In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank had vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een drugdeal op 5 november 2018, waarbij cocaïne werd verkocht en afgeleverd. De verdediging stelde dat het handelen van de verdachte van ondergeschikt belang was en dat hij vrijgesproken diende te worden van het medeplegen. Het hof heeft echter geoordeeld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachten, en dat de rol van de verdachte voldoende gewicht had om het medeplegen te kunnen bewijzen. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd ten aanzien van de opgelegde straf en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een taakstraf van tachtig uren. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.