In deze zaak gaat het om de vraag of de belanghebbende, die zich bezighoudt met het fokken van honden, het houden van paarden en het verlenen van zorg aan haar verwanten, winst uit onderneming geniet. De inspecteur heeft een aanslag inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 2013, waarbij hij de door belanghebbende aangegeven winst uit onderneming heeft afgewezen en het belastbare inkomen heeft vastgesteld op een aanzienlijk hoger bedrag. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft vastgesteld dat de activiteiten van belanghebbende niet als ondernemingsactiviteiten kunnen worden gekwalificeerd, omdat deze activiteiten zich beperken tot de sfeer van inkomensbesteding en niet buiten de kring van verwanten plaatsvinden. De zorgactiviteiten worden eveneens niet als ondernemingsactiviteit aangemerkt. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de inspecteur de aanslag terecht heeft vastgesteld. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.