Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. T.G.M. Scheers te Herten (gemeente Roermond),
1.[geïntimeerde 1], hierna [geïntimeerde 1],wonende te [woonplaats],geïntimeerde,advocaat: mr. P.W.M. Broekmans te Roermond,
[geïntimeerde 2], hierna [geïntimeerde 2],
5.Het verdere procesverloop
- voormeld tussenarrest, waarbij een mondelinge behandeling na aanbrengen is gelast;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling na aanbrengen van 25 februari 2021, waaruit blijkt dat partijen niet tot een minnelijke regeling zijn gekomen;
- de memorie van grieven, met producties;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde 1];
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde 2].
6.De nadere beoordeling
Het hof overweegt dat [geïntimeerde 1] in die fase en in die context zonder meer voldoende aanwijzingen had om verantwoording te verlangen (dat vond later steun in het door [geïntimeerde 2] opgemaakte rapport, productie 5 bij inleidende dagvaarding).
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening (zie ook HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853).
Het hof zal de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.