Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
- De VS huurde vanaf 1 augustus 1970 een perceel met gebouwen (een voormalige staatsmijn) in [plaats] aan [adres] (hierna: het gehuurde), oorspronkelijk van DSM en later van [verweerster] . Hij gebruikte het gehuurde als legerbasis.
- De laatste versie van het huurcontract tussen de VS en DSM is gesloten op
- Bij allonge van 21 februari 2002 heeft [verweerster] de plaats van DSM als verhuurder ingenomen.
- Bij brief van 23 september 2019 heeft de VS de huur opgezegd tegen 30 september 2020. De VS heeft de huur tot en met laatstgenoemde datum betaald en heeft het gehuurde sindsdien niet meer in gebruik.
- De VS heeft in de loop van de huurtijd gebouwen op het gehuurde gebouwd en “site-improvements” aan het gehuurde toegevoegd die de VS na 30 september 2020 heeft achtergelaten.
- Tussen partijen is hierover – en ook over de opzegging – een geschil ontstaan.
- De VS heeft in reconventie in de bodemzaak in eerste aanleg gevorderd dat [verweerster] wordt veroordeeld tot betaling van € 4.486.708,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2021. De VS heeft verwezen naar artikel 9 sub b van de huurovereenkomst. Op grond van voornoemd artikellid, alsmede op grond van ongerechtvaardigde verrijking, is [verweerster] volgens de VS een vergoeding voor de restwaarde van de gebouwen en aanpassingen aan de VS verschuldigd. [verweerster] heeft echter ontkend dat zij is verrijkt, omdat de gebouwen voor haar geen waarde vertegenwoordigen en niet of nauwelijks in gebruik zijn.
- In conventie vorderde [verweerster] in die procedure de ontbinding van de huurovereenkomst, huur en schadevergoedingen.
- Bij vonnis van 26 januari 2022 (zaaknummer 9059164 CV EXPL 21-1176) heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, in conventie geoordeeld dat de VS de huur rechtsgeldig tegen 30 september 2020 heeft opgezegd en dat de vordering van [verweerster] dus niet toewijsbaar is. In reconventie is de vordering van de VS ook afgewezen. Daartoe heeft de kantonrechter als volgt overwogen:
‘at the time of termination’. Op dat moment heeft de VS al zelf een rapport (laten) opstellen. In dit rapport zijn alle (aangepaste) gebouwen gefotografeerd en omschreven. Deze foto’s geven een duidelijk beeld van de feitelijke toestand op dat moment. Er is inmiddels twee jaar verstreken na de opzegging en ontruiming van het gehuurde. Een plaatsopneming zou gelet op artikel 9 sub b dan ook volstrekt zinloos zijn. Hetzelfde geldt voor de vordering van de VS op grond van ongerechtvaardigde verrijking. Als een dergelijke vordering wel kans van slagen zou hebben – wat volgens [verweerster] niet zo is –, dan kan de restwaarde slechts beoordeeld worden naar het moment van de ontruiming en oplevering van het gehuurde – 30 september 2020 – en niet twee jaar later. Een verzoek tot benoeming van een deskundige lag meer voor de hand. Met een plaatsopneming kan niets anders worden vastgesteld dan hoe de locatie ten tijde van de plaatsopneming in gebruik is.
nietgaat om het vaststellen van de (exacte) restwaarde van de gebouwen, maar dat de VS door een plaatsopneming en bezichtiging (mogelijk) feitelijke informatie kan verkrijgen over het gebruik – op dit moment – van de door de VS achtergelaten bouwwerken. Meer specifiek wil de VS weten of de opstallen thans in gebruik zijn en zo ja welke opstallen dat dan zijn. Volgens de VS kan hier ook de “desire to keep” uit worden afgeleid. Het verzoek van de VS is naar het oordeel van het hof voldoende concreet.
4 januari 2023om 10.30 uur. Als partijen op deze datum verhinderd zouden zijn, verzoekt het hof partijen bij de nadere bepaling van de datum, gelet op het belang voor de hoofdzaak, enige welwillendheid te betrachten. Als alternatieve data in januari 2023 stelt het hof voor de volgende data: 3 januari 2023, 12 januari 2023, 16 januari 2023, 17 januari 2023 of 19 januari 2023. Partijen dienen in dat geval binnen 14 dagen na deze uitspraak hun verhinderdata aan de griffie door te geven voor de maanden januari en februari 2023.
3.De beslissing
4 januari 2023 om 10.30 uur;