald krijgen indien jullie deze ook betaald krijgen vanuit de rechtszaak die nog steeds lopende is. Dat je ze dus 'nog' niet betaald begrijp ik overigens dan wel natuurlijk. Ik moet wel zeggen dat de zaak natuurlijk veel langer duurt dan we allemaal hadden gedacht en we nav de uitspraak hier een gesprek over moeten voeren.”
“indien jullie deze ook betaald krijgen vanuit de rechtszaak die nog steeds lopende is”,volgt dat [geïntimeerde] het risico heeft aanvaard dat de procedure ter zake van de rente niet goed afloopt voor [appellante]. Het gaat dan ook niet aan om de tussen partijen gemaakte nadere afspraak over de rentevergoeding te laten afstuiten op het oordeel dat [appellante] jegens de hoofdaannemer tekort zou zijn geschoten.
“Zoals besproken (…) hebben wij het genoegen u de volgende bonificatieregeling voor (…) 2016 te bevestigen.
“gerealiseerde omzet”.Onder door [appellante] gerealiseerde omzet moet naar het oordeel van het hof worden verstaan betaalde bestellingen door [appellante] en betaalde leveringen aan [appellante]. Immers niet valt in te zien dat en waarom [geïntimeerde] aan [appellante] een financieel voordeel zou toezeggen terwijl zij daar zelf financieel nadeel van zou ondervinden dan wel het risico zou lopen daar financieel nadeel van te ondervinden. De van de bonusafspraak deel uitmakende bepaling dat de uitkering van de bonus over 2016 uiterlijk 1 maart 2017 plaatsvindt,
“indien op dat moment aan alle betalingsverplichtingen is voldaan”, sluit daarbij naadloos aan. Zoals hiervoor reeds overwogen hanteert [geïntimeerde] een betalingstermijn van 60 dagen. Dit betekent dat facturen over 2016 uiterlijk op 1 maart 2017 betaald moeten zijn en de gerealiseerde omzet alsdan bekend zal zijn. Verder valt uit de brief van 15 januari 2016 op te maken dat de bonusafspraak geldt voor het betreffende kalenderjaar en niet automatisch verlengd wordt. Gelet op de koppeling van de bonus aan de gerealiseerde omzet en de uiterlijke uitkeringsdatum, moet de bonusafspraak naar het oordeel van het hof zo uitgelegd worden dat de aanspraak op een bonus van [appellante] vervalt indien en voor zover niet uiterlijk 1 maart 2017 aan de betalingsverplichtingen is voldaan. Van [geïntimeerde] kan (boekhoudkundig) immers niet verwacht worden dat zij tot in lengte van dagen rekening moet houden met betaling van een bonus aan [appellante].
10.De uitspraak
in principaal en incidenteel hoger beroep: