ECLI:NL:GHSHE:2022:473

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
200.274.984_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders van vennootschappen in het kader van debiteurenbeheer en privékosten

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van [geïntimeerde], als bestuurder van Triple A Partners B.V., jegens Camping ‘t Oekeltje B.V. en Triple A Partners B.V. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder de vorderingen van beide partijen afgewezen. In hoger beroep hebben Camping ‘t Oekeltje en Triple A Partners achttien grieven aangevoerd, terwijl [geïntimeerde] in incidenteel hoger beroep drie grieven heeft ingediend. De kern van de zaak betreft de verwijten die aan [geïntimeerde] worden gemaakt over zijn rol in het debiteurenbeheer en het ten laste brengen van privékosten aan de vennootschap. Het hof oordeelt dat de contractuele wederpartij van Camping ‘t Oekeltje niet [geïntimeerde] was, maar Triple A Partners. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor een persoonlijk ernstig verwijt aan [geïntimeerde] voor de tekortkomingen van Triple A Partners. Het hof wijst de vorderingen van Camping ‘t Oekeltje af, maar oordeelt dat Triple A Partners [geïntimeerde] € 25.161,07 moet betalen, na verrekening van wederzijdse vorderingen. De proceskosten worden toegewezen aan [geïntimeerde].

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.274.984/01
arrest van 15 februari 2022
in de zaak van

1.Camping ‘t Oekeltje B.V .,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
Triple A Partners B.V. in liquidatie,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als ‘t Oekeltje en Triple A Partners,
advocaat: mr. P.J.M. Boomaars te Breda,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J.A.J. Hooymakers te Breda,
op het bij exploot van dagvaarding van 18 februari 2020 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 29 januari 2020, door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, gewezen tussen ‘t Oekeltje en Triple A Partners als eisers en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/356216 / HA ZA 19-182)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven met producties 42 tot en met 62
  • de memorie van antwoord in principaal hoger beroep en van grieven in incidenteel hoger beroep met producties 29, 30 en 31
  • de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met productie 63
  • de akte van [geïntimeerde]
  • de antwoordakte van ‘t Oekeltje en Triple A Partners
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3. De feiten

In dit hoger beroep neemt het hof tot uitgangspunt de feiten die de rechtbank heeft vastgesteld in onderdeel 3.1 van het bestreden vonnis. Voor zover relevant vult het hof de opsomming aan met enkele andere feiten die tussen partijen vaststaan.
3.1. ‘
t Oekeltje exploiteert een camping in [vestigingsplaats] . [holding 1] B.V. is haar enige aandeelhouder en bestuurder. [persoon A] is middellijk bestuurder (hierna: [persoon A] ).
3.2.
Triple A Partners is opgericht in 2014. De aandelen in Triple A Partners worden gehouden door [holding 2] B.V., [holding 3] B.V., [advies] B.V. en [X] B.V., ieder voor 25%.
[geïntimeerde] was bestuurder van Triple A Partners.
3.3.
[geïntimeerde] en zijn echtgenote [persoon B] (hierna: [persoon B] ) zijn aandeelhouders [holding 2] B.V. (hierna: [holding 2] ). [geïntimeerde] is tevens bestuurder van deze vennootschap.
De aandelen in [holding 3] B.V. worden gehouden door [persoon C] , de broer van [geïntimeerde] , en diens echtgenote.
Mr. P.J.M. Boomaars, de advocaat van ‘t Oekeltje en Triple A Partners, is enig aandeelhouder en bestuurder van [advies] B.V.
Mr. [persoon D] , kantoorgenoot van mr. Boomaars, is enig aandeelhouder en bestuurder van [X] B.V.
Mr. Boomaars en mr. [persoon D] hebben een advocatenpraktijk in de vorm van een maatschap met de naam [advocatenpraktijk] Advocaten.
3.4.
Triple A Partners hield haar kantoor in een deel van het pand waarin [advocatenpraktijk] Advocaten was gevestigd, welk deel zij van deze maatschap huurde.
3.5. ‘
t Oekeltje en Triple A Partners zijn in 2014 overeengekomen dat Triple A Partners werkzaamheden voor ‘t Oekeltje zou verrichten. De overeenkomst is niet op schrift gesteld. De overeengekomen werkzaamheden betroffen in elk geval het debiteurenbeheer voor ‘t Oekeltje. De werkzaamheden werden feitelijk uitgevoerd door [geïntimeerde] . Triple A Partners voor deze werkzaamheden facturen aan ‘t Oekeltje gezonden, die ‘t Oekeltje heeft betaald.
3.6.
De algemene vergadering van aandeelhouders van Triple A Partners heeft de jaarrekeningen over 2014 en 2015 goedgekeurd. De jaarrekening over 2016 is ondertekend door [geïntimeerde] , Boomaars en [persoon D] , kennelijk namens [holding 2] , [advies] B.V. en [X] B.V.
3.7.
Bij brief van 8 mei 2018 heeft mr. Boomaars aan [persoon A] en [geïntimeerde] meegedeeld welke nieuwe afspraken waren gemaakt over het uitvoeren van werkzaamheden door Triple A Partners voor ‘t Oekeltje.
3.8.
Bij brief van 23 mei 2018 heeft Triple A Partners aan ‘t Oekeltje meegedeeld dat zij met onmiddellijke ingang haar werkzaamheden voor ‘t Oekeltje beëindigde.
3.9.
Bij e-mail van 6 september 2018 heeft mr. Boomaars namens ‘t Oekeltje [geïntimeerde] aansprakelijk gesteld voor schade die ‘t Oekeltje stelde te hebben geleden door handelen van [geïntimeerde] .
3.10.
Triple A Partners en [holding 2] hebben een overeenkomst van geldlening gesloten, waarbij [holding 2] € 22.000,00 aan Triple A Partners heeft uitgeleend. In de overeenkomst is vermeld dat deze is ondertekend op 6 september 2018. [geïntimeerde] heeft namens Triple A Partners de overeenkomst ondertekend en [persoon B] namens [holding 2] .
3.11.
[geïntimeerde] heeft bij brief van 18 oktober 2018 aan Triple A Partners meegedeeld dat hij per 1 december 2018 ontslag neemt als bestuurder van Triple A Partners.
3.12.
Bij een overeenkomst, die volgens de tekst is ondertekend op 21 november 2018, heeft [holding 2] € 27.919,96 aan Triple A Partners uitgeleend. Tot zekerheid voor verhaal van de vorderingen van [holding 2] uit hoofde van de twee geldleningen is een pandakte opgemaakt, die volgens de tekst van de akten eveneens op
21 november 2018 is ondertekend. Ook deze overeenkomst en de pandakte zijn ondertekend door [geïntimeerde] namens Triple A Partners en door [persoon B] namens [holding 2] .
3.13.
Op 22 november 2018 heeft Triple A Partners € 27.919,96 aan ‘t Oekeltje betaald. Het betrof gelden die Triple A Partners voor ‘t Oekeltje had ontvangen.
3.14.
De pandakte is op 29 november 2018 geregistreerd bij de Belastingdienst.
3.15.
Bij brief van 30 november 2018 heeft Triple A Partners aan [geïntimeerde] meegedeeld dat de aandeelhoudersvergadering had besloten om hem per direct te ontslaan als bestuurder van Triple A Partners.
3.16.
Er is geen nieuwe bestuurder van Triple A Partners benoemd. In het handelsregister is vermeld dat Triple A Partners is ontbonden met ingang van 18 januari 2019. [advies] B.V. is vereffenaar.
3.17. ‘
t Oekeltje heeft op 19 februari 2019 ten laste van [geïntimeerde] conservatoir derdenbeslag laten leggen onder een bank.

4.De procedure in eerste aanleg

4.1.
In de onderhavige procedure heeft ’t ‘t Oekeltje gevorderd:
‘I. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 241.593,47, althans een
zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal menen te behoren, te vermeerderen met
de wettelijke rente vanaf 7 september 2018, althans 19 november 2018, althans vanaf de dag
van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
II. Te verklaren voor recht dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de schade die Camping
‘t Oekeltje lijdt doordat hij de e-mail van de [broer van persoon A] d.d. 3 mei 2018 niet aan Camping
‘t Oekeltje heeft doorgezonden, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en
vereffend volgens de wet.
III. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad
€ 3.609,39.
IV. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten ad € 3.111,97;
V. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten, de nakosten daaronder
begrepen.’
4.2.
Triple A Partners heeft gevorderd:
‘I. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 117.376,60 althans een
zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal menen te behoren, te vermeerderen met
de wettelijke rente daarover vanaf 1 november 2018, althans vanaf de dag van deze
dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
II. Te vernietigen de als productie 37 en 38 overgelegde geldleningsovereenkomsten en
pandakte;
III. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad
€ 2.358,01;
IV. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten ad € 2.517,52;
V. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten, de nakosten daaronder
begrepen’.
4.3.
[geïntimeerde] heeft in reconventie gevorderd:
‘- Triple A Partners B.V. te veroordelen tot betaling aan [geïntimeerde] van het bedrag van
€ 47.919,96, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente, te
rekenen vanaf 26 februari 2019, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der
algehele voldoening, tevens te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten
ten bedrage van€ 1.254,19;
- te vernietigen de door [advies] B.V. (mr Boomaars) namens Triple A Partners B.V.
verrichte rechtshandeling, strekkende tot creditering (zonder grond) van de door Triple A
Partners B.V. aan Camping ‘t Oekeltje verzonden facturen ten bedrage van € 47.278,50;
- Triple A Partners B.V. te veroordelen tot voldoening van de proceskosten, de nakosten
daaronder begrepen’.
4.4.
Partijen hebben gemotiveerd verweer gevoerd tegen elkaars vorderingen.
De stellingen en verweren van partijen komen hierna aan de orde, voor zover in hoger beroep van belang.
4.5.
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen van beide partijen afgewezen.

5.De beoordeling in hoger beroep

5.1. ‘
t Oekeltje en Triple A Partners hebben in principaal hoger beroep achttien grieven aangevoerd. Zij hebben geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis in conventie en tot het alsnog toewijzen van hun vorderingen.
5.2.
[geïntimeerde] heeft in incidenteel hoger beroep drie grieven aangevoerd. Hij heeft geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis voor zover hij daartegen heeft gegriefd en daarbij gevorderd:
‘a/ voor recht te verklaren dat Triple A en Oekeltje, hoofdelijk, aansprakelijk zijn voor
de schade, welke appellant [geïntimeerde] heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van
de in casu aanhangig gemaakte gerechtelijke procedures, zowel die in eerste aanleg
als die in hoger beroep, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en
vereffend volgens de wet;
b/ Triple A en Oekeltje, hoofdelijk, te veroordelen tot voldoening van een voorschot op
de onder al bedoelde schadevergoeding ten bedrage van € 18.326,00, althans een
door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen bedrag, althans Triple A en Oekeltje
hoofdelijk, te veroordelen tot voldoening van de kosten van de procedure in eerste
aanleg en hoger beroep, zowel in conventie als in reconventie;
c/ Triple A te veroordelen tot voldoening aan [geïntimeerde] van het bedrag van
€ 49.919,96, althans een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen bedrag,
vermeerderd met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente, te rekenen
vanaf 26 februari 2019, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der
algehele voldoening’.
5.3.
De grieven I, III, V tot en met XV in principaal hoger beroep hebben betrekking op de vorderingen van ‘t Oekeltje.
5.4.
De grieven II, XVI en XVII in principaal hoger beroep hebben betrekking op de vorderingen van Triple A Partners.
5.5.
Het hof stelt voorop dat uit de stellingen van partijen volgt dat niet [geïntimeerde] , maar Triple A Partners een overeenkomst heeft gesloten met ‘t Oekeltje voor het verrichten van werkzaamheden. De contractuele wederpartij van ‘t Oekeltje is dus Triple A Partners. Het is ook Triple A Partners die uit hoofde van de overeenkomst vergoedingen en kosten aan
‘t Oekeltje heeft gefactureerd en ‘t Oekeltje heeft de gefactureerde bedragen aan Triple A Partners betaald. Er zijn verder geen feiten of omstandigheden aangedragen die de conclusie rechtvaardigen dat [geïntimeerde] ook anders dan namens Triple A Partners werkzaamheden voor ‘t Oekeltje heeft verricht. Voor zover ‘t Oekeltje en Triple A Partners aan [geïntimeerde] verwijten maken over tekortkomingen, betreffen dit dus tekortkomingen door Triple A Partners. Dat het vooral [geïntimeerde] was die de werkzaamheden feitelijk uitvoerde, maakt dit niet anders.
5.6.
Uit de verschillende stellingen van ‘t Oekeltje en Triple A Partners blijkt dat zij zich ervan bewust zijn dat niet [geïntimeerde] de contractuele wederpartij van ‘t Oekeltje was, hoewel zij formuleringen gebruiken die suggereren dat [geïntimeerde] verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst had. ‘t Oekeltje en Triple A Partners menen dat [geïntimeerde] als bestuurder van Triple A Partners aansprakelijk is voor de schade die ‘t Oekeltje lijdt door de tekortkomingen van Triple A Partners en voor schade die Triple A Partners lijdt door het handelen van [geïntimeerde] .
5.7.
Ten overvloede merkt het hof op dat gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] als beroepsbeoefenaar – en niet als bestuurder – jegens ’t Oekeltje aansprakelijk zou zijn op de grondslag van een onrechtmatige daad (vergelijk HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2745, over de beroepsaansprakelijkheid van advocaten). Daargelaten of [geïntimeerde] in dit geval als beroepsbeoefenaar kan worden aangemerkt en als zodanig jegens
’t Oekeltje aansprakelijk zou kunnen worden gehouden, geldt voor de aansprakelijkheid als beroepsbeoefenaar ook een andere maatstaf dan voor de aansprakelijkheid als bestuurder.
5.8.
Het hof bespreekt hierna eerst de grieven van Triple A Partners en daarna die van
‘t Oekeltje.
Ten aanzien van de grieven van Triple A Partners
5.9.
De vordering van Triple A Partners met nummer I betreft de betaling van het bedrag volgens de specificatie die bij inleidende dagvaarding is overgelegd als productie 19.
5.10.
[geïntimeerde] was bestuurder van Triple A Partners. Triple A Partners stelt dat [geïntimeerde] persoonlijk jegens haar aansprakelijk is, omdat hij als bestuurder onrechtmatig jegens Triple A Partners heeft gehandeld (inleidende dagvaarding nrs. 82-84), Bij de mondelinge behandeling door de rechtbank heeft Triple A Partners verduidelijkt dat zij de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] baseert op art. 6:162 BW, en niet op schending van art. 2:9 BW (zittingsaantekeningen p. 5). In hoger beroep is Triple A Partners daarvan niet teruggekomen (memorie van grieven nrs. 117-118). Het hof bespreekt dus alleen of [geïntimeerde] op grond van art. 6:162 BW jegens Triple A Partners aansprakelijk is.
a.
Maatstaf
5.11.
Ook al baseert Triple A Partners de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] niet op schending van art. 2:9 BW, het gaat om het handelen van [geïntimeerde] als bestuurder van Triple A Partners. De maatstaf bij de toepassing van art. 6:162 BW is daarom niet anders dan de maatstaf voor de toepassing van art. 2:9 BW. Voor persoonlijke aansprakelijkheid moet aan [geïntimeerde] van diens handelen persoonlijk een ernstig verwijt kunnen worden gemaakt.
De stelplicht en de bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit de ernstige verwijtbaarheid volgt, liggen in beginsel bij Triple A Partners. Het hof moet dus ook nagaan of de eigen stellingen van Triple A Partners een voldoende grondslag vormen voor het aannemen van aansprakelijkheid van [geïntimeerde] .
b.
Verwijten
5.12.
Uit de memorie van grieven maakt het hof op dat Triple A Partners aan [geïntimeerde] de volgende verwijten maakt: het doen van privéaankopen ten laste van Triple A Partners
(nrs. 72-74), het buitensporig declareren voor werkzaamheden van [persoon B] ten behoeve van Leesmap (nrs. 75-83), het in rekening brengen van niet-overeengekomen kostenvergoedingen (nrs. 84-87), het factureren van een hogere beloning voor werkzaamheden dan overeengekomen (nr. 88) en het leeghalen van de vennootschap (nr. 89). Het hof bespreekt deze verwijten hierna.
c.
Privé-uitgaven
5.13.
Triple A Partners stelt dat zij in totaal € 23.993,89 exclusief btw heeft betaald voor uitgaven die waren bestemd voor [geïntimeerde] in privé, zonder dat deze uitgaven ten laste van het rekening-courant van [geïntimeerde] zijn geboekt. Productie 48 bij de memorie van grieven is een overzicht van al deze uitgaven. Het gaat onder meer om elektronica, kantoorartikelen, stoelen, etenswaren, lunches en parkeerkosten. De gekochte goederen waren volgens Triple A Partners bij het vertrek van [geïntimeerde] niet op het kantoor van Triple A Partners aanwezig.
5.14.
[geïntimeerde] heeft aangevoerd dat 99% van de uitgaven zakelijk waren. Hij heeft dit verder niet toegelicht. Daarnaast heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat de printers en stofzuiger in het pand zijn achtergebleven en dat het abonnement op NRC redelijke kosten voor de zaak waren. Ten slotte stelt [geïntimeerde] dat mr. Boomaars regelmatig bij de lunches aanwezig was en dat dan zaken binnen Triple A Partners werden besproken.
5.15.
De uitgaven die zijn vermeld op het overzicht dat Triple A Partners in het geding heeft gebracht, roepen op zijn minst twijfel op over het beweerde zakelijke karakter.
Als voorbeeld noemt het hof earphones, een keyboard, een roze iphone en eetkamerstoelen. Ook andere uitgaven behoeven toelichting wat betreft het verband met het werk van [geïntimeerde] , dat voornamelijk ‘t Oekeltje betrof, zoals de lunches, de parkeerkosten en het abonnement op een krant. [geïntimeerde] heeft deze toelichting niet of in elk geval onvoldoende gegeven. Daarmee heeft hij onvoldoende weersproken dat de uitgaven niet ten behoeve van Triple A Partners zijn gedaan, maar ten behoeve van hem in privé. Of een stofzuiger en printers in de kantoorruimte zijn achtergebleven, is in dit opzicht niet van betekenis. Het is verder niet of onvoldoende weersproken dat het doen van dergelijke privé-uitgaven op kosten van Triple A Partners een ernstig verwijt aan [geïntimeerde] oplevert.
5.16.
[geïntimeerde] stelt dat de uitgaven in de jaarrekeningen zijn verwerkt en dat hem daarvoor, althans wat betreft de eerste jaren, décharge is verleend. Hij heeft echter te weinig aangedragen om het oordeel te rechtvaardigen dat bij het verlenen van décharge bekend was dat het ging om privé-uitgaven en dat hij er desondanks op mocht vertrouwen dat de décharge betrekking had op privé-uitgaven.
5.17.
De grieven van Triple A Partners treffen op dit onderdeel dus doel.
d.
Overeengekomen vergoeding
5.18.
Triple A Partners stelt dat de aandeelhouders van Triple A Partners ‘destijds’ zijn overeengekomen dat de aandeelhouder die omzet voor Triple A Partners genereerde, daarvan 60% mocht behouden en dat het restant van de omzet van 40% aan de gezamenlijke aandeelhouders zou toekomen. Triple A Partners duidt deze afspraak aan als de 60/40-afspraak. Volgens Triple A Partners heeft [geïntimeerde] niet conform deze afspraak aan Triple A Partners gefactureerd voor zijn werkzaamheden.
5.19.
Indien de werkzaamheden niet overeenkomstig de gemaakte afspraken zijn gefactureerd, behoeft het toelichting op welke gronden Triple A Partners een vordering jegens [geïntimeerde] toekomt. Het is niet [geïntimeerde] , maar [holding 2] die de vergoeding aan Triple A Partners heeft gefactureerd. Het gaat bovendien volgens Triple A Partners om een afspraak die niet met haar, maar tussen de aandeelhouders is gemaakt.
Welk ernstig verwijt [geïntimeerde] als bestuurder van Triple A Partners jegens Triple A Partners treft met betrekking tot het factureren, heeft Triple A Partners niet uiteengezet. De stellingen van Triple A Partners zijn dus op zichzelf al niet toereikend om te oordelen dat Triple A Partners op dit onderdeel een vordering jegens [geïntimeerde] toekomt.
5.20.
Ten overvloede voegt het hof hieraan het volgende toe. De afspraak tussen de aandeelhouders, waarop Triple A Partners zich beroept, blijkt niet uit enig document uit de tijd dat de afspraak volgens Triple A Partners moet zijn gemaakt. De notulen waarnaar mr. Boomaars bij de mondelinge behandeling door de rechtbank heeft gewezen, betreffen een aandeelhoudersvergadering die pas na het ontstaan van het geschil tussen partijen is gehouden, namelijk op 2 november 2018 (zittingsaantekeningen bij proces-verbaal van 20 november 2019, p. 5). Triple A Partners heeft ook niet concreet gemaakt wat de feitelijke gang van zaken bij het maken van de afspraak is geweest. De afspraak, zoals Triple A Partners die omschrijft, is ook vaag. Het is niet duidelijk hoe aan de aandeelhouders 40% van de omzet van de vennootschap kan toekomen, in plaats van een dividenduitkering na aftrek van kosten en belastingen. In dat opzicht stelt Triple A Partners al te weinig voor het oordeel dat de afspraak is gemaakt en wat de inhoud en reikwijdte van de afspraak is.
5.21.
Het is verder niet weersproken dat [holding 2] vanaf de aanvang van het werk voor ‘t Oekeltje in 2014 de werkzaamheden steeds op dezelfde wijze aan Triple A Partners heeft gefactureerd. De facturen zijn in dit opzicht ook duidelijk: er is maandelijks gefactureerd voor een wisselend aantal uren tegen een vast uurtarief. Gesteld noch gebleken is dat dit een naar omstandigheden bovenmatig tarief was. Triple A Partners heeft ook niet weersproken dat [holding 3] B.V. in 2014 en 2015 op gelijke wijze aan Triple A Partners heeft gefactureerd. [geïntimeerde] heeft facturen van [holding 3] B.V. overgelegd, waaruit dit blijkt. De facturen van [holding 2] zijn steeds betaald en de bedragen zijn in de jaarrekeningen verwerkt, die de aandeelhouders in elk geval gedurende de eerste jaren hebben goedgekeurd. In die jaren, maar ook daarna zijn er geen opmerkingen over de facturen gemaakt en daarover geen vragen gesteld. Triple A Partners stelt dat de aandeelhouders de facturen niet hebben gezien. Gesteld noch gebleken is echter dat zij geen inzage in de facturen konden krijgen. Als zij jaarrekeningen hebben goedgekeurd en geen vragen hebben gesteld, komt dit in de gegeven omstandigheden voor hun risico. Bovendien is zonder toelichting, die ontbreekt, onduidelijk waarom de aandeelhouders niet hebben opgemerkt en kunnen opmerken dat hun niet 40% van de omzet toeviel, anders dan volgens Triple A Partners uit de afspraak tussen de aandeelhouders voortvloeide. Triple A Partners stelt zelf dat aan de aandeelhouders geen dividend werd uitgekeerd, en kennelijk hebben zij daarmee genoegen genomen en de vergoedingen die voor het werk van [geïntimeerde] werden gefactureerd en betaald, aanvaard.
5.22.
Onder deze omstandigheden is er te weinig aangevoerd voor het oordeel dat [geïntimeerde] redelijkerwijs moest begrijpen dat een 60/40-afspraak, als al gemaakt, gold voor het werk dat Triple A Partners ten behoeve van ‘t Oekeltje verrichtte. Er is daarom ook te weinig gesteld om op dit punt aan [geïntimeerde] een ernstig verwijt te maken.
e.
Kostenvergoedingen
5.23.
Bij het factureren van de vergoeding voor de werkzaamheden van [geïntimeerde] , heeft [holding 2] ook kostenvergoedingen aan Triple A Partners in rekening gebracht, waaronder kilometer- en telefoonvergoedingen. Triple A Partners stelt dat de vergoedingen voor reiskosten en telefoonkosten niet waren overeengekomen en dat dergelijke kosten niet werden gemaakt.
5.24.
Ook voor deze kosten geldt dat [holding 2] de kosten bij Triple A Partners in rekening heeft gebracht en niet [geïntimeerde] . [holding 2] heeft dit gedaan vanaf de aanvang van het werk in 2014. Triple A Partners stelt dat geen aanspraak op de vergoeding van de kosten is overeengekomen, maar maakt niet duidelijk waarom [geïntimeerde] als bestuurder niet namens Triple A Partners een dergelijke vergoeding met [holding 2] mocht overeenkomen. In zoverre heeft Triple A Partners haar stellingen op dit punt onvoldoende toegelicht.
5.25.
Als [holding 2] de kosten niet maakte, en [geïntimeerde] dit wist, maar als aandeelhouder van [holding 2] van de vergoeding profiteerde, is hem mogelijk een ernstig verwijt te maken dat hij namens Triple A Partners met de vergoeding heeft ingestemd. In dit verband stelt Triple A Partners onder meer dat het ging om twee telefoonvergoedingen, voor de privételefoons van [geïntimeerde] en zijn echtgenote, dat Triple A Partners een vaste telefoonlijn had en het werk vanuit het kantoor van Triple A Partners werd verricht. Omdat het werk vanuit het kantoor werd verricht, hoefde [geïntimeerde] volgens Triple A Partners ook geen reiskosten te maken. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat het werk niet alleen vanuit het kantoor werd verricht.
5.26.
De stelling van Triple A Partners dat [geïntimeerde] alleen op het kantoor van Triple A Partners werkte, is niet aannemelijk en ook niet toegelicht met concrete feiten of omstandigheden. Er is dan ook te weinig gesteld om aan te nemen dat [geïntimeerde] geen kosten maakte voor vervoer per auto en voor een mobiele telefoon. Dat de hiervoor in rekening gebrachte vergoedingen bovenmatig waren, is gesteld noch gebleken. In zoverre is er geen reden om [geïntimeerde] op dit punt een ernstig verwijt te maken.
5.27.
[geïntimeerde] heeft echter niet toegelicht waarom een tweede telefoonvergoeding nodig was, mede in het licht van zijn eigen stelling dat zijn echtgenote vrijwel dagelijks in het pand van Triple A Partners aanwezig was voor het verrichten van haar werkzaamheden.
Het moet er daarom voor worden gehouden dat [geïntimeerde] heeft toegelaten dat ook op deze wijze privé-uitgaven ten laste van Triple A Partners werden gebracht. Daarvan valt hem een ernstig verwijt te maken.
5.28.
Niet bestreden is dat een tweede telefoonvergoeding aan Triple A Partners in rekening is gebracht met ingang van 2017 (memorie van grieven nr. 151). Het hof maakt uit de datum waarop Triple A Partners haar werk voor ‘t Oekeltje beëindigde (23 mei 2018) op dat de telefoonvergoeding tot en met mei 2018 in rekening is gebracht. De telefoonvergoeding bedroeg € 45,00 exclusief btw per maand, zodat € 765,00 exclusief btw ten onrechte aan Triple A Partners in rekening is gebracht.
f.
Leesmap
5.29.
[holding 2] heeft ook voor werkzaamheden van [persoon B] ,
de echtgenote van [geïntimeerde] , vergoedingen aan Triple A Partners in rekening gebracht.
Niet weersproken is dat het gaat om € 1.500,00 per maand en dat in 2017 in totaal
€ 16.645,00 is gefactureerd en betaald, en in 2018 € 10.500,00, steeds exclusief btw.
Het hof begrijpt dat deze vergoedingen op de facturen van [holding 2] zijn toegerekend aan een klant van Triple A Partners, te weten Leeswereld of Leesmap. Aan deze klant heeft Triple A Partners in 2017 € 478,30 in rekening gebracht en in 2018 € 404,60, steeds exclusief btw.
5.30.
Triple A Partners stelt dat het [holding 2] was toegestaan om [persoon B] werkzaamheden ten behoeve van Triple A Partners te laten verrichten, maar dat er geen recht bestond om een afzonderlijke vergoeding daarvoor aan Triple A Partners in rekening te brengen, naast of boven een vergoeding volgens de 60/40-afspraak. Triple A Partners stelt verder dat het iedere redelijkheid te buiten gaat om in totaal € 27.145,00 te factureren voor werk dat in totaal € 882,90 heeft opgeleverd. [geïntimeerde] voert aan dat [persoon B] alle werkzaamheden uitvoerde, waarvoor hij zelf geen tijd had vanwege het werk dat hij voor ‘t Oekeltje verrichtte.
5.31.
Het is niet weersproken dat [persoon B] vrijwel dagelijks aanwezig was in het kantoor van Triple A Partners, in het pand van [advocatenpraktijk] Advocaten. Het is ook niet of onvoldoende weersproken dat [persoon B] daar werkzaamheden ten behoeve van Triple A Partners verrichtte. Triple A Partners heeft ook niet bestreden dat [persoon B] , zoals [geïntimeerde] heeft aangevoerd (memorie van antwoord nr. 92), niet alleen werkzaamheden voor Leesmap verrichtte, maar feitelijk alle taken die het werk voor ’t Oekeltje overstegen.
Het dagelijkse werk van [persoon B] heeft voor de aandeelhouders van Triple A Partners kennelijk in het verleden ook nooit aanleiding gegeven tot het vragen van opheldering.
Triple A Partners heeft verder niet of onvoldoende uiteengezet waarom [geïntimeerde] als bestuurder van Triple A Partners niet bevoegd was om [persoon B] of een ander tegen betaling werkzaamheden voor Triple A Partners te laten verrichten. Een afspraak tussen de aandeelhouders over het verdelen van omzet of winst, is op zichzelf niet voldoende om dit anders te maken. Tegen deze achtergrond heeft Triple A Partners te weinig aangevoerd om te oordelen dat Triple A Partners aan [geïntimeerde] op dit punt terecht een ernstig verwijt van diens handelen maakt.
g.
Leeghalen
5.32.
Triple A Partners verwijt [geïntimeerde] verder dat hij Triple A Partners heeft leeggehaald.
5.33.
Voor zover Triple A Partners met het leeghalen of leegtrekken het oog heeft op vergoedingen die aan [holding 2] zijn uitbetaald, verwijst het hof naar hetgeen over deze vergoedingen is overwogen. Het hof laat dan nog in het midden dat de vergoedingen niet aan [geïntimeerde] , maar aan [holding 2] zijn betaald.
Het hof laat ook in het midden dat de kwalificaties ‘leeghalen’ en ‘leegtrekken’ merkwaardig aandoen, rekening houdend met de omstandigheid dat gesteld noch gebleken is dat Triple A Partners jarenlang andere middelen van betekenis had dan de omzet die [geïntimeerde] zelf door zijn werk voor Triple A Partners genereerde, afgezien van de omzet die [holding 3] B.V. in 2014 en 2015 inbracht.
5.34.
Voor zover Triple A Partners wijst op het leeghalen van het kantoor van Triple A Partners en van de bankrekening van Triple A Partners op 6 september 2018, overweegt het hof het volgende. Triple A Partners heeft niet concreet aangegeven wat de feitelijke gang van zaken was. Niet duidelijk is wat [geïntimeerde] op 6 september 2018 uit het kantoor van Triple A Partners heeft meegenomen, in elk geval niet voor zover het gaat om andere goederen dan waarvan de aankoop als privé-uitgave is aangemerkt en die dus geacht kunnen worden aan [geïntimeerde] toe te behoren (zie 5.12-5.16). Triple A Partners heeft ook niet vermeld welke bankrekening is leeggehaald en wat het tegoed op deze rekening was. Onder deze omstandigheden heeft Triple A Partners te weinig aangevoerd voor het oordeel dat [geïntimeerde] een ernstig verwijt valt te maken van het leeghalen van Triple A Partners.
Conclusie
5.35.
De conclusie is dat de grief II (Leesmap) niet slaagt, dat grief XVI alleen slaagt wat betreft de telefoonkosten van [persoon B] en dat grief XVII (privé-uitgaven) doel treft. [geïntimeerde] is vanwege de telefoonkosten en de privé-uitgaven € 24.758,89 (€ 765,00 en
€ 23.993,89) exclusief btw aan Triple A Partners verschuldigd.
Ten aanzien van de grieven van ‘t Oekeltje
5.36. ’
t Oekeltje erkent dat zij niet met [geïntimeerde] , maar met Triple A Partners een overeenkomst heeft gesloten. ’t Oekeltje meent echter dat [geïntimeerde] persoonlijk een ernstig verwijt treft en houdt hem als bestuurder van Triple A Partners persoonlijk aansprakelijk voor haar schade (memorie van grieven, nrs. 54-59). Het hof verwijst naar hetgeen hiervóór in 5.5 tot en met 5.7 is overwogen.
5.37.
De argumenten van ‘t Oekeltje voor het aannemen van persoonlijke aansprakelijkheid van [geïntimeerde] als bestuurder zijn in wezen tweeledig. Enerzijds gaat het erom dat het feitelijk [geïntimeerde] was die de werkzaamheden ten behoeve van ‘t Oekeltje uitvoerde en dat hij dit volgens ’t Oekeltje niet naar behoren deed. Anderzijds verwijt
‘t Oekeltje [geïntimeerde] dat hij Triple A Partners heeft leeggehaald, zodat Triple A Partners geen verhaal meer biedt voor de schade van ‘t Oekeltje.
a.
Maatstaf
5.38.
[geïntimeerde] kan als bestuurder voor schade van ‘t Oekeltje aansprakelijk worden gehouden, indien zijn handelen of nalaten ten opzichte van ‘t Oekeltje in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is, dat hem daarvan, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in art. 2:9 BW, persoonlijk een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. In dit geval gaat het er met name om dat ‘t Oekeltje aan [geïntimeerde] verwijt dat hij heeft bewerkstelligd dat Triple A Partners jegens ‘t Oekeltje tekortschoot in het nakomen van haar verplichtingen en dat Triple A Partners geen verhaal meer biedt voor de schade die daardoor is ontstaan.
5.39.
De stelplicht en de bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit de ernstige verwijtbaarheid volgt, liggen in beginsel bij ‘t Oekeltje. Het hof moet dus ook nagaan of de eigen stellingen van ‘t Oekeltje een voldoende grondslag vormen voor het aannemen van aansprakelijkheid van [geïntimeerde] .
5.40.
Het hof stelt vast dat tussen partijen niet ter discussie staat dat Triple A Partners thans geen verhaal biedt voor schade van ‘t Oekeltje, voor zover Triple A Partners tot vergoeding daarvan is gehouden.
5.41.
Het hof begrijpt dat de verwijten die ‘t Oekeltje in hoger beroep aan [geïntimeerde] maakt en die de grondslag zijn voor haar vorderingen jegens [geïntimeerde] , zijn vermeld in de memorie van grieven in de nrs. 19-23 (slecht debiteurenbeheer), 24-32 (overschrijden bevoegdheid), 33-35 (niet-doorbetalen van ontvangen gelden), 36-49 (te hoge factuurbedragen) en 50-53 (achterhouden aanbod [broers van persoon A] ). Het hof bespreekt deze verwijten hierna.
b.
Slecht debiteurenbeheer
5.42. ‘
t Oekeltje stelt dat [geïntimeerde] het debiteurenbeheer slecht heeft uitgevoerd. Zij wijst er onder meer op dat er volgens haar geen adequate debiteurenadministratie was en er bij het einde van het beheer nog veel debiteuren met veelal hoge schulden waren. [geïntimeerde] heeft dit bestreden en onder meer erop gewezen dat alle mutaties werden verwerkt in het boekhoudsysteem Exact van de accountant van ‘t Oekeltje.
5.43. ‘
t Oekeltje had een overeenkomst gesloten met Triple A Partners (zie 5.35).
De verplichting om het debiteurenbeheer uit te voeren, rustte uit hoofde van deze overeenkomst op Triple A Partners. Indien het debiteurenbeheer niet is uitgevoerd, zoals
‘t Oekeltje op grond van de overeenkomst mocht verwachten, is Triple A Partners tekortgeschoten in het nakomen van deze verplichting. De tekortkoming brengt niet zonder meer mee dat [geïntimeerde] als bestuurder van Triple A Partners een zo ernstig verwijt treft dat hij vanwege een onrechtmatig handelen jegens ‘t Oekeltje aansprakelijk is voor de schade door de tekortkoming. Het feit dat [geïntimeerde] degene was die namens Triple A Partners de werkzaamheden uitvoerde, maakt dit niet anders. Hetgeen ‘t Oekeltje verder naar voren heeft gebracht, is daarvoor evenmin van voldoende gewicht.
c.
Overschrijden bevoegdheid
5.44. ‘
t Oekeltje stelt dat [geïntimeerde] zonder haar medeweten en toestemming afspraken met haar huurders heeft gemaakt, die nadelig voor haar waren. Het gaat om het kwijtschelden van schulden van de debiteuren [persoon E] (€ 1.857,94) en [persoon F] (€ 3.067,96) en het laten ondertekenen van verklaringen waardoor huurders afstand deden van hun stacaravan. Wat betreft deze verklaringen gaat het om de huurders [persoon E] , [persoon F] en [persoon G] . Volgens ‘t Oekeltje waren de stacaravans bouwvallig en kwamen de ontruimingskosten door de afstandsverklaringen ten laste van ‘t Oekeltje.
5.45.
[geïntimeerde] voert hiertegen aan dat de afspraken zijn gemaakt met medeweten en instemming van ‘t Oekeltje. [geïntimeerde] betwist verder dat ‘t Oekeltje de stacaravans heeft laten verwijderen.
5.46.
De afspraken met de debiteuren van ‘t Oekeltje zijn gemaakt in het kader van de dienstverlening van Triple A Partners aan ‘t Oekeltje. Indien Triple A Partners deze afspraken niet mocht maken, treft het verwijt dus in de eerste plaats Triple A Partners.
Wat maakt dat daarnaast [geïntimeerde] als bestuurder van Triple A Partners een zo ernstig verwijt van zijn handelen treft, dat hij ook persoonlijk jegens ‘t Oekeltje aansprakelijk is, heeft ‘t Oekeltje niet of onvoldoende uiteengezet.
d.
Niet-doorbetalen van ontvangen gelden
5.47.
Het hof begrijpt dat het alleen (nog) gaat om een contante betaling van debiteur [persoon H] en een bedrag aan ontvangen incassokosten. ‘t Oekeltje stelt dat [geïntimeerde] tussen eind 2017 en begin 2018 contante betalingen van [persoon H] heeft ontvangen op diens schuld tot een bedrag van € 2.750,00. Volgens ‘t Oekeltje zijn deze betalingen niet verwerkt in haar boekhouding. [geïntimeerde] stelt dat [persoon A] zelf en haar medewerker [persoon I] vaak contante betalingen van debiteuren ontvingen, maar deze niet aan hem doorgaven, en dat hij niet weet of en waarom contante betalingen van [persoon H] niet zijn verwerkt in de boekhouding van ‘t Oekeltje.
5.48.
Het kan in het midden blijven of [persoon H] de betalingen aan [geïntimeerde] zelf in handen heeft gegeven. [geïntimeerde] handelde bij de ontvangst van betalingen namens Triple A Partners. Er zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die maken dat [geïntimeerde] persoonlijk een ernstig verwijt ervan is te maken als de betalingen niet in de boekhouding van ‘t Oekeltje zijn verwerkt. Een dergelijk ernstig verwijt zou mogelijk op zijn plaats zijn als [geïntimeerde] zich de ontvangen gelden zou hebben willen toe-eigenen. Dat dit het geval is, blijkt echter nergens uit.
5.49.
Wat betreft de ontvangen incassokosten, gaat het volgens ‘t Oekeltje om een bedrag van € 82,33 dat van debiteur [persoon J] (kennelijk: [persoon J] ) is ontvangen. Voor dit bedrag geldt hetzelfde als in 5.48 is overwogen voor de betalingen door [persoon H] .
e.
Te hoge factuurbedragen
5.50. ‘
t Oekeltje stelt dat [geïntimeerde] buitensporig heeft gefactureerd voor zijn werk en ook voor werk dat hem niet was opgedragen. ‘t Oekeltje noemt in dit verband verder specifiek nog de kosten voor haar website en kantoorkosten. Volgens ‘t Oekeltje is niet overeengekomen dat dergelijke kosten in rekening mochten worden gebracht. Bovendien rechtvaardigt de website de in rekening gebrachte kosten niet en is niet duidelijk om welke kantoorkosten het gaat, aldus ‘t Oekeltje.
5.51.
Het hof stelt ook hier voorop dat het Triple A Partners is die uit hoofde van de overeenkomst met ‘t Oekeltje de vergoedingen aan ‘t Oekeltje heeft gefactureerd. Voor zover onverschuldigd is betaald, zoals ‘t Oekeltje onder meer stelt, is dus niet aan [geïntimeerde] betaald en is niet [geïntimeerde] maar Triple A Partners tot terugbetaling gehouden. ‘t Oekeltje heeft geen vordering wegens onverschuldigde betaling op [geïntimeerde] . Het gaat er dus om of [geïntimeerde] als bestuurder van Triple A Partners onrechtmatig jegens ‘t Oekeltje heeft gehandeld bij het factureren.
5.52.
Vanaf de aanvang van overeenkomst heeft Triple A Partners jarenlang op dezelfde wijze aan ‘t Oekeltje gefactureerd. Het gaat om maandelijkse facturen. De facturen geven op zichzelf helder weer wat in rekening is gebracht: het aantal uren, het tarief en de bijkomende kosten. Uit de stellingen van partijen en de verklaring van [persoon A] bij de mondelinge behandeling door de rechtbank (proces-verbaal van 20 november 2019, zittingsaantekeningen p. 3), blijkt verder dat de facturen conform de instructie van ‘t Oekeltje zijn toegezonden aan de accountant van ’t Oekeltje, dat het uurtarief was zoals afgesproken, dat er geen is afspraak gemaakt over het aantal uren dat in rekening mocht worden gebracht en dat [persoon A] in elk geval in mei van elk jaar, bij de jaarafrekening, heeft gezien wat Triple A Partners factureerde. De factuurbedragen zijn steeds betaald. Er is geen specificatie van de verrichte werkzaamheden verlangd. Gesteld noch gebleken is ten slotte dat de facturen op enig moment tot vragen aan Triple A Partners of [geïntimeerde] hebben geleid, totdat ‘t Oekeltje na verloop van vier jaren daarover is gaan klagen.
5.53.
Indien ‘t Oekeltje meende dat Triple A Partners te veel uren in rekening bracht, of het opgegeven aantal uren vragen opriep, had zij haar bezwaar of vragen eerder aan Triple A Partners moeten voorleggen, en om een specificatie kunnen vragen, indien zij die wenselijk of nodig vond. Daarvoor was te meer reden indien, zoals ‘t Oekeltje stelt, zij geen idee heeft wat [geïntimeerde] voor haar heeft gedaan. Ditzelfde geldt voor de in rekening gebrachte kosten voor de website en de kantoorkosten. Ook ten aanzien van deze kosten was daarvoor te meer reden indien, zoals ‘t Oekeltje stelt, geen vergoeding was overeengekomen, de website de vergoeding niet rechtvaardigde en geen kosten werden gemaakt. Voor zover ‘t Oekeltje het beoordelen, verwerken en betalen van de facturen overliet aan haar accountant, komt dit voor haar risico. Door geen bezwaar of vragen aan Triple A Partners voor te leggen, heeft Triple A Partners onder de in 5.52 genoemde omstandigheden redelijkerwijs ervan mogen uitgaan dat ‘t Oekeltje de in rekening gebrachte vergoeding en kosten aanvaardde, zonder daarvan een nadere specificatie te verlangen. ‘t Oekeltje kan daarvan achteraf niet terugkomen. In het verlengde hiervan ligt dat er geen reden is om [geïntimeerde] een ernstig verwijt van het factureren te maken en evenmin om van hem alsnog een nadere specificatie of toelichting op het werk en de kosten te verlangen.
f.
[broers van persoon A]
5.54. ‘
t Oekeltje stelt dat de broers van [persoon A] haar hebben aangeboden de grond die ‘t Oekeltje huurt, aan haar te verkopen met € 150.000,00 korting op de prijs.
Volgens ‘t Oekeltje heeft [geïntimeerde] nagelaten een e-mail van 3 mei 2018 van de broers van [persoon A] aan haar door te zenden. Het gevolg hiervan is volgens ‘t Oekeltje dat zij nadeel heeft geleden, omdat zij niet tijdig van deze e-mail kennis heeft genomen, waardoor de korting is vervallen. [geïntimeerde] heeft onder meer aangevoerd dat hij deze e-mail ter kennis van [persoon A] heeft gebracht.
5.55.
De rechtbank heeft in 3.11 van het bestreden vonnis hierover onder meer overwogen:
‘De rechtbank overweegt dat de enkele stelling dat [geïntimeerde] niet heeft voldaan aan
het verzoek van de notaris om het e-mailbericht van 3 mei 2018 door te sturen aan
Camping ’t ‘t Oekeltje - welke stelling gemotiveerd wordt betwist - onvoldoende is
ter onderbouwing van het betoog dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld
Camping ‘t ‘t Oekeltje daardoor schade heeft geleden en dat er een causaal verband
bestaat tussen het onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] en de door Camping ‘t
‘t Oekeltje geleden schade.’
5.56.
Het hof stelt vast dat uit de stellingen van partijen is af te leiden, en ook blijkt uit de e-mail van [broer van persoon A] van 13 maart 2018 aan notaris [persoon K] , waarnaar ‘t Oekeltje verwijst (productie 10 bij dagvaarding), dat het gaat om de grond waarop ‘t Oekeltje de camping exploiteert en dat deze grond viel in een nalatenschap waarin [persoon A] en haar broers een onverdeeld aandeel hadden. Uit deze e-mail blijkt ook dat de broers hun aandeel in de grond wilden overdragen aan [persoon A] en dat zij bereid waren genoegen te nemen met een lagere waarde. Bij e-mail van 2 mei 2018 heeft de notaris aan [broer van persoon A] meegedeeld dat [persoon A] nog zeker zes weken nodig had om op het voorstel te reageren. Bij e-mail van 3 mei 2018 aan de notaris heeft [broer van persoon A] aan zijn zus nog een week de tijd gegeven om het aanbod te aanvaarden (zie producties 11 en 12 bij dagvaarding en productie 22 bij de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie). [broer van persoon A] beklaagt zich in deze e-mail ook over nalatigheid van [persoon A] om (tijdig) te reageren op voorstellen van de broers. Een medewerker van de notaris heeft deze e-mail doorgezonden aan [geïntimeerde] .
5.57.
Waar uit de stukken blijkt dat het ging om een aanbod van de broers aan [persoon A] als deelgenoot in de nalatenschap, valt zonder toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat ‘t Oekeltje schade heeft geleden, doordat het aanbod is vervallen. De stellingen van ‘t Oekeltje zijn dus reeds niet toereikend om te kunnen oordelen dat ‘t Oekeltje op dit punt enige vordering jegens [geïntimeerde] heeft.
5.58.
Daarbij komt ten overvloede nog het volgende. ‘t Oekeltje gaat er kennelijk van uit dat uit hoofde van de tussen Triple A Partners en ‘t Oekeltje gesloten overeenkomst een zorgplicht bestond om de e-mail van de notaris van 3 mei 2018 door te zenden aan
‘t Oekeltje. Op basis waarvan moet worden aangenomen dat de overeenkomst een dergelijke zorgplicht inhield, maakt ‘t Oekeltje niet duidelijk. Een dergelijke zorgplicht is ook moeilijk te rijmen met de stelling van ‘t Oekeltje dat Triple A Partners alleen het debiteurenbeheer tot taak had. Mede in het licht van de in 5.55 geciteerde overwegingen van de rechtbank heeft het op de weg van ‘t Oekeltje gelegen om alsnog een dergelijke toelichting te geven.
Daarbij komt dat, anders dan ‘t Oekeltje suggereert, de medewerker van de notaris in de in 5.56 genoemde e-mail van 3 mei 2018 niet aan [geïntimeerde] heeft verzocht om de e-mail aan
‘t Oekeltje door te zenden. De medewerker heeft alleen verzocht om, ‘indien gewenst, contact op te nemen met de [broer van persoon A] ’. Ook in zoverre zijn de stellingen van
‘t Oekeltje niet toereikend om te oordelen dat ‘t Oekeltje een vordering op [geïntimeerde] heeft.
5.59.
Eveneens ten overvloede is verder van belang dat als sprake zou zijn geweest van een zorgplicht uit hoofde van de overeenkomst, deze rustte op Triple A Partners. Ook hier maakt ‘t Oekeltje niet of onvoldoende duidelijk waarom het schenden van een dergelijke zorgplicht door Triple A Partners meebrengt dat [geïntimeerde] als bestuurder van Triple A Partners onrechtmatig jegens ‘t Oekeltje heeft gehandeld.
5.60.
Bovendien, ten overvloede, heeft ‘t Oekeltje ondanks hetgeen de rechtbank daarover heeft overwogen, geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat [persoon A] of ‘t Oekeltje daadwerkelijk schade lijdt of zal lijden, doordat de e-mail niet is doorgezonden. Nergens uit blijkt dat [persoon A] of ‘t Oekeltje het aanbod van de [broers van persoon A] tijdig zou hebben aanvaard en evenmin dat zij € 150.000,00 meer voor de grond hebben betaald of zullen betalen. Van een, al dan niet voorgenomen, overdracht van de grond of betaling blijkt immers in het geheel niet.
g.
Leeghalen
5.61.
Uit hetgeen het hof ten aanzien van Triple A Partners heeft overwogen, volgt dat er [geïntimeerde] geen ernstig verwijt valt te maken van het leeghalen of leegtrekken van Triple A Partners. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die ten aanzien van ‘t Oekeltje tot een ander oordeel moeten leiden.
h.
Conclusie
5.62.
Uit het voorgaande volgt dat de grieven I en III tot en met XV, die betrekking hebben op de vorderingen van ‘t Oekeltje, geen doel treffen.
Ten aanzien van de grieven van [geïntimeerde]
Werkelijke proceskosten
5.63.
Met grief 1 betoogt [geïntimeerde] dat ‘t Oekeltje en Triple A Partners in de werkelijke proceskosten moeten worden veroordeeld, omdat zij volgens hem misbruik van procesrecht hebben gemaakt. Dit betreft vorderingen die in 5.2 zijn aangeduid met de letters a en b. [geïntimeerde] heeft deze vorderingen voor het eerst in hoger beroep ingesteld.
5.64.
De grief slaagt niet. Voor een veroordeling in de werkelijke proceskosten kan in buitengewone omstandigheden plaats zijn, met name bij misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad. Van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen is in dit verband pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid daarvan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Dit is het geval als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede wordt gewaarborgd door art. 6 EVRM (HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2366).
5.65.
Hetgeen [geïntimeerde] stelt, is niet voldoende voor het oordeel dat ‘t Oekeltje en Triple A Partners hun vorderingen, en in het verlengde daarvan hun maatregelen om [geïntimeerde] tot betaling te bewegen, hebben gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kenden dan wel behoorden te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moesten begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden.
Geldleningen
5.66.
Grief 2 heeft betrekking op de tegenvordering van [geïntimeerde] uit hoofde van de geldleningen van [holding 2] aan Triple A Partners (zie 3.10 en 3.12).
Het staat niet ter discussie dat [holding 2] de rechten uit deze overeenkomsten aan [geïntimeerde] heeft overgedragen. Het gaat om een bedrag van in totaal, zoals in hoger beroep gecorrigeerd, € 49.919,96, met rente. Volgens [geïntimeerde] blijkt uit het overzicht van de accountant van Triple A Partners (productie 19 bij de dagvaarding), waarop de vordering van Triple A Partners is gebaseerd, dat Triple A Partners de tegenvordering heeft erkend.
5.67.
Triple A Partners voert aan dat [geïntimeerde] en [holding 2] geen vergoeding toekomt voor werkzaamheden die niet aan ‘t Oekeltje in rekening konden worden gebracht. Triple A Partners stelt in dit verband dat zij facturen aan ‘t Oekeltje, die nog niet waren betaald, heeft moeten crediteren, vanwege terechte klachten van ‘t Oekeltje over de werkwijze van [geïntimeerde] en de schade van ‘t Oekeltje. Het gaat om een bedrag van in totaal € 47.278,50 (zie onder meer productie 1 bij dagvaarding en productie 18 bij de conclusie van antwoord in conventie/van eis in reconventie).
5.68.
De rechtbank heeft in 3.24 van het bestreden vonnis hierover overwogen:
‘De rechtbank overweegt als volgt. Uit het betoog van [geïntimeerde] volgt dat
[holding 2] BV financieel voor Triple A Partners heeft moeten
bijspringen omdat Triple A Partners reeds facturen van [holding 2]
BV had voldaan, voordat Camping 't ‘t Oekeltje de facturen van Triple A Partners
had voldaan. Dit betoog miskent de afspraak dat [geïntimeerde] c.q. [geïntimeerde] -Elissen
Holding BV betaald zou worden van de omzet die Triple A Partners zou genereren.
Op grond van die afspraak hadden de door Triple A Partners ontvangen
derdengelden doorgestort dienen te worden naar Camping 't ‘t Oekeltje of – in geval
van een verrekeningsdiscussie met Camping 't ‘t Oekeltje – onder Triple A Partners
gehouden dienen te worden, maar hadden niet gebruikt mogen worden voor de
betaling van de facturen van [geïntimeerde] c.q. [holding 2] BV. Gelet
op het voorgaande is derhalve feitelijk gezien geen sprake van een geldlening,
maar van een terugbetaling door [geïntimeerde] c.q. [holding 2] BV van
een bedrag waarop zij (nog) geen recht had(den). Nu daarmee een grondslag voor
het gevorderde bedrag van € 47.919,96 ontbreekt, zal de vordering worden
afgewezen.’
5.69.
Het hof stelt vast dat de rechtbank in het bestreden vonnis de vordering van Triple A Partners om de geldleningsovereenkomsten en de pandakte te vernietigen, heeft afgewezen (3.17 in verbinding met 4.1 van het vonnis). Het gaat hier om de vordering van Triple A Partners met nummer 2. Triple A Partners heeft tegen deze beslissing geen grieven gericht. Het hof moet daarom uitgaan van het bestaan van de geldleningsovereenkomsten en de pandakte.
5.70.
Voorop staat verder dat [geïntimeerde] geen betaling vordert van vergoedingen die [holding 2] aan Triple A Partners heeft gefactureerd. Het gaat om terugbetaling van de bedragen die [holding 2] aan Triple A Partners heeft uitgeleend.
5.71.
Het verweer van Triple A Partners komt erop neer dat Triple A Partners geld van [holding 2] heeft moeten lenen, omdat [holding 2] al voor werk had gefactureerd en betaald had gekregen, hoewel daar nog geen omzet tegenover stond, uit hoofde van betalingen door ‘t Oekeltje. Het is in dit verband van belang dat [geïntimeerde] niet heeft tegengesproken dat [holding 2] alleen recht had op betaling voor werkzaamheden van [geïntimeerde] ten behoeve van ‘t Oekeltje waar omzet die werd verkregen uit werk voor ‘t Oekeltje tegenover stond.
5.72.
Als Triple A Partners [holding 2] voorbarig heeft uitbetaald, leidt dit nog niet zonder meer ertoe dat Triple A Partners bevrijd is van haar verplichtingen uit de geldleningsovereenkomsten. Evenmin blijkt dat Triple A Partners en [holding 2] bij het sluiten van de geldleningsovereenkomsten voor ogen heeft gestaan dat de facturen van [holding 2] voorbarig waren uitbetaald en de uitbetaalde bedragen werden terugbetaald. De geldleningen kunnen daarmee niet achteraf als terugbetaling van de gefactureerde bedragen worden gekwalificeerd. Als in de stellingen van Triple A Partners moet worden gelezen dat zij het nakomen van deze verplichtingen wil opschorten of de vordering van [geïntimeerde] wil verrekenen met een vordering op [holding 2] , geldt het volgende.
5.73.
Uit hetgeen het hof eerder heeft overwogen, volgt dat ‘t Oekeltje geen gegronde reden had om de facturen van Triple A Partners niet te betalen. Het stond Triple A Partners vrij de desbetreffende facturen desondanks te crediteren en daarmee ‘t Oekeltje te ontslaan uit haar betalingsverplichting en de omzet prijs te geven. Triple A Partners heeft echter niet aangevoerd, en ook geen feiten of omstandigheden aangedragen die tot het oordeel kunnen leiden, dat de afspraak over het recht van [geïntimeerde] -Elissen op betaling voor het verrichte werk inhield dat ook bij het prijsgeven van omzet door Triple A Partners geen recht op betaling bestond. Dit brengt mee dat te weinig is gesteld om aan te nemen dat Triple A Partners jegens [geïntimeerde] -Elissen of [geïntimeerde] bevoegd is tot enige verrekening of opschorting vanwege aan [geïntimeerde] -Elissen betaalde factuurbedragen.
5.74.
De conclusie is dat grief 2 doel treft. Triple A Partners dient nog € 49.919,96 aan [geïntimeerde] te betalen. De verschuldigdheid van de wettelijke handelsrente hierover vanaf
26 september 2019 is niet betwist.
5.75.
[geïntimeerde] heeft gesteld dat zijn vordering op Triple A Partners (in hoofdsom) moet worden verrekend met wat hij nog aan Triple A Partners is verschuldigd. Dat deze verrekening mogelijk is, gegeven het bestaan van de wederzijdse vorderingen, is niet in geschil. Na verrekening resteert voor Triple A Partners om € 25.161,07 aan [geïntimeerde] te betalen, met de wettelijke handelsrente.
Proceskosten eerste aanleg
5.76.
De proceskosten van de procedure in conventie in eerste aanleg zijn onderwerp van grief XVIII van Triple A Partners en ‘t Oekeltje. De grief treft geen doel, omdat Triple A Partners grotendeels en ‘t Oekeltje geheel ongelijk had. Zij zijn dus terecht in de proceskosten veroordeeld.
5.77.
De proceskosten van de procedure in reconventie in de eerste aanleg zijn onderwerp van grief 3 van [geïntimeerde] . Gelet op wat de uitkomst van de procedure in reconventie naar het oordeel van het hof had behoren te zijn, had Triple A Partners moeten worden veroordeeld in de proceskosten. Triple A Partners is immers grotendeels in het ongelijk gesteld. Grief 3 van [geïntimeerde] slaagt dus. De proceskosten van de procedure in reconventie stelt het hof vast op
€ 2.148,00.
Slot
5.78.
Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd, behoeft het hof niet te bespreken. Ook het bewijsaanbod van partijen passeert het hof. Er zijn immers geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht of te bewijzen aangeboden, die tot een andere beslissing kunnen leiden.
5.79.
De slotsom is dat het bestreden vonnis niet geheel in stand kan blijven. In conventie blijft het vonnis wel in stand, omdat na de verrekening Triple A Partners niets meer van [geïntimeerde] heeft te vorderen. In reconventie moet Triple A Partners worden veroordeeld om
€ 25.161,07 aan [geïntimeerde] te betalen, met de wettelijke handelsrente en met de proceskosten. De vorderingen die [geïntimeerde] voor het eerst in hoger beroep heeft ingesteld, zal het hof afwijzen.
5.80.
De proceskosten van het principaal hoger beroep komen ten laste van Triple A Partners en van ‘t Oekeltje, omdat zij grotendeels in het ongelijk zijn gesteld. Het hof stelt de proceskosten tot heden aan de zijde van [geïntimeerde] als volgt vast:
- griffierecht € 1.727,00
- salaris advocaat
€ 4.064,00(tarief VI, 1 punt)
totaal € 5.791,00
5.81.
De proceskosten van het incidenteel hoger beroep zal het hof tussen partijen compenseren, zodat zij hun eigen kosten dragen. Zij zijn immers over en weer op enkele onderdelen in het ongelijk gesteld.
5.82.
De nakosten stelt het hof vast, zoals hierna in de uitspraak wordt vermeld.

6.De uitspraak

Het hof:
in principaal en incidenteel hoger beroep
6.1.
bekrachtigt het bestreden vonnis, behalve voor zover in reconventie de hieronder in 6.3 bedoelde vordering van [geïntimeerde] is afgewezen en [geïntimeerde] is veroordeeld in de proceskosten;
6.2.
vernietigt het bestreden vonnis in zoverre, en in zoverre opnieuw rechtdoende,
6.3
veroordeelt Triple A Partners om € 25.161,07 aan [geïntimeerde] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW met ingang van 26 februari 2019 tot de dag van betaling;
6.4
veroordeelt Triple A Partners in de proceskosten van de reconventie in eerste aanleg, aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 2.148,00 tot heden;
6.5
wijst af de vorderingen die [geïntimeerde] in hoger beroep heeft ingesteld;
6.6
veroordeelt Triple A Partners en ‘t Oekeltje in de proceskosten van het principaal hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 5.791,00 tot heden;
6.7
compenseert de proceskosten in incidenteel hoger beroep in die zin dat partijen hun eigen kosten dragen;
6.8
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, L.S. Frakes en J.G.J. Rinkes en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 februari 2022.
griffier rolraadsheer