Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde],
1.2.3.4.
5. Het verloop van de procedure
- De berichten van partijen dat zij afzien van de mondelinge behandeling na aanbrengen,
- de memorie van grieven, met producties;
- de memorie van antwoord, met producties.
6.De feiten
7.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
8.Het geschil en de beoordeling in hoger beroep
voor zover het gaat om gebreken die de verhuurder bij het aangaan van de overeenkomst kende of had behoren te kennen.” in een huurovereenkomst niet ten nadele van de huurder (in dit geval HSI) kan worden afgeweken van artikel 7:207 BW. Volgens HSI was de lekkage een gebrek dat [geïntimeerden] kende of tenminste behoorde te kennen, zodat HSI zich op artikel 7:207 BW kan beroepen, ondanks de exoneratie in artikel 10.3 van de algemene bepalingen bij de huurovereenkomsten. Subsidiair zou het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn dat [geïntimeerden] zich op deze exoneratie beroept, aldus HSI.
behage[…]
om – waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad –
de huurprijs in beide huurovereenkomsten over de periode 1 oktober 2017 tot 1 maart 2018 te verlagen met[50]
%.”
Ter plaatse van een aantal lichtkoepels is het schilderwerk aan het afbladderen als gevolg van lekkage[…]
. Nader onderzoek moet uitwijzen wat de exacte oorzaak is van de lekkage maar het vermoeden is dat het regenwater langs de kitnaden naar binnenkomt.” Uit niets blijkt echter dat deze lekkage, ter plaatse van de lichtkoepels, samenhangt met de lekkages die de gestelde schade hebben veroorzaakt: die zijn immers, zo staat tussen partijen vast, veroorzaakt door een constructiefout (en dus niet door regenwater dat langs de kitnaden instroomt). Ook blijkt uit niets dat bij onderzoek naar de lichtkoepels de constructiefout ontdekt had kunnen worden. De wetstekst spreekt uitdrukkelijk over kennis van de verhuurder “
bij het aangaan van de overeenkomst”. Het hof ziet geen grond het artikel (analoog) toe te passen in de situatie dat de huurder later op de hoogte is geraakt van een gebrek en dat betekent dat de (oorzaak van) de eerdere lekkage in juni 2016 hier niet van belang is. Uit de stellingen van HSI volgt niet dat [geïntimeerden] het gebrek, dat wil zeggen de constructiefout die de oorzaak was van de lekkage op 14 september 2017 in het souterrain, kende of behoorde te kennen bij het aangaan van de huurovereenkomst. Daaruit volgt dat [geïntimeerden] zich op de exoneratie in artikel 10.3 van de algemene bepalingen bij de huurovereenkomsten kan beroepen.
De omstandigheid dat een huurder die voor zijn omzet afhankelijk is van de komst van publiek, als gevolg van overheidsmaatregelen in verband met de coronapandemie de door hem gehuurde 290-bedrijfsruimte niet of slechts in geringe mate kan exploiteren, is een uitzonderlijke, de volksgezondheid betreffende omstandigheid van algemene aard. Behoudens concrete aanwijzingen voor het tegendeel, moet aangenomen worden dat deze omstandigheid in elk geval niet is verdisconteerd in huurovereenkomsten die voor 15 maart 2020 zijn gesloten.”