ECLI:NL:GHSHE:2022:4010

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
200.301.869_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning wegens wanbetaling en overlast

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [XX] Bewindvoeringen B.V., die optreedt als bewindvoerder over de goederen van [de onderbewindgestelde], tegen Stichting Zeeuwland. De kantonrechter had op 22 september 2021 de ontbinding van de huurovereenkomst tussen [appellante] en Zeeuwland uitgesproken en [appellante] veroordeeld tot ontruiming van de woning vanwege wanbetaling en het veroorzaken van ernstige overlast. Het hof heeft op 22 november 2022 het hoger beroep van de bewindvoerder verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Het hof oordeelde dat [appellante] herhaaldelijk in gebreke is gebleven met de huurbetalingen en dat zij voor langdurige overlast heeft gezorgd voor de buren. Ondanks de inspanningen van Zeeuwland om de situatie te verbeteren, heeft [appellante] niet meegewerkt aan oplossingen. De ontruiming van de woning heeft inmiddels plaatsgevonden. Het hof heeft de bewindvoerder in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.301.869/01
arrest van 22 november 2022
in de zaak van
[XX] Bewindvoeringen B.V. in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [de onderbewindgestelde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als de bewindvoerder en [appellante] ,
advocaat: mr. C.C. Sneper te Baarn,
tegen
Stichting Zeeuwland,
gevestigd te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Zeeuwland,
advocaat: mr. J. Mikes te Rotterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 25 oktober 2021 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 22 september 2021, door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, gewezen tussen de bewindvoerder als gedaagde en Zeeuwland als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 9013749 CV EXPL 21-385)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het tussenvonnis van 4 mei 2021.

2.Waar gaat deze zaak over?

[appellante] heeft een woning gehuurd van Zeeuwland. Zeeuwland heeft bij de kantonrechter gevorderd dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat [appellante] de woning ontruimt. Volgens Zeeuwland heeft [appellante] meerdere keren een huurachterstand laten ontstaan en gedraagt zij zich niet als een goed huurder omdat zij voor ernstige overlast voor de buren zorgt. De kantonrechter heeft de vorderingen van Zeeuwland toegewezen. De bewindvoerder van [appellante] is het daar niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. Het hof is van oordeel dat het hoger beroep niet slaagt en bekrachtigt het eindvonnis van de kantonrechter. Inmiddels heeft ontruiming van de woning plaatsgevonden.

3.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met vier producties;
  • de memorie van antwoord met producties 57 tot en met 65;
  • de mondelinge behandeling op 8 november 2022, waarbij Zeeuwland spreekaantekeningen heeft overgelegd.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en op de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep gaat het hof uit van de volgende feiten.
3.1.1.
[appellante] huurde vanaf 20 november 2007 van (de rechtsvoorgangster van) Zeeuwland de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning). [appellante] diende de huurprijs uiterlijk op de eerste dag van iedere maand bij vooruitbetaling aan Zeeuwland te voldoen. De huurprijs bedroeg ten tijde van de procedure bij de kantonrechter € 675,25 per maand.
3.1.2.
Op de huurovereenkomst waren de Algemene Huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte (versie augustus 2004) van toepassing (hierna: de huurvoorwaarden). Die voorwaarden luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…) 6.3.
Huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt (…)”
“(…) 6.6.
Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege de huurder in het gehuurde of de gemeenschappelijke ruimten bevinden (…)”
3.1.3.
Bij vonnis van de kantonrechter van 24 juli 2013 is [appellante] veroordeeld tot ontruiming van de woning vanwege achterstand in de huurbetaling. Bij brief van 19 mei 2015 is aan [appellante] op grond van dit vonnis de ontruiming van de woning aangezegd tegen 10 juni 2015. De ontruiming heeft niet plaats gevonden omdat [appellante] een betalingsregeling heeft afgesproken met de verhuurster.
3.1.4.
Er is daarna opnieuw een huurachterstand ontstaan. Bij brief van 1 mei 2018 heeft Zeeuwland [appellante] aangeschreven voor de huurachterstand over de maanden maart, april en mei 2018 met het verzoek die achterstand binnen 15 dagen na ontvangst van de brief te betalen.
3.1.5.
In haar brief van 4 mei 2020 heeft Zeeuwland [appellante] aangeschreven met het verzoek de huurachterstand over de maanden april en mei 2020 binnen 15 dagen na ontvangst van deze brief te betalen.
3.1.6.
De kantonrechter te Middelburg heeft in de beschikking van 13 mei 2020 (productie 2 bij conclusie van antwoord) de onderbewindstelling uitgesproken ten aanzien van [appellante] en [XX] Bewindvoeringen B.V. als bewindvoerder aangesteld.
3.1.7.
Met haar brief van 4 juni 2020 (productie 6n inleidende dagvaarding) heeft Zeeuwland [appellante] uitgenodigd voor een bemiddelingsgesprek vanwege de klachten die Zeeuwland van diverse omwonenden over [appellante] heeft ontvangen. In de brief wordt aangegeven dat [appellante] op 6 juli 2020 om 09.15 uur wordt verwacht bij Buurtbemiddeling voor een gesprek met alle betrokken partijen. Haar aanwezigheid wordt verwacht om ervoor te zorgen dat de overlast wordt teruggedrongen dan wel wordt opgelost. [appellante] is er daarbij op gewezen dat eventueel niet komen opdagen negatieve gevolgen voor haar zou kunnen hebben in een juridische procedure.
[appellante] is zonder bericht van verhindering niet op het gesprek van 6 juli 2020 verschenen.
3.1.8.
Bij brieven van 6 en 7 juli 2020 (verstuurd per gewone en aangetekende post) heeft Zeeuwland aan de bewindvoerder en [appellante] bericht dat zij nog steeds klachten over geluidsoverlast ontvangt, ondanks dat de hond van [appellante] inmiddels elders verblijft. Zeeuwland sommeert [appellante] de overlast direct en definitief te beëindigen en te voldoen aan alle verplichtingen uit de huurovereenkomst. Als zij niet aan deze sommatie voldoet zal Zeeuwland, zo geeft Zeeuwland aan, een procedure starten om de huurovereenkomst te beëindigen en de woning te ontruimen.
3.1.9.
Door middel van de brief van 21 juli 2020 heeft de gemachtigde van Zeeuwland de betalingsafspraken aan de bewindvoerder bevestigd. De huurachterstand bedroeg op dat moment € 2.358,70. [appellante] diende per maand € 50,00 af te betalen op die achterstand en daarnaast de lopende huurtermijnen tijdig te betalen.
3.1.10.
Zeeuwland heeft met haar brief van 3 november 2020 aan de bewindvoerder en [appellante] bericht dat zij op 10 november 2020 om 12.00 uur bij [appellante] langskomt omdat Zeeuwland opnieuw overlastklachten over [appellante] heeft ontvangen.
3.1.11.
Bij (aangetekend verzonden) brief van 3 december 2020 heeft Zeeuwland aan de bewindvoerder en [appellante] bericht dat zij al geruime tijd meldingen van overlast op het adres van [appellante] ontvangen en dat zij een laatste gesprek met haar willen inplannen om de situatie bespreken. Verder wordt aangegeven dat de eerdere afspraken door [appellante] zijn geannuleerd en dat als zij een juridische procedure wil voorkomen wordt geadviseerd om aanwezig te zijn bij de afspraak op 9 december 2020. [appellante] heeft de afspraak afgezegd.
3.1.12.
Zeeuwland heeft met haar brief van 21 december 2020 de bewindvoerder en [appellante] aangeschreven en de mogelijkheid geboden de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen. In de brief is onder meer vermeld dat [appellante] al langere tijd ernstige (geluids-)overlast veroorzaakt en het tuinonderhoud verwaarloost. Ook is melding gemaakt van drugs gerelateerde activiteiten in de woning en is er een melding vanuit de politie ontvangen. De bewindvoerder en [appellante] hebben de huurovereenkomst niet opgezegd.
3.1.13.
Na het vonnis waarvan beroep heeft de bewindvoerder, kort gezegd, in kort geding een verbod gevorderd voor Zeeuwland om het vonnis ten uitvoer te leggen totdat er in hoger beroep is geoordeeld. In de mondelinge uitspraak van 25 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter deze vordering afgewezen. De ontruiming van de woning heeft op 27 oktober 2021 plaats gevonden.
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert Zeeuwland, verkort weergegeven, de ontbinding van de tussen [appellante] en Zeeuwland bestaande huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, betaling van de huurachterstand en van de proceskosten.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft Zeeuwland, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
[appellante] is als huurder volgens Zeeuwland ernstig tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst. Zij is herhaalde malen in gebreke gebleven met tijdige betaling van de huur. [appellante] zorgt verder, aldus Zeeuwland, voor structurele overlast, bestaande uit stelselmatige jarenlange geluidsoverlast, overlast door uitwerpselen van honden in haar tuin, door rommel in de tuin en overlast door derden die met medeweten en/of goedkeuring van [appellante] in de woning verblijven. Volgens Zeeuwland rechtvaardigen de tekortkomingen de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning.
3.2.3.
De bewindvoerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.2.4.
In het tussenvonnis van 4 mei 2021 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast.
3.2.5.
In het eindvonnis van 22 september 2021 heeft de kantonrechter, kort gezegd, de vorderingen van Zeeuwland toegewezen, met veroordeling van de bewindvoerder in de kosten van de procedure.
3.3.
De bewindvoerder heeft in hoger beroep twee grieven aangevoerd. De bewindvoerder heeft geconcludeerd tot vernietiging van de door de kantonrechter gewezen vonnissen en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Zeeuwland, met veroordeling van Zeeuwland in de kosten van de procedure in beide instanties.
Het hof overweegt dat voor zover het hoger beroep gericht is tegen het tussenvonnis van 4 mei 2021, de bewindvoerder hierin niet-ontvankelijk zal worden verklaard, omdat er geen grieven tegen dat tussenvonnis zijn geformuleerd.
3.4.1.
In verband met grief 1 heeft de bewindvoerder aangevoerd dat er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming van [appellante] . De huizen zijn erg gehorig en men zal dan sneller last hebben van leefgeluiden. De bewindvoerder bestrijdt dat [appellante] in de nacht voor geluidsoverlast zorgt en betwist in het algemeen de juistheid en gegrondheid van de bij Zeeuwland ingediende klachten van de buren. De bewindvoerder wijst er verder op dat er slechts twee buren zijn die stellen overlast van [appellante] te ondervinden. De andere buren klagen in het geheel niet. Volgens de bewindvoerder is er sprake van een hetze en pestgedrag van de twee betreffende buren jegens [appellante] , waartegen Zeeuwland niet optreedt. Bovendien zorgt een van de klagende buurvrouwen (althans haar inwonende partner) zelf ook voor overlast. De bewindvoerder voert verder aan dat [appellante] al diverse maatregelen heeft genomen om eventuele overlast tegen te gaan. Zo heeft [appellante] alle contacten met haar ex-partner, met wie zij veel (geluidsoverlast veroorzakende) ruzie had, gestopt en heeft zij haar hond weggedaan. Ook heeft zij in het vrijwillig kader hulpverlening betrokken. De bewindvoerder is gelet hierop van oordeel dat de kantonrechter ten onrechte de ontbinding van de huurovereenkomst heeft uitgesproken.
3.4.2.
Zeeuwland heeft dat betwist. Zij wijst er allereerst op dat er sprake is van herhaalde achterstand in de huurbetaling. Zeeuwland wordt al jaren geconfronteerd met betalingsachterstanden van [appellante] .
Zeeuwland voert verder aan dat [appellante] al jarenlang zorgt voor ernstige en structurele overlast voor de buren. Zij verwijst hierbij naar de vele meldingen van klachten van de buren en de mutaties van de politie die zij in het geding heeft gebracht. Het gaat om geluidsoverlast (ook in de nacht), stankoverlast, storend drank- en drugsgebruik en intimidatie, aldus Zeeuwland. Door haar gedrag heeft [appellante] gehandeld in strijd met de Algemene Huurvoorwaarden en heeft zij zich niet als goed huurster gedragen. Zelfs na het eindvonnis van de kantonrechter van 22 september 2021 zorgde [appellante] nog voor overlast. Er is volgens Zeeuwland zonder twijfel sprake van tekortkomingen van [appellante] in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst.
3.4.3.
Het hof is van oordeel dat grief 1 niet slaagt. Het hof stelt aan de hand van de inhoud van de vele door Zeeuwland in het geding gebrachte klachtmeldingen van de buren, de geluids- en beeldopnamen op de in eerste aanleg bij akte door Zeeuwland in het geding gebrachte USB-stick en de mutaties van de politie vast dat [appellante] gedurende lange tijd heeft gezorgd voor ernstige (geluids)overlast voor de omwonenden. Zij heeft daarmee in strijd gehandeld met artikel 6.6. van de Algemene Huurvoorwaarden en heeft zich niet als een goed huurster gedragen.
Het hof is verder van oordeel dat er ook op het punt van de tijdige huurbetaling sprake is van tekortkoming aan de kant van [appellante] . [appellante] heeft meerdere keren forse betalingsachterstanden laten ontstaan, die tot op de dag van vandaag, zo is onweersproken tijdens de mondelinge behandeling door Zeeuwland aangevoerd, nog niet zijn ingelopen.
Dat de buren al deze klachten bij wijze van hetze tegen [appellante] en daarmee in strijd met de waarheid bij Zeeuwland hebben gemeld heeft de bewindvoerder weliswaar gesteld, maar in het licht van de uitgebreide overzichten en de gedetailleerde inhoud van de klachtmeldingen, de mutaties van de politie en de opnamen op de USB-stick onvoldoende onderbouwd en het hof verwerpt dat standpunt dan ook. Datzelfde geldt voor het standpunt van de bewindvoerder dat er slechts sprake is geweest van leefgeluiden en dat men doordat het oude woningen betreft daar sneller last van heeft. Bovendien is het hof van oordeel dat, als het al juist zou zijn dat de huizen oud en gehorig zijn, van de bewoners (en dus ook van [appellante] ) verwacht mag worden dat zij met die omstandigheid bij hun gedrag rekening houden en overduidelijk is dat [appellante] dat geruime tijd in ernstige mate heeft nagelaten te doen.
Gelet op dit alles staat dan ook vast dat er sprake is geweest van tekortkomingen van [appellante] in de nakoming van de huurovereenkomst.
3.5.1.
Als grief 2 heeft de bewindvoerder aangevoerd dat ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is. Zij heeft daarvoor aangevoerd dat de huurachterstand geen ontbinding rechtvaardigt, zeker omdat de bewindvoerder al heeft aangegeven een betalingsregeling te kunnen treffen. Verder heeft de bewindvoerder aangevoerd dat het hier gaat om pestgedrag van de buren: veel van de meldingen worden gedaan door één en dezelfde buurvrouw. [appellante] heeft alles gedaan om serieus om te gaan met de klachten van die buurvrouw. Duidelijk is dat [appellante] een groot belang heeft bij instandhouding van de huurovereenkomst. Zij is nu letterlijk op straat komen te staan en dit ernstige gevolg brengt mee dat de ontbinding van de huurovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dit klemt te meer, nu de kinderen van [appellante] ook door de ontbinding van de huurovereenkomst worden getroffen, waarbij de kinderen, waarvan er één in elk geval minderjarig was ten tijde van de procedure bij de kantonrechter, op dit moment wel andere woonruimte hebben.
Volgens de bewindvoerder heeft Zeeuwland slechts minimale inspanningen verricht om de burenruzie te verhelpen. Er is te weinig getracht om in het vrijwillig kader of bijvoorbeeld door middel van een gedragsaanwijzing te kijken of de problematiek kon worden opgelost. Zeeuwland wilde daar ten onrechte niet (meer) aan meewerken en ook wilde zij niet meewerken aan mediation, terwijl Zeeuwland ter zitting bij de kantonrechter de indruk had gewekt wel open te staan voor het traject van het maken van afspraken over een gedragsaanwijzing. Tot slot heeft de bewindvoerder aangevoerd dat de kantonrechter te weinig gewicht heeft toegekend aan de persoonlijke omstandigheden van [appellante] , die maken dat ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is.
3.5.2.
Zeeuwland heeft dat bestreden en het volgende aangevoerd.
In de eerste plaats is er sprake van herhaalde achterstand in de huurbetaling. Verder is met name van belang, aldus Zeeuwland, dat [appellante] gedurende lange tijd op diverse manieren voor ernstige overlast heeft gezorgd voor haar buren. Van normale leefgeluiden die de buren hadden te dulden was geen sprake.
Ondanks herhaalde waarschuwingen heeft [appellante] volhard in haar overlast veroorzakende gedrag. Pogingen van Zeeuwland om tot een oplossing van de problemen te komen, al dan niet in gesprekken met hulpverlening en/of samen met de buren en Zeeuwland, werden door [appellante] steeds afgehouden, terwijl de overlast, ook na het eindvonnis van de kantonrechter, aanhield.
In deze situatie heeft Zeeuwland, mede met het oog op de bescherming van de belangen van haar andere huurders, moeten en kunnen besluiten om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning te vorderen. De kantonrechter heeft, aldus nog steeds Zeeuwland, terecht die vorderingen toegewezen. Er is geen sprake van, gelet op de ernst en lange duur van de overlast, dat de tekortkomingen van [appellante] in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst de ontbinding van de huurovereenkomst niet zouden rechtvaardigen.
Van Zeeuwland kon niet worden gevergd dat zij, na het eindvonnis van de kantonrechter, nog meewerkte aan het tot stand komen van een gedragsaanwijzing aan [appellante] of aan mediation. Daarvoor waren voormelde tekortkoming van [appellante] te ernstig, terwijl Zeeuwland bovendien na het eindvonnis nog nieuwe klachtmeldingen over door [appellante] veroorzaakte overlast ontving.
Zeeuwland ziet in dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning grote gevolgen heeft gehad voor [appellante] en haar kinderen, maar is van mening dat het op de eerste plaats de verantwoordelijkheid is van [appellante] zelf om de nadelige effecten van de ontruiming te beperken.
3.5.3.
Het hof is van oordeel dat ook grief 2 niet slaagt en overweegt daarover het volgende.
3.5.3.1. Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen
geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (artikel 6:265 lid 1 BW). De afweging of de tekortkoming ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt, gebeurt aan de hand van alle omstandigheden van het geval.
3.5.3.2. Dat er sprake is van tekortkomingen van [appellante] in de nakoming van haar
verplichtingen uit de huurovereenkomst met Zeeuwland staat vast. Het hof verwijst naar wat het hiervoor bij rov. 3.4.3. heeft overwogen.
3.5.3.3. Het hof is van oordeel dat er, bij weging van alle betrokken belangen en rekening
houdend met alle omstandigheden van het geval, geen sprake van is dat de tekortkoming van [appellante] de ontbinding van de huurovereenkomst met al haar gevolgen niet rechtvaardigt. Daarbij is volgens het hof het volgende van belang:
  • Uit de inhoud van de door Zeeuwland overgelegde klachtmeldingen, mutaties van de politie en de opnamen op de USB-stick blijkt zonder twijfel dat de door [appellante] veroorzaakte overlast langdurig, structureel en ernstig was. De naaste buren hebben langdurig door het gedrag van [appellante] en van degenen die zij in haar woning toeliet ernstige overlast en beperking van hun woongenot moeten verdragen. Dat al die klachtmeldingen niet waar zijn geweest en zouden berusten op of voortkomen uit een hetze van de buren tegen [appellante] neemt het hof, zo is hiervoor al overwogen, niet aan.
  • Zeeuwland had en heeft tot taak om ook de belangen en het woongenot van de overige huurders/de buren van [appellante] te beschermen en die belangen en dat woongenot bij haar maatregelen tegen de door [appellante] veroorzaakte overlast te betrekken. Dat heeft Zeeuwland dan ook terecht gedaan. Daarbij heeft Zeeuwland, zoals blijkt uit de hiervoor in rov. 3.1.7, 3.1.8, 3.1.10 en 3.1.11 vermelde correspondentie, ook getracht om [appellante] bij het bereiken van een oplossing te betrekken en om zo met haar belangen rekening te (kunnen) houden. Uit die correspondentie en uit wat de wooncoach van Zeeuwland tijdens de mondelinge behandeling bij het hof onweersproken naar voren heeft gebracht, blijkt dat [appellante] aan die pogingen van Zeeuwland niet heeft meegewerkt. Zij verscheen (ondanks bij aangetekende brief verzonden uitnodiging) niet op afspraken of zei de afspraken af. Dit deed zij, terwijl Zeeuwland haar in de uitnodigingen en brieven duidelijk had gewezen op de mogelijke nadelige gevolgen van het niet meewerken door [appellante] voor haar positie als huurster van de woning. Daardoor heeft [appellante] zelf de mogelijkheid om tot een oplossing te komen van de problemen met de buren tegengewerkt. Dat Zeeuwland in die situatie en terwijl er sprake was van nieuwe meldingen van overlast, na het eindvonnis van de kantonrechter niet meer heeft willen meewerken aan mediation en niet meer mee is gegaan op het spoor van een gedragsaanwijzing voor [appellante] , kan haar naar het oordeel van hof niet verweten worden. De maat was op een bepaald moment gewoon vol.
  • Duidelijk is ook voor het hof dat ontbinding van de huurovereenkomst grote gevolgen heeft (gehad) voor [appellante] en haar inwonende kinderen. [appellante] heeft door haar aanhoudende overlast veroorzakende gedrag en het afhouden van de pogingen van Zeeuwland om tot een onderlinge oplossing te komen, echter zelf ervoor gezorgd dat Zeeuwland, mede ter bescherming van de belangen van haar overige huurders, het huurcontract met [appellante] heeft laten ontbinden en de woning heeft doen ontruimen en dat [appellante] de woonruimte is kwijtgeraakt en nu geen vaste woonruimte meer heeft.
  • Dat er sprake zou zijn van psychosociale problematiek bij [appellante] die mede haar gedrag zou hebben veroorzaakt, zoals tijdens de mondelinge behandeling namens de bewindvoerder is aangevoerd, is een omstandigheid die voor rekening en risico van [appellante] dient te blijven. Dit te meer, nu zij de pogingen en het hulpaanbod van Zeeuwland om de problemen op te lossen heeft genegeerd/afgewezen. Daarbij komt dat de overlast voor de omwonenden dermate chronisch en ernstig was, dat ook die namens de bewindvoerder aangevoerde omstandigheid bij de afweging van alle omstandigheden van het geval en van alle betrokken belangen, niet leidt tot het oordeel dat de ontbinding niet is gerechtvaardigd.
  • Gelet op het voorgaande is het hof verder van oordeel dat het, anders dan de bewindvoerder heeft aangevoerd, niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om de huurovereenkomst te ontbinden.
3.6.
Het voorgaande betekent dat het hof het eindvonnis van de kantonrechter zal bekrachtigen en dat het hof de bewindvoerder, omdat deze in het ongelijk wordt gesteld, zal veroordelen in de proceskosten.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Het hof zal de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden (vergelijk ECLI:NL:HR:2022:853).

4.De uitspraak

Het hof:
verklaart de bewindvoerder niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen het tussen partijen gewezen tussenvonnis van 4 mei 2021;
bekrachtigt het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg in de zaak met zaak-/rolnummer 9013749 CV EXPL 21-385, op 22 september 2021 tussen de bewindvoerder als gedaagde en Zeeuwland als eiseres gewezen eindvonnis;
veroordeelt de bewindvoerder in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Zeeuwland begroot op:
€ 772,00 aan griffierecht en
€ 2.228,00 aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.I.M.W. Bartelds, M. van Ham en J.J.M. Saelman en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 november 2022.
griffier rolraadsheer