Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het arrest in incident (ex art. 351 Rv) van 23 november 2021, waarbij de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging is toegewezen en de beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
- het H12-formulier van de advocaat van de vrouw d.d. 23 december 2021, met productie 8;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 januari 2022;
- het H12-formulier van de advocaat van de man d.d. 3 februari 2022, met producties 9 en 10;
- het H12-formulier van de advocaat van de vrouw d.d. 4 februari 2022, met producties 15 tot en met 20;
- de bij e-mailbericht, ingekomen d.d. 17 juni 2022, overgelegde inventarislijst;
- de mondelinge behandeling op 22 juni 2022, waarbij de advocaat van de vrouw spreekaantekeningen heeft overgelegd.
6.De beoordeling
mangevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
- de nieuwe procedure die de vrouw is gestart bij de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’sHertogenbosch is geregistreerd onder zaaknummer C/01/373004 / HA ZA 21-492;
- de rechtbank bij vonnis van 10 november 2021 de incidentele vordering van de vrouw tot voeging heeft afgewezen en de hoofdzaak heeft verwezen naar de rol van 21 december 2021 voor conclusie van antwoord aan de zijde van de man.
rechtbankheeft de vrouw bij het bestreden vonnis van 4 augustus 2021 veroordeeld om aan de man te betalen een bedrag van € 384.614,19 vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling. Daarnaast heeft de rechtbank de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.
vrouwvordert in hoger beroep om bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de man alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in al zijn vorderingen althans hem deze vorderingen alsnog te ontzeggen als zijnde ongegrond en onbewezen, onder zijn veroordeling in de proceskosten op basis van het naast hogere tarief.
manvoert verweer en concludeert om bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad het bestreden vonnis te bekrachtigen.
hofzal de grieven per onderwerp bespreken.
vrouwvoert onder grieven 1 en 2 aan dat i) de rechtbank ten onrechte vonnis heeft gewezen en daarmee het in de procedure met zaaknummer C/01/373004 / HA ZA 21-492 tussen partijen opgeworpen incident tot voeging als bedoeld in art. 222 Rv illusoir heeft gemaakt en ii) ten onrechte aan de vrouw heeft geweigerd alsnog een conclusie van antwoord te nemen en/of een mondelinge behandeling te gelasten.
manvoert verweer. De vrouw miskent dat sprake is van twee afzonderlijke procedures en de rechtbank in de ene procedure niet bekend kon zijn dat in een andere procedure om voeging was gevraagd. Er was voor de rechtbank geen reden om het vonnis aan te houden. De termijn voor indiening van de conclusie van antwoord was reeds verstreken, zodat de rechtbank terecht een akte niet dienen heeft verleend. Doordat geen verweer is gevoerd heeft de rechtbank op de juiste gronden de beslissing genomen niet alsnog een mondelinge behandeling te gelasten.
hofoverweegt als volgt.
vrouwstelt dat de rechtbank de vordering van de man ten onrechte heeft toegewezen. Zij voert ter toelichting het volgende aan.
- Partijen hadden nagenoeg alleen gezamenlijke bankrekeningen, voerden geen gescheiden administraties, waren over en weer betrokken bij elkaars ondernemingen, waren fiscaal partners en hebben nooit uitvoering gegeven aan het periodiek verrekenbeding in art. 8 van de huwelijkse voorwaarden.
- Ook aan art. 14 van de huwelijkse voorwaarden hebben partijen zich nooit gehouden. In 2009-2010 heeft de man een subsidie voor de aan de vrouw toebehorende Zorgboerderij [zorgboerderij] aangevraagd. De toegekende subsidie is geïnvesteerd in de woning te [adres 2] . Bij een (koude) uitsluiting dient de aan [zorgboerderij] uitgekeerde en in de woning geïnvesteerde subsidie van circa € 30.000,-- als een privé-investering van de vrouw te worden aangemerkt. Partijen wisten in de laatste fase van het huwelijk niet eens meer dat zij op huwelijkse voorwaarden waren gehuwd.
manvoert verweer. Partijen zijn gehuwd onder het maken van huwelijkse voorwaarden met uitsluiting van elke gemeenschap, zoals de man in de inleidende dagvaarding heeft vermeld. De woningen in [plaats 2] en [plaats 1] zijn gezamenlijk eigendom van partijen en vormen daarmee eenvoudige gemeenschappen. Een beroep op een wettelijk vermoeden of de redelijkheid en billijkheid maakt dit juridisch niet anders. De goederenrechtelijke eigendomsverhoudingen worden daardoor niet gewijzigd. Het is dan ook niet juist dat de man heeft geprobeerd de rechtbank onjuist te informeren.
hofoverweegt als volgt.
manheeft in eerste aanleg aangevoerd dat hij sinds het uiteengaan van partijen de lasten van beide woningen heeft voldaan, terwijl de vrouw voor de helft eigenaar van de woningen is en derhalve voor de helft draagplichtig is voor de kosten die aan de voor de woningen zijn verbonden. De vrouw voldoet conform de gemaakte afspraken met ingang van december 2019 de lasten voor de woning in [plaats 1] . De man stelt dat hij voor de woning in [plaats 1] een bedrag van € 51.728,-- heeft voldaan waarvan de vrouw de helft, ofwel € 25.864,--, aan hem dient terug te betalen. Voorde woning in [plaats 2] heeft hij een bedrag van € 107.711,-- voldaan waarvan de vrouw de helft, ofwel € 53.855,50, dient te betalen.
hofoverweegt als volgt. De vrouw heeft de vorderingen van de man ten aanzien van de kosten van de woningen te [plaats 1] en [plaats 2] in hoger beroep niet weersproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw nog aanspraak gemaakt op de huurinkomsten. Op grond van de twee-conclusieregel zoals opgenomen in art. 347 lid 1 Rv had de vrouw haar vordering in de memorie van grieven moeten opnemen. Een algemene verwijzing naar een dagvaarding in een andere procedure is daarvoor onvoldoende. De vrouw is dan ook te laat met haar vordering zodat het hof daaraan voorbij gaat. De vorderingen van de man onder B en C (voor wat betreft de woonlasten) van de inleidende dagvaarding zullen in zoverre worden toegewezen. De vrouw heeft ook ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente geen verweer gevoerd zodat ook deze zal worden toegewezen.
manstelt dat hij de verbouwing van de woning in [plaats 2] alleen heeft bekostigd. Hiermee was een bedrag gemoeid van € 76.888,--. De vrouw dient de helft aan de man terug te betalen. De man heeft de kosten van de verbouwing bijgehouden in een schrift, die hij als productie 10 bij de inleidende dagvaarding heeft overgelegd.
vrouwheeft de vorderingen weersproken.
hofwijst deze vordering, onder verwijzing rov. 6.13.5 en 6.13.6 af. Ook voor deze vordering geldt dat de verbouwing op grond van het wettelijk bewijsvermoeden wordt geacht te zijn bekostigd uit overgespaard inkomen, tenzij het tegendeel blijkt. Het had op de weg van de man gelegen om, gelet op de betwisting door de vrouw, met stukken (anders dan met behulp van door hem zelf gemaakte aantekeningen in het schriftje) te onderbouwen dat hij de verbouwing heeft voldaan met privévermogen. De vordering onder C en D van de inleidende dagvaarding wordt voor wat betreft de kosten van de verbouwing afgewezen. Wat de man in eerste aanleg verder heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
hofdaaraan voorbijgaat.
vrouwvordert een proceskostenveroordeling van de man in beide instanties.
manis er geen aanleiding om hem in de proceskosten te veroordelen. Het betreft een familiaire kwestie en hij heeft de waarheids- en substantiëringsplicht niet geschonden.
hofzal met toepassing van art. 237 jo. art. 353 Rv (partijen zijn voormalige echtgenoten) de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten van het hoger beroep (waaronder begrepen het incident) draagt. Weliswaar heeft de man (bij de rechtbank) zijn waarheids- en substantiëringsplicht geschonden, maar het is aan de vrouw te wijten dat zij een nieuwe procedure moest starten (nu zij geen conclusie van antwoord heeft genomen).