In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige dochter, geboren in 2018. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, verzocht om het gezag niet te beëindigen en om een neutrale instantie met het gezag te belasten. De minderjarige verblijft sinds 2018 bij pleegouders in België en stond onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder het gezag niet heeft misbruikt, maar dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd. De moeder heeft zorgen over de opvoeding door de pleegouders, die tot de Jehova's getuigen behoren, en de beperkte omgang met haar dochter. Het hof oordeelt dat de moeder onvoldoende in staat is om beslissingen te nemen in het belang van de minderjarige, gezien de fragiele situatie en het wantrouwen tussen de betrokkenen. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank en stelt dat de voogdij bij de pleegouders moet blijven, omdat zij het beste zicht hebben op de behoeften van de minderjarige. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.