Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1] ,
[appellant 2],
[appellant 3],
allen wonende te [woonplaats] ,
[de VOF],
Kindercentrum [[X]],
Gemeente Vught,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/349878 / HA ZA 19-559)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met bijlagen;
- de memorie van grieven met bijlagen;
- de memorie van antwoord in principaal hoger beroep tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met een bijlage;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep, tevens akte overlegging producties in principaal hoger beroep met producties;
- de akte van de gemeente;
- de antwoordakte in principaal hoger beroep van [appellanten]
3.De beoordeling
heeft nogmaals aangegeven de verwachtingen in dit dossier echt goed te willen managen. De gemeente is geen partij in de onteigeningsprocedure met Prorail. De gemeente is ook niet verplicht om te zorgen voor een nieuwe huisvesting van het kinderdagverblijf. Dat is en blijft de taak van de familie [[X]] zelf. Wel is de gemeente bereid om te bezien of we met de familie afspraken kunnen maken over het wellicht uitoefenen van het kinderdagverblijf op de locatie waar nu de Hertog van Brabant gehuisvest is. Nadrukkelijk doet de gemeente dus geen toezegging als het gaat om het vinden van een nieuwe locatie. Alle gesprekken vinden plaats ambtelijk, onder voorbehoud van bestuurlijke goedkeuring. Besluitvorming college en eventueel raad is altijd een voorbehoud.
oplossing vanwege de nu ontstane situatie.
geen partij in de onteigeningsprocedure van Prorail met als uitgangspunt een schadeloosstelling. Op dit moment probeert de gemeente en de familie [[X]] tot een aantrekkelijke overeenstemming te komen voor de locatie Hertog van Brabant. Er wordt gekeken of er een win/win situatie haalbaar is voor zowel de gemeente als de familie [[X]] . Als wij hier niet uit kunnen komen is en blijft de herhuisvesting de verantwoordelijkheid van de familie [[X]] ."
[[Y]] ;
- fase 1: de fase waarin de onderhandelingen zonder schadevergoedingsverplichtingkunnen worden beëindigd;
- fase 2: de fase waarin redelijkheid en billijkheid meebrengen dat bij het afbreken van de onderhandelingen het negatief contractsbelang (de gemaakte kosten) moet worden vergoed;
- fase 3: de fase waarin het afbreken van de onderhandelingen onaanvaardbaar moet worden geacht zodat bij het afbreken van de onderhandelingen het positieve contractsbelang (gederfde winst) moet worden vergoed aan de wederpartij.
“Zoals ook uit het besprekingsverslag volgt, is namens de Gemeente uitdrukkelijk aangegeven dat alle gesprekken onder voorbehoud van bestuurlijke besluitvorming van het college en eventueel de raad worden gevoerd.”. Zoals hiervoor is overwogen heeft het college op 5 december 2017 weliswaar besloten om aan [appellanten] een voorstel tot verkoop van het schoolgebouw te doen, maar niet om een koopovereenkomst met betrekking tot het schoolgebouw met [appellanten] aan te gaan. Het enkele tijdsverloop nadat het voorbehoud op 13 februari 2017 is gemaakt is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat de gemeente voornoemd voorbehoud zou hebben prijsgegeven. Datzelfde geldt voor het feit dat in de bespreking van 15 december 2017 waarin het voorstel tot verkoop aan [appellanten] is gedaan en in de e-mail van 22 december 2017 waarin dat voorstel (nogmaals) aan hem is toegelicht, het voorbehoud uit de gespreksnotitie van 13 februari 2017 niet opnieuw door (de behandelend ambtenaren binnen) de gemeente is benoemd. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat niet snel mag worden aangenomen dat een gemaakt voorbehoud in de loop van de onderhandelingen stilzwijgend is opgegeven (Hoge Raad 24 november 1995, NJ 1996, 162 Van Engen/Mirror Group Newspapers). Van de situatie dat degene die de macht heeft om het voorbehoud te vervullen (in dit geval: het college en/of de gemeenteraad) zich op zodanige wijze gedraagt dat het gerechtvaardigd vertrouwen ontstaat dat het voorbehoud geen obstakel meer zal vormen, is in dit geval geen sprake, althans het tegendeel is niet gesteld en niet gebleken.
“(…) U kunt er van uit gaan dat een ambtenaar namens het college handelt of spreekt, zo ook in dit dossier. (…)”. Deze e-mail dateert van na het afbreken van de onderhandelingen op 12 oktober 2018 zodat [appellanten] daarop geen gerechtvaardigd totstandkomingsvertrouwen heeft kunnen baseren.
- de koopprijs - waardebepaling;
- het gebruik van het schoolgebouw door derden;
“Wij hebben wel gezegd dat die waardebepaling afhankelijk is van de kaders. Precies zoals het in die e-mail staat. [appellanten] wilde nog meer zekerheid over het bestemmingsplan. Daar hebben we geen antwoord op gegeven. Daar kun je geen zekerheid over geven. Daar moeten we met andere disciplines over nadenken. Dat hebben we ook gezegd.”. Het proces-verbaal van deze zitting is op dit punt door partijen goedgekeurd. [appellanten] heeft zijn stelling daartegenover niet nader onderbouwd.
“(…) Voor volgende afspraak zullen we in beeld brengen welke juridische status de huidige afspraken hebben. Van belang daarbij is dat het bestuur nog een afweging moet maken in hoeverre deze afspraken dusdanig belangrijk zijn dat we wellicht verdergaande privaatrechtelijke afspraken met u willen maken bij de verkoop.”. Gesteld noch gebleken is dat partijen naderhand nog met elkaar hebben gesproken over de bestaande afspraken van de gemeente met de overige gebruikers van het schoolgebouw, de juridische status van deze afspraken en hoe daarmee om te gaan in het licht van een eventueel met [appellanten] te sluiten koopovereenkomst met betrekking tot het schoolgebouw; laat staan dat daarover afspraken met [appellanten] zijn gemaakt. Dit punt, dat niet van ondergeschikte betekenis is, stond dus nog open toen de onderhandelingen op 12 oktober 2018 door de gemeente werden beëindigd.
“Overige bespreekpunten:
“Aandachtspunten
“Het is belangrijk om te weten of de Kiss & Ride Zone blijft. Als die niet zou blijven, zouden ze dat opnieuw moeten aanvragen. Dat zou niet zoveel gevolgen hebben voor de overeenkomst. Ze zouden dat in een Wabo-traject moeten regelen. Dit gaat meer om de continuïteit voor de onderneming.".
“De gemeente is geen partij in de onteigeningsprocedure met Prorail. De gemeente is ook niet verplicht om te zorgen voor een nieuwe huisvesting van het kinderdagverblijf. Dat is en blijft de taak van de familie [[X]] zelf.”. Voort verwijst het hof naar de brief van 23 februari 2017 waarin de gemeente (onder meer) als volgt reageert op de brief van [appellanten] van 14 februari 2017:
“Wij begrijpen de urgentie voor de familie [[X]] en hun bedrijfsvoering. Maar we willen echter nogmaals benadrukken dat gemeente niet verantwoordelijk is voor de her huisvesting van [[Y]] . De gemeente[is]
geen partij in de onteigeningsprocedure van Prorail met als uitgangspunt een schadeloosstelling. (…) Als wij hier niet uit kunnen komen is en blijft de herhuisvesting de verantwoordelijkheid van de familie [[X]] .”.
“Zoals bekend is het vrijkomen van de school een belangrijke voorwaarde.”.