3.1.In dit hoger beroep gaat het hof uit van de volgende feiten.
3.1.1.[appellante] huurde vanaf 20 november 2007 van (de rechtsvoorgangster van) Zeeuwland de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning). [appellante] diende de huurprijs uiterlijk op de eerste dag van iedere maand bij vooruitbetaling aan Zeeuwland te voldoen. De huurprijs bedroeg ten tijde van de procedure bij de kantonrechter € 675,25 per maand.
3.1.2.Op de huurovereenkomst waren de Algemene Huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte (versie augustus 2004) van toepassing (hierna: de huurvoorwaarden). Die voorwaarden luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…) 6.3.
Huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt (…)”
“(…) 6.6.
Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege de huurder in het gehuurde of de gemeenschappelijke ruimten bevinden (…)”
3.1.3.Bij vonnis van de kantonrechter van 24 juli 2013 is [appellante] veroordeeld tot ontruiming van de woning vanwege achterstand in de huurbetaling. Bij brief van 19 mei 2015 is aan [appellante] op grond van dit vonnis de ontruiming van de woning aangezegd tegen 10 juni 2015. De ontruiming heeft niet plaats gevonden omdat [appellante] een betalingsregeling heeft afgesproken met de verhuurster.
3.1.4.Er is daarna opnieuw een huurachterstand ontstaan. Bij brief van 1 mei 2018 heeft Zeeuwland [appellante] aangeschreven voor de huurachterstand over de maanden maart, april en mei 2018 met het verzoek die achterstand binnen 15 dagen na ontvangst van de brief te betalen.
3.1.5.In haar brief van 4 mei 2020 heeft Zeeuwland [appellante] aangeschreven met het verzoek de huurachterstand over de maanden april en mei 2020 binnen 15 dagen na ontvangst van deze brief te betalen.
3.1.6.De kantonrechter te Middelburg heeft in de beschikking van 13 mei 2020 (productie 2 bij conclusie van antwoord) de onderbewindstelling uitgesproken ten aanzien van [appellante] en [XX] Bewindvoeringen B.V. als bewindvoerder aangesteld.
3.1.7.Met haar brief van 4 juni 2020 (productie 6n inleidende dagvaarding) heeft Zeeuwland [appellante] uitgenodigd voor een bemiddelingsgesprek vanwege de klachten die Zeeuwland van diverse omwonenden over [appellante] heeft ontvangen. In de brief wordt aangegeven dat [appellante] op 6 juli 2020 om 09.15 uur wordt verwacht bij Buurtbemiddeling voor een gesprek met alle betrokken partijen. Haar aanwezigheid wordt verwacht om ervoor te zorgen dat de overlast wordt teruggedrongen dan wel wordt opgelost. [appellante] is er daarbij op gewezen dat eventueel niet komen opdagen negatieve gevolgen voor haar zou kunnen hebben in een juridische procedure.
[appellante] is zonder bericht van verhindering niet op het gesprek van 6 juli 2020 verschenen.
3.1.8.Bij brieven van 6 en 7 juli 2020 (verstuurd per gewone en aangetekende post) heeft Zeeuwland aan de bewindvoerder en [appellante] bericht dat zij nog steeds klachten over geluidsoverlast ontvangt, ondanks dat de hond van [appellante] inmiddels elders verblijft. Zeeuwland sommeert [appellante] de overlast direct en definitief te beëindigen en te voldoen aan alle verplichtingen uit de huurovereenkomst. Als zij niet aan deze sommatie voldoet zal Zeeuwland, zo geeft Zeeuwland aan, een procedure starten om de huurovereenkomst te beëindigen en de woning te ontruimen.
3.1.9.Door middel van de brief van 21 juli 2020 heeft de gemachtigde van Zeeuwland de betalingsafspraken aan de bewindvoerder bevestigd. De huurachterstand bedroeg op dat moment € 2.358,70. [appellante] diende per maand € 50,00 af te betalen op die achterstand en daarnaast de lopende huurtermijnen tijdig te betalen.
3.1.10.Zeeuwland heeft met haar brief van 3 november 2020 aan de bewindvoerder en [appellante] bericht dat zij op 10 november 2020 om 12.00 uur bij [appellante] langskomt omdat Zeeuwland opnieuw overlastklachten over [appellante] heeft ontvangen.
3.1.11.Bij (aangetekend verzonden) brief van 3 december 2020 heeft Zeeuwland aan de bewindvoerder en [appellante] bericht dat zij al geruime tijd meldingen van overlast op het adres van [appellante] ontvangen en dat zij een laatste gesprek met haar willen inplannen om de situatie bespreken. Verder wordt aangegeven dat de eerdere afspraken door [appellante] zijn geannuleerd en dat als zij een juridische procedure wil voorkomen wordt geadviseerd om aanwezig te zijn bij de afspraak op 9 december 2020. [appellante] heeft de afspraak afgezegd.
3.1.12.Zeeuwland heeft met haar brief van 21 december 2020 de bewindvoerder en [appellante] aangeschreven en de mogelijkheid geboden de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen. In de brief is onder meer vermeld dat [appellante] al langere tijd ernstige (geluids-)overlast veroorzaakt en het tuinonderhoud verwaarloost. Ook is melding gemaakt van drugs gerelateerde activiteiten in de woning en is er een melding vanuit de politie ontvangen. De bewindvoerder en [appellante] hebben de huurovereenkomst niet opgezegd.
3.1.13.Na het vonnis waarvan beroep heeft de bewindvoerder, kort gezegd, in kort geding een verbod gevorderd voor Zeeuwland om het vonnis ten uitvoer te leggen totdat er in hoger beroep is geoordeeld. In de mondelinge uitspraak van 25 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter deze vordering afgewezen. De ontruiming van de woning heeft op 27 oktober 2021 plaats gevonden.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert Zeeuwland, verkort weergegeven, de ontbinding van de tussen [appellante] en Zeeuwland bestaande huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, betaling van de huurachterstand en van de proceskosten.
3.2.2.Aan deze vordering heeft Zeeuwland, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
[appellante] is als huurder volgens Zeeuwland ernstig tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst. Zij is herhaalde malen in gebreke gebleven met tijdige betaling van de huur. [appellante] zorgt verder, aldus Zeeuwland, voor structurele overlast, bestaande uit stelselmatige jarenlange geluidsoverlast, overlast door uitwerpselen van honden in haar tuin, door rommel in de tuin en overlast door derden die met medeweten en/of goedkeuring van [appellante] in de woning verblijven. Volgens Zeeuwland rechtvaardigen de tekortkomingen de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning.
3.2.3.De bewindvoerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.2.4.In het tussenvonnis van 4 mei 2021 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast.
3.2.5.In het eindvonnis van 22 september 2021 heeft de kantonrechter, kort gezegd, de vorderingen van Zeeuwland toegewezen, met veroordeling van de bewindvoerder in de kosten van de procedure.