Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,
Beheermaatschappij [[X]],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing in hoger beroep
- i) een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] jegens hem vanwege verjaring met uitzondering van (1) zijn persoonlijk recht tot gebruik van de grond en de woning aan de [adres] te [plaats] , gemeente Gennep, en met uitzondering van (2) zijn rechten (a) ex artikel 6:3 BW (natuurlijke verbintenis), (b) ex de artikelen 3:51 lid 3 en 6:268 BW en (c) uit hoofde van verrekening, geen rechten en/of vorderingen, van welke aard en omvang dan ook, meer kan ontlenen aan de in januari 1972 gesloten koopovereenkomst en de transportakte van 26 oktober 1998,
- ii) een verklaring voor recht dat de vordering van [geïntimeerde] op [appellanten] ex artikel 15 van de koopovereenkomst en/of artikel 2 lid 5 van de transportakte is verjaard,
- iii) althans een verklaring voor recht die de rechtbank juist acht met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
“Als tegenprestatie wordt door cliënt gebouwd een bungalow of woonhuis”niet anders worden uitgelegd dan dat [appellanten] wist dat op hem (nog steeds) de verplichting rustte om het vervangende woonhuis te bouwen. Dat heeft [geïntimeerde] dus ook zo mogen begrijpen. Hiermee heeft [appellanten] de vordering van [geïntimeerde] op hem erkend in de zin van artikel 3:318 BW. De termijn van 20 jaar was bij de ontvangst van de brief van 13 augustus 2018 niet verstreken nu de transportakte op 26 oktober 1998 is opgemaakt. Dit betekent dat indien de verjaringstermijn op 26 oktober 1998 zou zijn gaan lopen, zoals [appellanten] stelt, de verjaringstermijn door de stuiting na de ontvangst van de brief van 13 augustus 2018 is verlengd met vijf jaar (artikel 3:319 BW) en dat deze termijn op dit moment nog niet is verstreken. Er kan daarom niet worden geoordeeld dat de vordering van [geïntimeerde] op [appellanten] tot het bouwen van een vervangend woonhuis is verjaard. De primaire vordering - om te verklaren voor recht dat de vordering van [geïntimeerde] tot het bouwen van een vervangend woonhuis op grond van de transportakte is verjaard - is terecht afgewezen. Nu aan het subsidiair en meer subsidiair gevorderde ook de verjaring van de vordering tot het bouwen van een vervangend woonhuis ten grondslag ligt, zijn deze vorderingen ook terecht afgewezen. Grief 4 slaagt niet.
3.De slotsom
€ 2.228,00(2 punten x tarief II á € 1.114,00)