3.2.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
i. [X] is een touringcarbedrijf. [X] is op 16 december 2021 in staat van faillissement verklaard met aanstelling van de curator.
VDL houdt zich (onder meer) bezig met het produceren en verkopen van nieuwe bussen.
In oktober 2016 heeft [X] een touringcar Bova Synergy 141/510 (hierna: de inruilbus) gekocht van VDL Bus Center B.V. (een zusterbedrijf van VDL) voor € 110.000,00. Deze aankoop werd gefinancierd door een leasemaatschappij. De inruilbus was toen zeven jaar oud en had 979.110 kilometer op de teller.
De inruilbus is elders in onderhoud geweest.
Op 13 maart 2018 heeft [persoon A] , verkoopmedewerker van VDL, (hierna: [persoon A] ), per e-mail aan [X] een aanbod gedaan om een nieuwe bus te kopen (de VDL Futura Double Etage FDD 141-510-AS-Tronic) en de inruilbus in te ruilen. In de als bijlage aan de e-mail gehechte offerte is over de inruilbus het volgende opgenomen:
“
Prix de reprise: VDL Bova Synergy [kenteken]70 000 Euro
Le véhicule sera repris sans dégâts, des vitres intactes, tout fonctionnant.”
Tussen 30 oktober en 8 november 2018 is de inruilbus voor onderzoek naar (de oorzaak van) de gebreken en voor onderhoud gebracht naar VDL Busland B.V. (hierna: VDL Busland), een zusterbedrijf van VDL.
Aan de inruilbus is toen voor € 8.889,52 inclusief btw aan reparaties uitgevoerd. Naast gerepareerde gebreken zijn meer gebreken geconstateerd. Volgens VDL Busland zouden de kosten van het herstel daarvan ongeveer € 10.000,00 zijn, zo heeft zij op 7 november 2018 laten weten aan [X] .
[directeur] (directeur van [X] ) heeft de inruilbus op 8 november 2018 op het terrein van de werkplaats opgehaald bij VDL Busland. Een medewerker van VDL Busland heeft hem, gelet op de vele reparaties die nog nodig waren aan de inruilbus, de suggestie gedaan om een nieuwe of (andere) tweedehands bus aan te schaffen. Omdat [directeur] hier wel voor open stond, heeft een medewerker van VDL Busland een medewerker van VDL hierover telefonisch ingelicht.
Dezelfde dag nog, 8 november 2018, is [directeur] gebeld door [persoon A] . Er is toen gesproken over de mogelijkheid voor [X] om een demonstratiemodel bus aan te kopen en de inruilbus in te ruilen.
Door [persoon A] is daarop namens VDL op 13 november 2018 aan [X] een offerte (hierna: de offerte) gestuurd. Daarin wordt als nieuwe bus een DAF MX 13-375 (VDL Futura Double Etage FDD 141-510-AS-Tronic) (de nieuwe bus) aangeboden tegen een prijs van € 405.000,00 en tegelijkertijd voor de inruilbus een prijs van € 62.500,00 geboden.
In reactie op de offerte heeft [directeur] [persoon A] op 14 november 2018 de volgende e-mail gestuurd:
“Bonjour [persoon A] ,
Nous sommes très séduit par l'offre proposée.
Par contre, un seul petit inconvénient, nous trouvons que le montant de la reprise
est un peu bas.
Lors de votre précédente offre, vous aviez proposé une reprise du véhicule a
70000€.
Pourriez-vous vérifier s'il y a moyen de renégocier ce montant?
D'avance, nous vous en remercions et dans l'attente de vous lire, meilleures
salutations”
[persoon A] heeft in haar e-mail van later diezelfde dag dit geantwoord:
“Bonjour [directeur] ,
Nous sommes heureux de lire votre réaction positive sur notre offre.
Le prix de 70 000 euro pour la reprise tenait compte d'une livraison en 2018.
Le prix de 62 500 Euro est basé sur une livraison en janvier 2019.
Le marché des occasions est très turbulent pour le moment, même pour les véhicules Euro 5.
Cette turbulence peut être attribuée aux exigences de l'environnement dans certaines villes
européennes, aussi dans les pays non européens occidentaux.
Rappelez-vous cependant notre prix compétitif pour le nouveau double-étage, nous espérons que ce
prix peut compenser la différence de prix pour la reprise.
Bien à vous
[persoon A] ”
Op 6 december 2018 heeft [directeur] [persoon A] telefonisch ingelicht dat zijn bank groen licht heeft gegeven voor de aangevraagde financiering van de nieuwe bus.
Diezelfde dag is [persoon A] naar het kantoor van [X] gegaan. Aldaar hebben [persoon A] en [directeur] een document ondertekend dat VDL aanduidt als de bestelbon (hierna: de bestelbon). Volgens de bestelbon zou de inruilbus op 21 december 2018 worden ingeleverd en de nieuwe bus op 21 januari 2019 worden geleverd.
In de bestelbon staat verder onder meer deze clausule (hierna ook verder aangeduid als: de clausule):
'‘Le jour de la restitution la reprise doit bénéficier d'un procès-verbal d'une validité au controle technique d’au moins 6 mois, ne doit présenter aucun dommage et être en parfait état du point de vue technique, avec des vitres intactes et des pneumatiques a 50% d'usure maximum et la peinture sans inscription. Une spécification de chaque reprise devra être jointe au présent contrat préliminaire".
In december 2018 ging de koppeling van de inruilbus kapot. [X] heeft daarover contact opgenomen met [persoon A] .
[persoon A] heeft [directeur] per e-mail van 19 december 2018 dit geschreven:
“Bonjour Monsieur [directeur] ,
“Merci pour votre confirmation!
Nous informerons Turbo Trucks Namur que la moitié du montant de la réparation de
L’embrayage (avec un maximum de 3515,35 Euro) peut être facturée à nous.
Bonne soirée encore et bien à vous,
[persoon A] ”
De inruilbus is op 21 december 2018 niet ingeleverd.
Telefonisch en in een e-mail van 7 januari 2019 heeft [persoon A] [X] laten weten dat de inruilbus kon worden ingeleverd bij [persoon B] (bij VDL) in [vestigingsplaats] . Op diezelfde dag heeft [directeur] de inruilbus ingeleverd.
Op 8 januari 2019 heeft [X] de factuur opgemaakt voor de inruilbus en deze aan VDL toegestuurd als bijlage bij een e-mail met onderstaande inhoud:
“Onderwerp: RE: adresse de facturation
Bonjour Madame,
En annexe, vous trouverez la facture pour le véhicule double étage qui a
été déposé ce lundi 7 janvier en vos garages.
pourriez-vous la transférer au service comptabilité adéquat ou me communiquer
1'adresse mail ou je peux l’envoyer.
D’avance merci
Bien à vous, bonne journée.”
Op 9 januari 2019 heeft [persoon A] [X] in reactie daarop laten weten:
(…)
J'ai bien transmis la facture aux Pays-Bas.
(…)
[persoon A] heeft [directeur] op 9 januari 2019 het volgende geappt:
“Bonjour, je voudrais seulement savoir si vous seriez au bureau lundi. Je passerai chez
vous avec la confirmation de commande. Merci de m'envoyer un message.
[persoon A] ”
Op 14 januari 2019 is [persoon A] naar [X] gegaan. [persoon A] en [directeur] hebben de orderbevestiging ondertekend. Daarin staat onder meer en voor zover hier relevant:
"Bova Synergy 141-510 de [bouwjaar] , Euro 5, 83+2+1, +/- 1 200 000 km
62 500 Euro - véhicule à rentrer chez VDL avant la livraison du nouveau véhicule - paiement à la
banque ING Lease. Le véhicule sera repris sans dégâts, des vitres intactes, tout fonctionnant "
Na het ondertekenen van de orderbevestiging, toen [persoon A] al vertrokken was bij [X] , heeft [directeur] [persoon A] nog gebeld over de inhoud van de orderbevestiging en met name over de clausule waarin de vereiste staat van de inruilbus staat beschreven.
Op 16 januari 2019 heeft VDL geconstateerd dat de bus zich in
zeer slechte staat bevond. Zo was een heel stuk van de bumper afgebroken, bevatten de bumpers grove scheuren en hangen deze deels los, was de lak afgebrokkeld, de carrosserie op diverse plekken gedeukt en was de voorruit kapot. VDL heeft hiervan als productie negen foto's overgelegd.
Op 18 januari 2019 heeft VDL bezwaar gemaakt tegen de staat van de inruilbus en [X] gemaand deze te herstellen of terug te nemen. VDL wilde vóór 21 januari 2019 weten voor welke optie [X] zou kiezen.
[X] heeft niet voldaan aan de aanmaning van VDL.
Bij brief van 21 januari 2019 heeft VDL de overeenkomst ontbonden voor wat betreft het deel dat gaat over de koop van de inruilbus. Voor wat betreft de nieuwe bus gaf VDL aan dat zij eerst betaling verlangde voordat zij de nieuwe bus op naam van [X] zou registreren.
Bij brieven van 25 januari en 7 februari 2019 heeft [X] de gestelde wanprestatie en ontbinding weersproken en VDL in gebreke gesteld voor wat betreft de betaling van de factuur voor de inruilbus en de levering van de nieuwe bus. Ten aanzien van de betaling van de nieuwe bus heeft [X] zich op opschorting beroepen.
VDL Bus & Coach heeft niet aan de sommaties voldaan.
Op 19 maart 2019 is VDL door [X] in kort geding
gedagvaard om nakoming van de door haar gestelde overeenkomst af te dwingen. Bij vonnis van 18 april 2019 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant de vorderingen afgewezen.
Bij brief van 23 april 2019 heeft de advocaat van VDL [X] nogmaals gesommeerd om de nieuwe bus te betalen en af te nemen.
Bij brief van 3 mei 2019 heeft de advocaat van [X] aangegeven dat geen gehoor zal worden gegeven aan de sommatie en VDL gesommeerd de inruilbus te aanvaarden en de nieuwe bus te leveren tegen de afgesproken prijzen.
Bij brief van 8 mei 2019 heeft de advocaat van VDL (het resterende deel van) de overeenkomst ontbonden.
Bij dagvaarding van 4 september 2019 heeft [X] VDL gedagvaard in deze bodemprocedure.
De procedure bij de rechtbank
3.3.1.In deze procedure heeft [X] in conventie kort gezegd het volgende gevorderd:
1.
Primair:
Te verklaren voor recht dat de overeenkomst tussen partijen wordt belichaamd door de offerte en de aanvaarding daarvan door [X] op 6 december 2018;
Subsidiair:
Voor zover de rechtbank van oordeel is dat de overeenkomst tussen partijen ook wordt belichaamd door de orderbevestiging en de bestelbon doet [X] een beroep op dwaling en vernietiging van de clausule, althans vordert zij verklaring voor recht dat een beroep op de clausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Zowel Primair (onder b,c,d) als Subsidiair (onder i/ii/iii)
Ook te verklaren voor recht:
(a/i) dat [X] aan haar verplichtingen uit de overeenkomst voor zover het betreft de levering door haar van de inruilbus heeft voldaan;
(b/ii) dat VDL de overeenkomst ten onrechte heeft ontbonden en gehouden was en is deze na te komen;
(iii) dat VDL in de nakoming van de overeenkomst toerekenbaar tekort is geschoten;
a. tot betaling van € 75.625,00 voor de inruilbus, vermeerderd met rente,
b. tot betaling van € 5.602,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met rente,
c. tot vergoeding van de ten gevolge van de toerekenbare tekortkoming van VDL door [X] geleden en te lijden schade, op te maken bij staat, vermeerderd met rente,
met veroordeling van VDL in de proces- en nakosten, vermeerderd met rente.
3.3.2.In de procedure had VDL in reconventie gevorderd, samengevat, voor het geval de vorderingen van [X] in conventie worden toegewezen, om
1.
[X] te veroordelen om aan VDL te betalen:
a. € 22.908,00 minderopbrengst nieuwe bus
b. € 1.260,00 stallingskosten
c. € 3.652,20 buitengerechtelijke incassokosten
d. P.M. wettelijke rente over a. en b. vanaf 18 december 2019,
2.
te verklaren voor recht dat VDL bevoegd is (a) zich ten
aanzien van de inruilbus op een retentierecht jegens [X] te beroepen
en (b) zich met voorrang boven allen tegen wie het retentierecht kan worden
ingeroepen, waaronder [X] , te verhalen,
met veroordeling van [X] in proces- en nakosten vermeerderd met rente.
3.3.3.De rechtbank heeft de vorderingen van [X] in conventie afgewezen met veroordeling van [X] in de proceskosten. In reconventie heeft de rechtbank [X] veroordeeld om aan VDL te betalen € 5.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente, met veroordeling van [X] in de proceskosten (begroot op nihil).
De procedure in hoger beroep
3.4.1.[X] heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd. [X] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis. [X] heeft voorts geconcludeerd tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen en VDL alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen althans deze af te wijzen, met veroordeling van VDL in de kosten van beide instanties.
3.4.2.Aangezien de procedure over de vorderingen van VDL in reconventie vanwege het faillissement van [X] van rechtswege is geschorst, zal het hof hierover niet oordelen. Dit betekent dat grief 3, die is gericht tegen de gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen van VDL, niet zal worden behandeld.
3.4.3.Met grief 1 betoogt [X] dat de rechtbank haar vorderingen ten onrechte heeft afgewezen. [X] beoogt met deze grief het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen. Als grieven worden aangemerkt alle gronden die de appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd. De voor vernietiging aangevoerde gronden behoeven door de appellant niet uitdrukkelijk te worden aangeduid als (al dan niet genummerde) ‘grief’. Die gronden moeten wel behoorlijk naar voren zijn gebracht in het geding, zodat zij voldoende kenbaar zijn voor de rechter en voor de wederpartij, welke laatste immers moet kunnen weten waartegen zij zich in de procedure in hoger beroep heeft te verweren. In de toelichting op grief 1 heeft zij immers haar bezwaren tegen de afwijzingen van haar vorderingen opgenomen, en VDL heeft hierop in haar memorie van antwoord inhoudelijk gereageerd. Aldus zijn de door [X] voor vernietiging van het vonnis aangevoerde gronden voldoende kenbaar voor het hof en voor de wederpartij. Dit betekent dat grief 1 voldoet aan de eisen die aan een grief moeten worden gesteld.
Samen met grief 2, waarmee [X] betoogt dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan haar bewijsaanbod, heeft [X] het geschil over haar vorderingen op VDL (het geschil in conventie) in volle omvang aan het hof voorgelegd. Het hof zal deze grieven hieronder dan ook gezamenlijk behandelen.
Bevoegde rechter en toepasselijk recht