AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Fiscale gevolgen van overlijden van erflaatster met aanmerkelijk belang in aandelen en de toepassing van artikel 4.16 Wet IB 2001
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de fiscale gevolgen van het overlijden van erflaatster, die een aanmerkelijk belang had in aandelen. De belanghebbende, erfgenaam van erflaatster, had bezwaar gemaakt tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) over het jaar 2014, opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had de navorderingsaanslag opgelegd na een onderzoek naar de overlijdensaangifte van erflaatster, waarbij het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang was gecorrigeerd. De rechtbank had eerder de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Het hof heeft vastgesteld dat erflaatster ten tijde van haar overlijden aanmerkelijk-belanghoudster was van de aandelen in [A BV]. Het hof oordeelde dat het overlijden van erflaatster leidde tot een fictieve vervreemding van de aandelen, zoals bedoeld in artikel 4.16, lid 1, letter e, van de Wet IB 2001. Dit artikel stelt dat bij het overlijden van een aanmerkelijk-belanghouder de aandelen worden geacht te zijn vervreemd, wat fiscale gevolgen heeft voor de erfgenamen. Het hof bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond, waarbij het griffierecht niet werd vergoed en er geen proceskosten werden toegewezen.
Voetnoten
1.Ingevolge artikel 39, lid 10, Wet IB 1964 was voorzien in een mogelijkheid tot afrekenen, maar daarvoor is destijds niet geopteerd.
2.Ingevolge het destijds geldende winst uit aanmerkelijk belangregime gold een vererving van aandelen niet als een vervreemding. Ter voorkoming van een heffingslek was in artikel 39, lid 9, Wet IB 1964 bepaald dat de verkrijgingsprijs van de erflater doorschoof naar de erfgenaam (of legataris).
3.Artikel 4:182 Burgerlijk Wetboek.
4.Artikel 4:141 Burgerlijk Wetboek.
5.Artikel 3:38, lid 2, Burgerlijk Wetboek stelt dat de vervulling van de voorwaarde geen terugwerkende kracht heeft.
6.Vgl. o.a. R.E. Brinkman, ‘Het fideicommis en de ab-heffing’, FTV 2022/4, R.P.C. Cornelisse, ‘Tweetrapsmaking/tweetrapsschenking (fideï-commis) en aanmerkelijk belang’, WFR 2017/81, en I.J.F.A. van Vijfeijken, ‘De fiscale behandeling van de herroepelijke schenking’, WPNR 2008/6744.
7.Artikel 4.1 Wet IB 2001.
8.Artikel 4.12, aanhef en letter b, Wet IB 2001.
9.Artikel 4.16, aanhef en lid 1, letter e, Wet IB 2001.
10.Zie Kamerstukken II 1995-1996, 24 761, nr. 3, p. 20, bij de invoering van artikel 20a, lid 7, Wet IB 1964 dat de voorganger is van artikel 4.16, lid 1, letter e, Wet IB 2001.