Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 8595494 \ CV EXPL 20-3001)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord.
3.De beoordeling
- a. [appellante] is samen met [appellant] , haar toenmalige partner, in de verhouding 60% / 40% eigenaar geweest van de woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning). Zij hebben de woning bij notariële akte van 6 maart 2017 gekocht en geleverd gekregen voor een koopsom van € 305.000,--.
- b. In opdracht van de vader van [appellante] heeft [geïntimeerde] in 2017, mede door inschakeling van een onderaannemer, verbouwingswerkzaamheden uitgevoerd aan de woning.
- c. [geïntimeerde] heeft voor een deel van de door haar verrichte werkzaamheden op 28 juni 2017 een factuur aan [appellante] gestuurd van € 12.100,-- inclusief btw. [appellante] heeft die factuur voldaan.
- d. In augustus 2017 is de vader van [appellante] overleden. [appellante] is samen met haar zus enig erfgenaam. Zij hebben de nalatenschap, die nog moet worden afgewikkeld, beneficiair aanvaard.
- e. In september 2018 heeft (een medewerker van) [geïntimeerde] een bezoek gebracht aan [appellante] , en haar twee handgeschreven briefjes overhandigd met daarop aanvullende kosten van de verbouwing, met het verzoek hiernaar te kijken. [appellante] heeft daar, ondanks herhaald verzoek van [geïntimeerde] , niet meer op gereageerd.
- f. In 2018 is de relatie tussen [appellanten] geëindigd, waarna zij de woning bij notariële akte van 14 december 2018 hebben verkocht en geleverd aan derden voor een verkoopprijs van € 412.000,--.
- g. Op 25 februari 2019 heeft [geïntimeerde] een factuur van € 13.850,00 exclusief btw naar [appellante] gestuurd (hierna: de eindfactuur). De eindfactuur bevat een specificatie van de in rekening gebrachte posten, en het bedrag van de betaalde factuur van 28 juni 2017 is op het totaal van die posten in mindering gebracht. [appellante] heeft deze eindfactuur niet voldaan.
- h. [geïntimeerde] heeft [appellante] bij dagvaarding van 14 juni 2019 in rechte betrokken en veroordeling van [appellante] tot betaling van de eindfactuur van € 13.850,-- (exclusief btw) gevorderd. Aan die vordering heeft [geïntimeerde] de stelling ten grondslag gelegd dat de overeenkomst tot het verrichten van de verbouwingswerkzaamheden is gesloten tussen haar en [appellante] , zodat [appellante] de eindfactuur moet voldoen. De kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’sHertogenbosch, heeft die vordering bij vonnis van 19 december 2019 afgewezen op grond van het oordeel dat niet is komen vast te staan dat tussen [geïntimeerde] en [appellante] een overeenkomst tot het verrichten van de werkzaamheden tot stand gekomen is. Tegen dit vonnis zijn geen rechtsmiddelen aangewend, zodat het in kracht van gewijsde is gegaan.
- i. Bij brieven van 22 april 2020 heeft de advocaat van [geïntimeerde] [appellanten] op grond van ongerechtvaardigde verrijking naar rato van hun voormalige aandeel in de eigendom van de woning aangesproken tot betaling van in totaal het bedrag van € 13.850,00, waarvan € 8.310,-- (6/10e deel) te voldoen door [appellante] en € 5.540,-- (4/10e deel) door [appellant] .
- j. [appellanten] zijn niet tot betaling overgegaan.
- [appellante] tot betaling van voormeld bedrag van € 8.310,--, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en vermeerderd met wettelijke rente;
- [appellant] tot betaling van voormeld bedrag van € 5.540,--, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en vermeerderd met wettelijke rente;
- De woning is in de periode waarin [appellanten] eigenaar zijn geweest, € 107.000,-- in waarde gestegen. Daarvan is € 52.000,-- toe te rekenen aan de door [geïntimeerde] uitgevoerde verbouwingswerkzaamheden. De verrijking van [appellanten] is tot het bedrag van de schade van [geïntimeerde] (het bedrag van de onbetaalde eindfactuur van € 13.850,--) ongerechtvaardigd (rov. 4.2).
- Het verweer van [appellanten] dat [geïntimeerde] haar vordering tot betaling van de eindfactuur bij de executeur van de nalatenschap kan indienen, slaagt niet. Een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking heeft geen subsidiair karakter, zij het dat [geïntimeerde] haar schade slechts éénmaal vergoed kan krijgen (rov. 4.4).
- De in conventie gevorderde hoofdsommen zijn dus toewijsbaar (rov. 4.5).
- De vordering in conventie ter zake van buitengerechtelijke incassokosten is niet toewijsbaar (rov. 4.6).
- Er kan niet worden aangenomen dat [appellante] de factuur van € 12.100,-- onverschuldigd heeft betaald. De vordering in reconventie moet dus worden afgewezen (rov. 4.10 tot en met 4.12).
- [appellante] in conventie veroordeeld om aan [geïntimeerde] € 8.310,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 8 mei 2020;
- [appellant] in conventie veroordeeld om aan [geïntimeerde] € 5.540,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 8 mei 2020;
- [appellante] en [appellant] in de proceskosten van het geding in conventie veroordeeld;
- het in conventie meer of anders gevorderde afgewezen;
- de vordering in reconventie afgewezen;
- [appellante] in de proceskosten van het geding in reconventie veroordeeld (met begroting van die kosten aan de zijde van [geïntimeerde] op nihil).
- meerdere facturen van [persoon G] ter zake de afvoer en het storten van bouw- en sloopafval (naar het hof begrijpt, via door [persoon G] ter beschikking gestelde containers) vanaf het adres van de woning van, destijds, [appellanten] ;
- een factuur van [persoon B] voor de bij de verbouwing gebruikte puinzakken.
- meerdere facturen van [persoon C] voor onder meer de levering van daarop genoemde aantallen kubieke meter zand, grond en bordesgrond aan het adres van de woning van, destijds, [appellanten] ;
- facturen voor de huur van stempels voor het stutten van het plafond.
- een factuur van [persoon D] ter zake de levering van onder meer 12 wapeningskorven, betonijzer en vlechtdraad;
- een factuur van [persoon E] voor de levering van beton;
- enkele andere facturen;
- agendagegevens.
- [appellanten] hebben niet betwist [geïntimeerde] veelvuldig zaken met de vader van [appellante] heeft gedaan en dat de door [geïntimeerde] verrichte werkzaamheden altijd, zonder offerte vooraf, achteraf in rekening werden gebracht. Er is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan in dit geval van die gebruikelijke handelwijze zou zijn afgeweken.
- In rov. 3.7.1 tot en met 3.7.4 van dit arrest is al geoordeeld dat de door [geïntimeerde] in rekening gebrachte prijs, die in totaal € 23.850,-- exclusief btw bedraagt, gelet op de verrichte werkzaamheden (en geleverde materialen) redelijk is. Die prijs bestaat voor meer dan de helft uit bedragen die [geïntimeerde] in verband met de verrichte werkzaamheden heeft moeten voldoen aan onderaannemer en leveranciers. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, valt niet in te zien dat [geïntimeerde] bereid zou zijn geweest tot het leveren van een zo omvangrijke prestatie voor slechts € 10.000,-- exclusief btw. Dat zou er op neerkomen dat [geïntimeerde] er ruimschoots “bij in zou schieten”. [appellanten] hebben geen concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit af te leiden is dat [geïntimeerde] met een dergelijke verstrekkende en voor haar zeer nadelige afspraak heeft willen instemmen.