ECLI:NL:GHSHE:2022:3140

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
200.288.045_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de uitleg van een clausule in een overeenkomst tot inruil van een touringcar en de gevolgen van wanprestatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de curator van een Belgisch touringcarbedrijf, [X], tegen VDL Bus & Coach B.V. De curator vordert nakoming van een overeenkomst die in 2016 is gesloten over de inruil van een touringcar. De curator stelt dat [X] aan haar verplichtingen heeft voldaan door de touringcar op 7 januari 2019 in te leveren en dat zij recht heeft op betaling van de overeengekomen inruilprijs van € 62.500,-. VDL betwist dit en stelt dat de touringcar niet aan de overeengekomen eisen voldeed, waardoor zij de overeenkomst terecht heeft ontbonden.

De procedure in eerste aanleg is gestart door [X] die vorderingen heeft ingesteld tegen VDL, maar de rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen. In hoger beroep heeft [X] drie grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank. Het hof heeft de curator toegelaten tot bewijsvoering over de staat van de inruilbus tijdens een telefoongesprek op 8 november 2018, waarin de curator stelt dat de staat van de bus niet of nauwelijks aan de orde is geweest. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor het opgeven van getuigen en verhinderdata.

De uitspraak van het hof is van belang voor de uitleg van de clausule in de bestelbon die de staat van de inruilbus beschrijft. Het hof oordeelt dat de curator moet bewijzen dat de staat van de inruilbus niet ter sprake is gekomen, wat kan leiden tot een andere uitleg van de overeenkomst. De zaak heeft ook internationale aspecten, aangezien [X] gevestigd is in België, en de toepasselijkheid van Nederlands recht is vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.288.045/01
arrest van 13 september 2022
in de zaak van
Mr. C. Crappe q.q. in haar hoedanigheid van curator van de rechtspersoon naar Belgisch recht [X],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] (België),
appellante,
hierna aan te duiden als de curator,
advocaat: mr. A.J.L.J. Pfeil te Maastricht,
tegen
VDL Bus & Coach B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als VDL,
advocaat: mr. E. Jansberg te Eindhoven,
op het bij exploot van dagvaarding van 14 december 2020 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 16 september 2020, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen tussen [X] als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en VDL als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.
1. Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/350463 / HA ZA 19-603)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord;
  • de akte houdende tot schorsing ex artikel 27 Fw van VDL;
  • het door VDL bij H3-formulier in het geding gebrachte exploot oproeping curator;
  • de bij brief van 20 juni 2022 door de curator toegezonden producties, die de curator bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht;
  • de mondelinge behandeling, waarbij beide partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd en waarbij door VDL een document genaamd “Bestelbon” is overgelegd.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.
In verband met de faillietverklaring van [X] (hierna: [X] ) op 16 december 2021 is de procedure over de vordering van VDL in reconventie van rechtswege geschorst. Op het door VDL uitgebrachte exploot van oproeping is de curator in de procedure in conventie verschenen en is de procedure ter zake de vordering van [X] op VDL voortgezet.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep gaat het nog over de afspraken die [X] en VDL in 2016 hebben gemaakt over het inruilen van een touringcar. De curator vordert – kort gezegd – nakoming van deze afspraken. Volgens de curator heeft [X] door inlevering van de touringcar op 7 januari 2019 voldaan aan haar verplichtingen en heeft zij recht op betaling door VDL van de overeengekomen inruilprijs € 62.500,-. Dit wordt door VDL betwist. Volgens VDL voldoet de touringcar aan de overeengekomen eisen, heeft zij de overeenkomst op dit punt terecht ontbonden en is zij niet gehouden tot betaling van de inruilprijs.
De feiten
3.2.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
i. [X] is een touringcarbedrijf. [X] is op 16 december 2021 in staat van faillissement verklaard met aanstelling van de curator.
VDL houdt zich (onder meer) bezig met het produceren en verkopen van nieuwe bussen.
In oktober 2016 heeft [X] een touringcar Bova Synergy 141/510 (hierna: de inruilbus) gekocht van VDL Bus Center B.V. (een zusterbedrijf van VDL) voor € 110.000,00. Deze aankoop werd gefinancierd door een leasemaatschappij. De inruilbus was toen zeven jaar oud en had 979.110 kilometer op de teller.
De inruilbus is elders in onderhoud geweest.
Op 13 maart 2018 heeft [persoon A] , verkoopmedewerker van VDL, (hierna: [persoon A] ), per e-mail aan [X] een aanbod gedaan om een nieuwe bus te kopen (de VDL Futura Double Etage FDD 141-510-AS-Tronic) en de inruilbus in te ruilen. In de als bijlage aan de e-mail gehechte offerte is over de inruilbus het volgende opgenomen:

Prix de reprise: VDL Bova Synergy [kenteken]70 000 Euro
Le véhicule sera repris sans dégâts, des vitres intactes, tout fonctionnant.
Tussen 30 oktober en 8 november 2018 is de inruilbus voor onderzoek naar (de oorzaak van) de gebreken en voor onderhoud gebracht naar VDL Busland B.V. (hierna: VDL Busland), een zusterbedrijf van VDL.
Aan de inruilbus is toen voor € 8.889,52 inclusief btw aan reparaties uitgevoerd. Naast gerepareerde gebreken zijn meer gebreken geconstateerd. Volgens VDL Busland zouden de kosten van het herstel daarvan ongeveer € 10.000,00 zijn, zo heeft zij op 7 november 2018 laten weten aan [X] .
[directeur] (directeur van [X] ) heeft de inruilbus op 8 november 2018 op het terrein van de werkplaats opgehaald bij VDL Busland. Een medewerker van VDL Busland heeft hem, gelet op de vele reparaties die nog nodig waren aan de inruilbus, de suggestie gedaan om een nieuwe of (andere) tweedehands bus aan te schaffen. Omdat [directeur] hier wel voor open stond, heeft een medewerker van VDL Busland een medewerker van VDL hierover telefonisch ingelicht.
Dezelfde dag nog, 8 november 2018, is [directeur] gebeld door [persoon A] . Er is toen gesproken over de mogelijkheid voor [X] om een demonstratiemodel bus aan te kopen en de inruilbus in te ruilen.
Door [persoon A] is daarop namens VDL op 13 november 2018 aan [X] een offerte (hierna: de offerte) gestuurd. Daarin wordt als nieuwe bus een DAF MX 13-375 (VDL Futura Double Etage FDD 141-510-AS-Tronic) (de nieuwe bus) aangeboden tegen een prijs van € 405.000,00 en tegelijkertijd voor de inruilbus een prijs van € 62.500,00 geboden.
In reactie op de offerte heeft [directeur] [persoon A] op 14 november 2018 de volgende e-mail gestuurd:
“Bonjour [persoon A] ,
Nous sommes très séduit par l'offre proposée.
Par contre, un seul petit inconvénient, nous trouvons que le montant de la reprise
est un peu bas.
Lors de votre précédente offre, vous aviez proposé une reprise du véhicule a
70000€.
Pourriez-vous vérifier s'il y a moyen de renégocier ce montant?
D'avance, nous vous en remercions et dans l'attente de vous lire, meilleures
salutations”
[persoon A] heeft in haar e-mail van later diezelfde dag dit geantwoord:
“Bonjour [directeur] ,
Nous sommes heureux de lire votre réaction positive sur notre offre.
Le prix de 70 000 euro pour la reprise tenait compte d'une livraison en 2018.
Le prix de 62 500 Euro est basé sur une livraison en janvier 2019.
Le marché des occasions est très turbulent pour le moment, même pour les véhicules Euro 5.
Cette turbulence peut être attribuée aux exigences de l'environnement dans certaines villes
européennes, aussi dans les pays non européens occidentaux.
Rappelez-vous cependant notre prix compétitif pour le nouveau double-étage, nous espérons que ce
prix peut compenser la différence de prix pour la reprise.
Bien à vous
[persoon A] ”
Op 6 december 2018 heeft [directeur] [persoon A] telefonisch ingelicht dat zijn bank groen licht heeft gegeven voor de aangevraagde financiering van de nieuwe bus.
Diezelfde dag is [persoon A] naar het kantoor van [X] gegaan. Aldaar hebben [persoon A] en [directeur] een document ondertekend dat VDL aanduidt als de bestelbon (hierna: de bestelbon). Volgens de bestelbon zou de inruilbus op 21 december 2018 worden ingeleverd en de nieuwe bus op 21 januari 2019 worden geleverd.
In de bestelbon staat verder onder meer deze clausule (hierna ook verder aangeduid als: de clausule):
'‘Le jour de la restitution la reprise doit bénéficier d'un procès-verbal d'une validité au controle technique d’au moins 6 mois, ne doit présenter aucun dommage et être en parfait état du point de vue technique, avec des vitres intactes et des pneumatiques a 50% d'usure maximum et la peinture sans inscription. Une spécification de chaque reprise devra être jointe au présent contrat préliminaire".
In december 2018 ging de koppeling van de inruilbus kapot. [X] heeft daarover contact opgenomen met [persoon A] .
[persoon A] heeft [directeur] per e-mail van 19 december 2018 dit geschreven:
“Bonjour Monsieur [directeur] ,
“Merci pour votre confirmation!
Nous informerons Turbo Trucks Namur que la moitié du montant de la réparation de
L’embrayage (avec un maximum de 3515,35 Euro) peut être facturée à nous.
Bonne soirée encore et bien à vous,
[persoon A] ”
De inruilbus is op 21 december 2018 niet ingeleverd.
Telefonisch en in een e-mail van 7 januari 2019 heeft [persoon A] [X] laten weten dat de inruilbus kon worden ingeleverd bij [persoon B] (bij VDL) in [vestigingsplaats] . Op diezelfde dag heeft [directeur] de inruilbus ingeleverd.
Op 8 januari 2019 heeft [X] de factuur opgemaakt voor de inruilbus en deze aan VDL toegestuurd als bijlage bij een e-mail met onderstaande inhoud:
“Onderwerp: RE: adresse de facturation
Bonjour Madame,
En annexe, vous trouverez la facture pour le véhicule double étage qui a
été déposé ce lundi 7 janvier en vos garages.
pourriez-vous la transférer au service comptabilité adéquat ou me communiquer
1'adresse mail ou je peux l’envoyer.
D’avance merci
Bien à vous, bonne journée.”
Op 9 januari 2019 heeft [persoon A] [X] in reactie daarop laten weten:
(…)
J'ai bien transmis la facture aux Pays-Bas.
(…)
[persoon A] heeft [directeur] op 9 januari 2019 het volgende geappt:
“Bonjour, je voudrais seulement savoir si vous seriez au bureau lundi. Je passerai chez
vous avec la confirmation de commande. Merci de m'envoyer un message.
[persoon A] ”
Op 14 januari 2019 is [persoon A] naar [X] gegaan. [persoon A] en [directeur] hebben de orderbevestiging ondertekend. Daarin staat onder meer en voor zover hier relevant:
"Bova Synergy 141-510 de [bouwjaar] , Euro 5, 83+2+1, +/- 1 200 000 km
62 500 Euro - véhicule à rentrer chez VDL avant la livraison du nouveau véhicule - paiement à la
banque ING Lease. Le véhicule sera repris sans dégâts, des vitres intactes, tout fonctionnant "
Na het ondertekenen van de orderbevestiging, toen [persoon A] al vertrokken was bij [X] , heeft [directeur] [persoon A] nog gebeld over de inhoud van de orderbevestiging en met name over de clausule waarin de vereiste staat van de inruilbus staat beschreven.
Op 16 januari 2019 heeft VDL geconstateerd dat de bus zich in
zeer slechte staat bevond. Zo was een heel stuk van de bumper afgebroken, bevatten de bumpers grove scheuren en hangen deze deels los, was de lak afgebrokkeld, de carrosserie op diverse plekken gedeukt en was de voorruit kapot. VDL heeft hiervan als productie negen foto's overgelegd.
Op 18 januari 2019 heeft VDL bezwaar gemaakt tegen de staat van de inruilbus en [X] gemaand deze te herstellen of terug te nemen. VDL wilde vóór 21 januari 2019 weten voor welke optie [X] zou kiezen.
[X] heeft niet voldaan aan de aanmaning van VDL.
Bij brief van 21 januari 2019 heeft VDL de overeenkomst ontbonden voor wat betreft het deel dat gaat over de koop van de inruilbus. Voor wat betreft de nieuwe bus gaf VDL aan dat zij eerst betaling verlangde voordat zij de nieuwe bus op naam van [X] zou registreren.
Bij brieven van 25 januari en 7 februari 2019 heeft [X] de gestelde wanprestatie en ontbinding weersproken en VDL in gebreke gesteld voor wat betreft de betaling van de factuur voor de inruilbus en de levering van de nieuwe bus. Ten aanzien van de betaling van de nieuwe bus heeft [X] zich op opschorting beroepen.
VDL Bus & Coach heeft niet aan de sommaties voldaan.
Op 19 maart 2019 is VDL door [X] in kort geding
gedagvaard om nakoming van de door haar gestelde overeenkomst af te dwingen. Bij vonnis van 18 april 2019 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant de vorderingen afgewezen.
Bij brief van 23 april 2019 heeft de advocaat van VDL [X] nogmaals gesommeerd om de nieuwe bus te betalen en af te nemen.
Bij brief van 3 mei 2019 heeft de advocaat van [X] aangegeven dat geen gehoor zal worden gegeven aan de sommatie en VDL gesommeerd de inruilbus te aanvaarden en de nieuwe bus te leveren tegen de afgesproken prijzen.
Bij brief van 8 mei 2019 heeft de advocaat van VDL (het resterende deel van) de overeenkomst ontbonden.
Bij dagvaarding van 4 september 2019 heeft [X] VDL gedagvaard in deze bodemprocedure.
De procedure bij de rechtbank
3.3.1.
In deze procedure heeft [X] in conventie kort gezegd het volgende gevorderd:
1.
Primair:
Te verklaren voor recht dat de overeenkomst tussen partijen wordt belichaamd door de offerte en de aanvaarding daarvan door [X] op 6 december 2018;
Subsidiair:
Voor zover de rechtbank van oordeel is dat de overeenkomst tussen partijen ook wordt belichaamd door de orderbevestiging en de bestelbon doet [X] een beroep op dwaling en vernietiging van de clausule, althans vordert zij verklaring voor recht dat een beroep op de clausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Zowel Primair (onder b,c,d) als Subsidiair (onder i/ii/iii)
Ook te verklaren voor recht:
(a/i) dat [X] aan haar verplichtingen uit de overeenkomst voor zover het betreft de levering door haar van de inruilbus heeft voldaan;
(b/ii) dat VDL de overeenkomst ten onrechte heeft ontbonden en gehouden was en is deze na te komen;
(iii) dat VDL in de nakoming van de overeenkomst toerekenbaar tekort is geschoten;
2.
VDL te veroordelen:
a. tot betaling van € 75.625,00 voor de inruilbus, vermeerderd met rente,
b. tot betaling van € 5.602,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met rente,
c. tot vergoeding van de ten gevolge van de toerekenbare tekortkoming van VDL door [X] geleden en te lijden schade, op te maken bij staat, vermeerderd met rente,
met veroordeling van VDL in de proces- en nakosten, vermeerderd met rente.
3.3.2.
In de procedure had VDL in reconventie gevorderd, samengevat, voor het geval de vorderingen van [X] in conventie worden toegewezen, om
1.
[X] te veroordelen om aan VDL te betalen:
a. € 22.908,00 minderopbrengst nieuwe bus
b. € 1.260,00 stallingskosten
c. € 3.652,20 buitengerechtelijke incassokosten
d. P.M. wettelijke rente over a. en b. vanaf 18 december 2019,
2.
te verklaren voor recht dat VDL bevoegd is (a) zich ten
aanzien van de inruilbus op een retentierecht jegens [X] te beroepen
en (b) zich met voorrang boven allen tegen wie het retentierecht kan worden
ingeroepen, waaronder [X] , te verhalen,
met veroordeling van [X] in proces- en nakosten vermeerderd met rente.
3.3.3.
De rechtbank heeft de vorderingen van [X] in conventie afgewezen met veroordeling van [X] in de proceskosten. In reconventie heeft de rechtbank [X] veroordeeld om aan VDL te betalen € 5.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente, met veroordeling van [X] in de proceskosten (begroot op nihil).
De procedure in hoger beroep
3.4.1.
[X] heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd. [X] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis. [X] heeft voorts geconcludeerd tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen en VDL alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen althans deze af te wijzen, met veroordeling van VDL in de kosten van beide instanties.
3.4.2.
Aangezien de procedure over de vorderingen van VDL in reconventie vanwege het faillissement van [X] van rechtswege is geschorst, zal het hof hierover niet oordelen. Dit betekent dat grief 3, die is gericht tegen de gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen van VDL, niet zal worden behandeld.
3.4.3.
Met grief 1 betoogt [X] dat de rechtbank haar vorderingen ten onrechte heeft afgewezen. [X] beoogt met deze grief het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen. Als grieven worden aangemerkt alle gronden die de appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd. De voor vernietiging aangevoerde gronden behoeven door de appellant niet uitdrukkelijk te worden aangeduid als (al dan niet genummerde) ‘grief’. Die gronden moeten wel behoorlijk naar voren zijn gebracht in het geding, zodat zij voldoende kenbaar zijn voor de rechter en voor de wederpartij, welke laatste immers moet kunnen weten waartegen zij zich in de procedure in hoger beroep heeft te verweren. In de toelichting op grief 1 heeft zij immers haar bezwaren tegen de afwijzingen van haar vorderingen opgenomen, en VDL heeft hierop in haar memorie van antwoord inhoudelijk gereageerd. Aldus zijn de door [X] voor vernietiging van het vonnis aangevoerde gronden voldoende kenbaar voor het hof en voor de wederpartij. Dit betekent dat grief 1 voldoet aan de eisen die aan een grief moeten worden gesteld.
Samen met grief 2, waarmee [X] betoogt dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan haar bewijsaanbod, heeft [X] het geschil over haar vorderingen op VDL (het geschil in conventie) in volle omvang aan het hof voorgelegd. Het hof zal deze grieven hieronder dan ook gezamenlijk behandelen.
Bevoegde rechter en toepasselijk recht
3.5.
[X] was ten tijde van de inleidende dagvaarding gevestigd in België. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is er kennis van te nemen.
Tussen partijen staat vast dat de algemene voorwaarden van VDL van toepassing zijn. Deze algemene voorwaarden bevatten de keuze voor de Nederlandse rechter (artikel 19.3) en de toepasselijkheid van Nederlands recht met uitsluiting van onder andere het Weens Koopverdrag (artikel 19.1 en 19.2). Dit betekent dat op grond van het bepaalde in artikel 4 EEX-Vo II de Nederlandse rechter bevoegd is en dat Nederlands recht met uitsluiting van het Weens Koopverdrag van toepassing is.
Gebreken aan de inruilbus
3.6.
Eén van de meest verstrekkende stellingen van de curator is dat er geen sprake is van gebreken aan de inruilbus. Het hof volgt de curator hierin niet. Uit de door VDL overgelegde foto’s en de foto’s bij het door Dekra in opdracht van VDL op 22 maart 2019 opgestelde rapport over de staat van de inruilbus – waarvan op zichzelf niet is betwist dat deze foto’s de inruilbus betreffen - blijkt al dat sprake is van ernstige gebreken. Hierbij komt dat Dekra in haar rapport 112 gebreken heeft geconstateerd. Het had dan ook op de weg van de curator gelegen om te onderbouwen waarom desondanks geen sprake is van gebreken, in plaats met te volstaan met formele argumenten waarom aan het rapport van Dekra geen conclusies mogen worden verbonden. Hierbij komt dat zelfs als deze formele argumenten (waarop het hof niet verder in zal gaan) zouden slagen, de foto’s bij dat rapport en de door VDL overgelegde foto’s gebreken aan de inruilbus laten zien. Hetgeen uit deze foto’s blijkt, wordt door de curator op zichzelf ook niet betwist. De curator heeft zelf aangevoerd dat de gebreken op de foto’s er al waren toen de inruilbus in oktober/november 2018 voor onderhoud bij VDL Busland was. Het hof neemt dan ook als uitgangspunt dat er sprake is van gebreken aan de inruilbus.
De tussen partijen gemaakte afspraken over de inruilbus
3.7.1.
Het geschil tussen partijen ziet in de kern op de vraag wat zij hebben afgesproken over de staat waarin de inruilbus moest verkeren op moment van inruil. In de offerte van 13 november 2018 staat hierover niets. In de op 6 december 2018 door beide partijen ondertekende bestelbon staat hierover in de clausule dat op de dag van inruil een technisch keuringsrapport beschikbaar moet zijn dat nog minimaal zes maanden geldig is, en dat het voertuig geen beschadigingen mag vertonen en in perfecte technische staat moet zijn, met ongeschonden ruiten, een maximaal slijtingspercentage van 50% van de banden, en zonder opschriften op geverfde delen (rov. 3.2. onder ix).
Naar het oordeel van het hof belichaamt de bestelbon de volledige door partijen gesloten overeenkomst. Het hof volgt [X] niet waar zij stelt dat door haar mondelinge aanvaarding van de offerte de overeenkomst tot stand is gekomen, en dat voor de inhoud van die overeenkomst hetgeen in de bestelbon staat niet relevant is. In de offerte staan slechts de essentialia van de overeenkomst en deze zijn nader uitgewerkt in de bestelbon. Door [X] is deze nadere uitwerking van het overeengekomene geaccepteerd door ondertekening van de. Door deze ondertekening heeft [X] immers verklaard dat zij instemt met de voorwaarden in de bestelbon. [X] heeft in dit verband nog aangevoerd dat zij zich niet bewust was van de clausule en dat de bestelbon niet goed leesbaar was onder andere vanwege het gebruik van kleine letters. Van [X] mag worden verwacht dat zij de tekst van de bestelbon leest en zich ervan vergewist dat zij op de hoogte is van de inhoud van het document, bijvoorbeeld door vragen te stellen indien de tekst niet goed leesbaar is, alvorens tot overtekening over te gaan. Dat zij dat – kennelijk - niet heeft gedaan, komt voor haar risico. Tussen partijen geldt derhalve de clausule.
3.7.3.
Het hof begrijpt de stellingen van [X] aldus dat de clausule, die dus als tussen partijen overeengekomen heeft te gelden, zo deze als overeengekomen heeft te gelden, in de gegeven omstandigheden zo moet worden uitgelegd dat [X] de inruilbus mocht inleveren in de staat waarin deze op 13 november 2018 (de datum van de offerte) verkeerde. Deze uitleg geldt volgens [X] , ook al is dat niet conform de letterlijke tekst van de clausule, althans zij mocht daarop vertrouwen. Dit wordt door VDL betwist. Volgens haar geldt de letterlijke tekst van de clausule en moet de inruilbus dus voldoen aan de in de clausule genoemde eisen.
3.7.4.
Het hof stelt voorop dat het bij de uitleg van een overeenkomst aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158). In een geval als het onderhavige, waarin partijen van mening verschillen over de betekenis van een in een schriftelijke overeenkomst opgenomen beding, zal de rechter aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid, en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, de betekenis van dat beding dienen vast te stellen (Hoge Raad 12 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9430).
3.7.5.
Ter onderbouwing van haar stellingen op dit punt heeft de curator aangevoerd dat de staat van de inruilbus tijdens het telefoongesprek van [directeur] met [persoon A] op 8 november 2018 niet of nauwelijks aan de orde is geweest, dat [directeur] [persoon A] heeft verwezen naar VDL voor wat betreft de staat van de inruilbus en dat [persoon A] niet méér heeft gevraagd. De curator heeft voorts aangevoerd dat er, anders dan in de eerdere offerte van 13 maart 2018, in de offerte ook niets is opgenomen over de staat van de inruilbus. [X] mocht er volgens haar dus vanuit gaan dat de staat van de bus niet relevant was voor VDL, dan wel dat de geoffreerde prijs voor de inruilbus was gebaseerd op de daadwerkelijke staat van de inruilbus. Volgens de curator was VDL van die werkelijke staat van de inruilbus op de hoogte omdat de inruibus van 30 oktober 2018 tot en met 8 november 2018 voor reparatie was bij VDL Busland (zustervennootschap van VDL) heeft gestaan. Een medewerker van VDL Busland heeft toen contact gelegd met VDL in verband met de aankoop van een nieuwe bus. Volgens de curator heeft VDL ook conform het door haar gewekte vertrouwen gehandeld,(i) door de inruilbus niet te inspecteren, ook niet tijdens het bezoek van [persoon A] aan [X] op 6 december 2018, (ii) door bij het inleveren op 7 januari 2019 van de inruilbus door [X] geen opmerkingen te maken over de staat ervan, (iv) door vervolgens op 9 januari 2019 de factuur voor de inruilbus van [X] in behandeling te nemen en (v) door op 14 januari 2019 tijdens een bezoek aan [X] de orderbevestiging te tekenen en een fles wijn te overhandigen aan [directeur] , ook weer zonder enige opmerking over de staat van de inruilbus.
3.7.6.
VDL betwist dat het telefoongesprek op 8 november 2018 is gelopen zoals door [X] gesteld. Volgens VDL volgt uit de door haar overgelegde verklaring van [persoon A] dat zij [directeur] heeft gevraagd naar de staat van de inruilbus, waarop hij heeft geantwoord dat de staat van de inruilbus was zoals hij hem in 2016 heeft gekocht: niet perfect, maar goed. VDL betwist dat [directeur] voor wat betreft de staat van de inruilbus heeft verwezen naar VDL Busland. VDL betwist ook dat de wetenschap van VDL Busland over de staat van de inruilbus aan haar en/of [persoon A] moet worden toegerekend. VDL en VDL Busland zijn zelfstandige vennootschappen, met eigen werkzaamheden, een eigen pand en een eigen organisatie, waar niet dezelfde personen werken. VDL heeft ook aangevoerd dat de geoffreerde prijs voor de inruilbus was gebaseerd op de leeftijd en kilometerstand van de inruilbus, met als uitgangspunt dat deze zich in normale staat zou bevinden.
3.7.7.
Naar het oordeel van het hof is voor de uitleg van de clausule en hetgeen partijen die te dien aanzien van elkaar mochten verwachten doorslaggevend de inhoud van het telefoongesprek op 8 november 2018. De bewijslast hiervan rust op de curator Het hof zal de curator toelaten tot het bewijs van haar stelling dat de staat van de inruilbus tijdens het telefoongesprek van [directeur] met [persoon A] op 8 november 2018 niet of nauwelijks aan de orde is geweest, dat [directeur] [persoon A] heeft verwezen naar Busland voor wat betreft de staat van de inruilbus en dat [persoon A] niet meer heeft gevraagd.
Afhankelijk van hetgeen over de inhoud van het telefoongesprek al dan niet komt vast te staan, zal het hof oordelen over de vraag of [X] er, ondanks de letterlijke tekst van de clausule, op mocht vertrouwen dat zij de inruilbus mocht inleveren in de staat waarin deze op 13 november 2018 verkeerde.
3.7.8.
Tijdens de mondelinge behandeling is reeds besproken dat er in deze zaak aanknopingspunten voor een minnelijke regeling zijn. Het hof geeft partijen nadrukkelijk in overweging om hierover in overleg te treden. Hetgeen hiervoor is overwogen en de uitspraak hieronder staan hieraan niet in de weg.

4.De uitspraak

Het hof:
laat de curator toe tot het bewijs van haar stelling dat de staat van de inruilbus tijdens het telefoongesprek van [directeur] met [persoon A] op 8 november 2018 niet of nauwelijks aan de orde is geweest, dat [directeur] [persoon A] heeft verwezen naar VDL Busland voor wat betreft de staat van de inruilbus en dat [persoon A] niet méér heeft gevraagd;
bepaalt, voor het geval de curator bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan mr. H.A.G. Fikkers als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
bepaalt dat de curator het schriftelijk bewijs dat zij wil bijbrengen, uiterlijk twee weken voor het verhoor aan de raadsheer-commissaris en de wederpartij zal toezenden;
verwijst de zaak naar de rol van 11 oktober 2022 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van januari tot en met maart 2023;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van de curator tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, N.W.M. van den Heuvel en J.K.B. van Daalen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 13 september 2022.
griffier rolraadsheer