In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) die aan de belanghebbende was toegekend. De belanghebbende had in zijn aangifte inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017 per ongeluk aangegeven dat zijn jongste kind minstens zes maanden op hetzelfde adres stond ingeschreven. Dit leidde tot een te hoge voorlopige teruggave van € 5.929, waarvan € 2.725 was toegekend als IACK. De inspecteur van de Belastingdienst had de voorlopige aanslag opgelegd op basis van de door belanghebbende ingediende aangifte, zonder voorafgaand onderzoek naar de juistheid van de gegevens.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat de inspecteur niet onzorgvuldig had gehandeld, aangezien aan de controle van een voorlopige aanslag minder hoge eisen worden gesteld. Het hof bevestigde dit oordeel en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Het hof oordeelde dat de inspecteur niet verplicht was om alle gegevens te controleren voordat hij de voorlopige aanslag oplegde. De belanghebbende had geen recht op de IACK, en moest het ten onrechte ontvangen bedrag terugbetalen.
De uitspraak benadrukt het zorgvuldigheidsbeginsel en de verantwoordelijkheden van zowel de belastingplichtige als de Belastingdienst bij het indienen van aangiften. Het hof wees erop dat de belanghebbende een verzoek voor een betalingsregeling kon indienen bij de Belastingdienst, maar dat de belastingrechter niet bevoegd was om te oordelen over de invordering van de bedragen. De beslissing van het hof werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.