ECLI:NL:GHSHE:2022:3103

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
21/00827
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WOZ-beschikking en aanslagen onroerendezaakbelastingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-beschikking en de daarop gebaseerde aanslagen onroerendezaakbelastingen van belanghebbende, die een recreatiewoning bezit. De heffingsambtenaar van de gemeente Hilvarenbeek had de waarde van de recreatiewoning vastgesteld op € 43.000 per 1 januari 2018. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar dit werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar en later ook door de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Belanghebbende stelde dat de adresaanduiding op de WOZ-beschikking onjuist was en dat de aanslagen niet terecht waren opgelegd. Tijdens de zitting op 3 augustus 2022 was belanghebbende aanwezig, maar de heffingsambtenaar niet. Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar op de juiste wijze was uitgenodigd voor de zitting en dat de adresaanduiding niet noodzakelijkerwijs correct hoefde te zijn, zolang het duidelijk was om welke onroerende zaak het ging. Het hof onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat de WOZ-beschikking en de aanslagen terecht waren opgelegd. Belanghebbende's verzoek om vernietiging van de WOZ-beschikking en de aanslagen werd afgewezen. Het hof oordeelde dat er geen redenen waren voor schadevergoeding of vergoeding van griffierecht, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 21/00827
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
domicilie kiezend in [plaats 1] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 22 april 2021, nummer BRE 19/5341 in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hilvarenbeek,
hierna: de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZbeschikking) en daarbij de waarde van [adres 1] in [plaats 2] (hierna: de recreatiewoning) vastgesteld. Tevens zijn de aanslagen onroerendezaakbelastingen en rioolheffing voor het jaar 2019 (hierna: de aanslagen) bekendgemaakt.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De zitting heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar is verschenen belanghebbende. De heffingsambtenaar is niet verschenen.
1.6.
Belanghebbende heeft ter zitting stukken overgelegd, waarvan een afschrift gelijktijdig met de uitspraak aan de heffingsambtenaar wordt verzonden.
1.7.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2.Feiten

2.1.
De recreatiewoning is op [datum] 2018 aan belanghebbende geleverd. De leveringsakte omschrijft het geleverde als volgt:
"de recreatiewoning met ondergrond, erf, tuin en verder toebehoren, plaatselijk bekend
[adres 2] (bungalow [nummer 1] ), [postcode] [plaats 2] ,kadastraal bekend gemeente [plaats 2] [sectie] nummer [nummer 2] , groot twee are negenentachtig centiare, (...)”.
2.2.
De waarde van de recreatiewoning is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum 1 januari 2018 vastgesteld op € 43.000.

3.Geschil en conclusies van partijen

3.1.
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Is de WOZ-beschikking terecht aan belanghebbende gegeven en zijn de aanslagen terecht aan belanghebbende opgelegd?
2. Is uitgegaan van een te klein object?
3.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de WOZ-beschikking en de aanslagen. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4.Gronden

Vooraf en ambtshalve
4.1.
De heffingsambtenaar is zonder kennisgeving niet verschenen. De griffier heeft de heffingsambtenaar bij brief van 8 juni 2022 uitgenodigd voor de zitting met vermelding van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Deze brief, met nummer [nummer 3] , is aangetekend verzonden naar het door de heffingsambtenaar opgegeven adres, Postbus 3, 5080 AA Hilvarenbeek. Tot de gedingstukken behoort een kopie van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de statusinformatie van het verzendbewijs. Hieruit volgt dat de uitnodiging voor de zitting op 10 juni 2022 door de heffingsambtenaar is afgehaald op een PostNL-locatie.
4.2.
Op grond hiervan is het hof van oordeel dat de heffingsambtenaar op de juiste wijze is uitgenodigd om op de zitting te verschijnen.
Ten aanzien van het geschil
4.3.
Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat het in deze procedure allereerst gaat om de volgens haar onjuiste adresaanduiding van de recreatiewoning op de WOZ-beschikking en de aanslagen.
4.4.
De rechtbank heeft over de adresaanduiding het volgende overwogen:
“Uit het door de heffingsambtenaar bij het verweerschrift overgelegde taxatieverslag maakt de rechtbank op dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde bij beschikking heeft vastgesteld voor het object kadastraal bekend ' [sectie] nummer [nummer 2] '. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende eigenaar is van dit object. Dit volgt als zodanig ook uit de leveringsakte. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar dus terecht de bestreden
WOZ-beschikking aan belanghebbende afgegeven en ter zake van dit object de aanslagen OZB en rioolheffing vastgesteld. Aan dit oordeel doet niet af dat het op het aanslagbiljet vermelde adres anders luidt dan het in de leveringsakte vermelde - en het kennelijk bij belanghebbende bekende - adres van de recreatiewoning. De heffingsambtenaar heeft ter zitting toegelicht dat de gemeente aan het object [sectie] nummer [nummer 2] ' het adres ' [adres 1] te [plaats 2] ' heeft gekoppeld en in de leveringsakte een
onjuist adres is vermeld.”
4.5.
Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank en maakt het tot het zijne. Het hof voegt hieraan toe dat anders dan belanghebbende kennelijk meent, het niet noodzakelijk is dat een WOZ-beschikking een (juist) adres van een onroerende zaak noemt, zolang maar duidelijk is om welke onroerende zaak het gaat. En dat is hier naar het oordeel van het hof het geval.
4.6.
Het hof heeft begrepen dat belanghebbende de afgelopen jaren een moeilijke tijd heeft gehad en ook nu nog doormaakt. Het hof is ervan doordrongen dat belanghebbende hecht aan een rechterlijk oordeel over of het is toegestaan de recreatiewoning permanent te bewonen, in welke zin de recreatiewoning gebruikt mag worden en of inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie op een bepaald adres is toegestaan. Dit zijn echter allemaal vragen waarover de belastingrechter geen oordeel mag geven. Dat geldt ook voor het verzoek van belanghebbende betreffende de door haar ervaren aantasting van haar woongenot door de uitbater van een nabijgelegen recreatiecomplex.
4.7.
Voor zover belanghebbende een geschil heeft met de gemeente over een of meer van de in 4.6 genoemde kwesties zal zij rechtsmiddelen moeten aanwenden tegen de besluiten van de gemeente over die kwesties. Ter voorlichting van belanghebbende merkt het hof nog het volgende op. Voor zover belanghebbende meent dat de door haar bepleite adresaanduiding van de WOZ-beschikking en de aanslagen voldoende is om uit te gaan van toegestane permanente bewoning van de recreatiewoning en inschrijving op dat adres in de gemeentelijke basisadministratie, is dit standpunt onjuist. Dat een WOZ-beschikking een bepaald adres vermeldt, betekent dus niet dat op die grond permanente bewoning of inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie toegestaan of geweigerd kan worden.
4.8.
Belanghebbende heeft ter zitting bij het hof aangevoerd dat de belemmeringen die zij ondervindt bij het gebruik van de recreatiewoning op de door haar gewenste wijze reden is voor vernietiging van de WOZ-beschikking en de aanslagen. Dit standpunt slaagt niet.
Nog ervan afgezien dat belanghebbende ter zitting bij het hof heeft verklaard dat de waarde niet in geschil is, heeft de wetgever bepaald dat bij de waardebepaling voor de Wet WOZ wordt uitgegaan van een overdrachtsfictie en van een verkrijgingsfictie. [1] De eerste fictie veronderstelt een overdracht van volle en onbezwaarde eigendom. De verkrijgingsfictie veronderstelt dat de onroerende zaak onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen worden genomen. Met omstandigheden die op deze ficties inbreuk plegen, zoals het niet toegestaan zijn van permanente bewoning of het verhuurd zijn van een onroerende zaak, wordt dus geen rekening gehouden. Dit betekent dat bij de WOZ-beschikking en de aanslagen voorbij moeten worden gegaan aan de door belanghebbende aangevoerde belemmeringen die zij ondervindt bij gebruikmaking van de recreatiewoning.
4.9.
Belanghebbende heeft nog gesteld dat de heffingsambtenaar heeft miskend dat haar recreatiewoning een perceel heeft van 300 m². De heffingsambtenaar voert aan dat uit de leveringsakte blijkt dat het onderhavige perceel, gemeente [plaats 2] [sectie] nummer [nummer 2] , een oppervlakte heeft van 289 m².
4.10.
Bij het afbakenen van een onroerende zaak of WOZ-object wordt eerst gekeken naar de grenzen van de kadastrale percelen. Meerdere aangrenzende percelen van dezelfde genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht worden samengevoegd op voorwaarde dat die percelen ook bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn. Indien sprake is van verschillende genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht kan geen samenvoeging plaatsvinden. [2]
4.11.
De heffingsambtenaar heeft het WOZ-object afgebakend naar de grenzen van het kadastrale perceel E [nummer 2] , groot 289 m². Gesteld noch aannemelijk is gemaakt van welke aangrenzende percelen belanghebbende naast gebruiker ook genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. Daarmee kan niet worden geoordeeld dat de heffingsambtenaar van een te klein object is uitgegaan. Ter voorlichting van belanghebbende merkt het hof nog het volgende op. Voor zover belanghebbende meent dat een in aanmerking genomen perceelsomvang bij de WOZ-beschikking bepalend is voor civielrechtelijke eigendomsverhoudingen, is dit standpunt onjuist.
4.12.
Belanghebbende heeft verzocht te bepalen dat zij alleen hoeft te betalen als in het hoogste gerecht hierover is geoordeeld. Voor zover belanghebbende hiermee heeft bedoeld het hof te verzoeken haar uitstel van betaling te verlenen totdat de WOZ-beschikking en de aanslagen onherroepelijk zijn komen vast te staan, kan het hof dat verzoek niet inwilligen. Het instellen van een rechtsmiddel wijzigt de betalingstermijn van de aanslagen niet, zodat niet met invordering hoeft te worden gewacht totdat de WOZ-beschikking en de aanslagen onherroepelijk vaststaan. Verzoeken of vragen betreffende (uitstel van) de betaling van de aanslagen dient belanghebbende te richten aan de invorderingsambtenaar van de gemeente Hilvarenbeek.
4.13.
Anders dan belanghebbende voorstaat, kunnen in deze procedure andere belastingaanslagen, zoals de door belanghebbende genoemde toeristen- en forensenbelasting, niet worden beoordeeld omdat deze niet zijn bekendgemaakt op het aanslagbiljet waartegen belanghebbende in deze procedure rechtsmiddelen aanwendt.
Tussenconclusie
4.14.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.
Ten aanzien van het griffierecht
4.15.
Het hof ziet geen aanleiding om het griffierecht te laten vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten
4.16.
Het hof oordeelt dat er geen redenen zijn voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht.
Ten aanzien van het verzoek om schadevergoeding
4.17.
Er is geen reden voor toekenning van de verzochte schadevergoeding omdat daarvoor nodig is dat de WOZ-beschikking en de aanslagen onrechtmatig zijn en dit hier niet het geval is.

5.Beslissing

Het hof:
  • verklaart het hoger beroep ongegrond;
  • bevestigt de uitspraak van de rechtbank;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
De uitspraak is gedaan door W.A.P. van Roij, voorzitter, L.B.M. Klein Tank en M.R.T. Pauwels, in tegenwoordigheid van E.J.M. Bohnen, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 september 2022 en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
De griffier, De voorzitter,
E.J.M. Bohnen W.A.P. van Roij
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Artikel 17, lid 2, Wet WOZ.
2.Artikel 16 Wet waardering onroerende zaken.