3.1In deze zaak gaat het om de vraag of [appellant] aanspraak heeft op een vergoeding voor het gebruik van chalets door familieleden op een perceel in [woonplaats] . Het perceel was tot voor kort gezamenlijk eigendom van [appellant] en zijn broers [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] . Het deel van het perceel van [appellant] is inmiddels overgedragen aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] . [appellant] vordert in deze procedure betaling van een bedrag wegens het gebruik van de chalets door de familieleden, tot de datum van de overdracht van zijn deel. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] geen vergoeding aan [appellant] hoeven te betalen voor het gebruik van de chalets door de familieleden.
3.2.1De kantonrechter heeft vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Deze feiten, voor zover die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Ook staan nog enkele andere feiten tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
3.2.2[appellant] , [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zijn broers. Zij hebben samen met [persoon A] , de zoon van [appellant] , een groep van ondernemingen gedreven met de naam ‘de [geïntimeerden] Groep’ (hierna: de groep). De groep hield zich bezig met het terugwinnen van grondstoffen uit schroot en (non-) ferro metalen. Tot de groep behoorde [geïntimeerde 3] in [vestigingsplaats] .
3.2.3Tussen [appellant] en [persoon A] enerzijds en [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] anderzijds is een verschil van inzicht ontstaan over de door de groep te varen koers. Zij zijn in een overeenkomst van 11 mei 2017 overeengekomen om de belangen in de groep te ontvlechten. Het aandeel van [appellant] en [persoon A] in de door de groep gedreven vestigingen in [vestigingsplaats] en [vestigingsplaats] is toebedeeld aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] . De broers zijn per 1 juni 2017 gaan handelen alsof de ontvlechting al was doorgevoerd. De akte van splitsing is op 24 oktober 2017 gepasseerd.
3.2.4[appellant] , [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hadden daarnaast ook drie percelen in [woonplaats] , waarvan zij ieder eigenaar waren van een onverdeeld 1/3 deel. Op de percelen liggen een paardenrenbaan (perceel [perceelnummer 1] ), een manege (perceel [perceelnummer 2] ) en acht chalets (perceel [perceelnummer 3] ). De acht chalets zijn in gebruik gegeven aan familieleden.
3.2.5[appellant] is bij dagvaarding van 18 juli 2018 een procedure tegen [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] gestart waarin hij toedeling van de drie percelen aan hem, of aan zijn broers vorderde (dit is een andere procedure, hierna: de percelenzaak). [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben in de percelenzaak een taxatierapport van [Y] makelaars en taxateurs van 4 februari 2019 in het geding gebracht, waarin over de chalets op perceel [perceelnummer 3] staat:
“(…) -
Volgens opgave van : opdrachtgever
-
Wordt het object thans verhuurd : ja, de chalets worden officieel verhuurd
- Huursituatie: Huurcontracten voor onbepaalde tijd zijn opgemaakt voor alle chalets, maar slechts in één geval getekend. Alle huurovereenkomsten hebben een maandhuur van € 700,=, maar naar mededeling van [persoon B] wordt er geen huur betaald. dit wordt verrekend met binnen het recyclingbedrijf geleverde arbeid door de huurders.(…)”.
3.2.6De advocaat van [appellant] heeft in brieven van 9 april 2019 aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] gesommeerd om € 28.426,- aan [appellant] te betalen wegens de verhuur van de chalets.
3.2.7De advocaat van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] heeft in een brief van 17 april 2019 aan de advocaat van [appellant] geschreven dat zij betwisten bedragen verschuldigd te zijn aan [appellant] en dat zij geen vergoeding voor de chalets ontvangen.
3.2.8[appellant] is vervolgens bij dagvaarding van 21 juni 2019 deze procedure gestart.
3.2.9In de percelenzaak heeft de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, in een vonnis van 15 januari 2020 de drie percelen toegedeeld aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] , tegen een door een taxateur vast te stellen waarde en onder de verplichting om aan [appellant] een deel van de getaxeerde waarde te betalen. [appellant] heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
3.2.10De verdeling van de percelen is inmiddels geëffectueerd. Het aandeel van [appellant] in de drie percelen is op 15 juli 2020 toegedeeld aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] .