ECLI:NL:GHSHE:2022:2251

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
200.308.546_01 en 200.308.546_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling en hoofdverblijf van minderjarige

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De vader verzoekt het hof om de beschikking van de rechtbank te vernietigen, specifiek de beslissing tot uitbreiding van de zorgregeling voor hun minderjarige dochter, geboren in 2009. De vader stelt dat de oorspronkelijke zorgregeling, zoals vastgelegd in het ouderschapsplan van 8 november 2019, weer moet worden hersteld. De moeder heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om het hoofdverblijf van de minderjarige bij haar te vestigen en heeft een wijziging van de zorgregeling aangevraagd. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juni 2022 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakt over de situatie van de minderjarige, die klem zit tussen haar ouders.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen en dat er een co-ouderschapsregeling is afgesproken. De rechtbank had eerder een voorlopige regeling vastgesteld, maar beide ouders zijn het niet eens met de beslissingen van de rechtbank. De vader betoogt dat de uitbreiding van de zorgregeling niet in het belang van de minderjarige is, terwijl de moeder stelt dat de huidige regeling onduidelijkheid en spanningen veroorzaakt. Het hof heeft besloten om de zaak aan te houden en de Raad te verzoeken om een onderzoek in te stellen naar de zorg- en opvoedingstaken, met als doel de belangen van de minderjarige te waarborgen. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot 17 november 2022, om de resultaten van het onderzoek af te wachten.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak:7 juli 2022
Zaaknummers: 200.308.546/01 en 200.308.546/02
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/372908 / FA RK 21-3292
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. S. Jongen,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G.L. Brokking-van Alphen.
Deze zaak gaat over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie: [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 31 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 29 maart 2022, heeft de vader het hof verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de beslissing tot uitbreiding van de zorgregeling, zodat de zorgregeling zoals vastgelegd in het tussen partijen overeengekomen ouderschapsplan van 8 november 2019 weer herleeft.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 mei 2022, heeft de moeder het hof verzocht het verzoek van de vader in hoger beroep af te wijzen.
2.2.1.
Tevens heeft de moeder incidenteel hoger beroep ingesteld en het hof verzocht voormelde beschikking te vernietigen en alsnog rechtdoende zo nodig onder aanvulling van gronden:
- te bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige] zal zijn gelegen bij haar en [minderjarige] een keer per veertien dagen, gedurende het weekend contact heeft met de vader, van zaterdagochtend 9:00 uur tot zondagavond 20:00 uur, waarbij de vader [minderjarige] haalt en de moeder haar weer ophaalt, althans een voor het hof vast te stellen contactregeling.
o Subsidiair verzoekt de moeder het hof om een onderzoek in te stellen; naar het meest aangewezen hoofdverblijf en de aangewezen contactregeling en subsidiair naar de opvoedsituatie van [minderjarige] ;
  • een bijzondere curator te benoemen teneinde de belangen van [minderjarige] onder meer bij de keuze te maken ten behoeve van het al dan niet nastreven van een professionele tenniscarrière te behartigen;
  • te bepalen dat het plaatsen van foto’s waarop onder andere [minderjarige] staat afgebeeld op Facebook/Instagram (uitsluiten toegankelijk voor familie en vriendenkring) niet behoort tot een gezagsbeslissing ex artikel 1:245 lid 4 BW/artikel 1:253 lid 1 BW, doch de uitvoering van het privéleven van de moeder betreft, zodat het door de vader gevraagde verbod, dient te worden afgewezen c.q. beslissing van de rechtbank wordt vernietigd.
Voorts verzoekt de moeder het hof om een voorlopige voorziening te treffen, voor de duur van de procedure, in dier voege, dat [minderjarige] in afwachting van de definitieve uitspraak voorlopig haar hoofdverblijf bij de moeder zal hebben en een nader te bepalen voorlopige contactregeling met de vader zal gelden.
2.2.1.
Bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep met producties, ingekomen ter griffie op 21 juni 2022, heeft de vader het hof verzocht:
- ten aanzien van de voorlopige voorziening de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen dan wel deze af te wijzen.
- ten aanzien van het incidenteel hoger beroep de verzoeken van de moeder niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen en of ongegrond te verklaren.
2.3.
Het hof heeft het verzoek van de vader betreffende de wijziging van de zorgregeling ingeschreven onder zaaknummer 200.308.546/01. Het verzoek van de moeder om een voorlopige voorziening is ingeschreven onder zaaknummer 200.308.546/02.
2.4.
De mondelinge behandeling in beide zaken heeft plaatsgevonden op 28 juni 2022.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Jongen;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Brokking - van Alphen;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.1.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 3 december 2021;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 5 april 2022;
  • de brief van de advocaat van de moeder d.d. 8 juni 2022;
  • een emailbericht van de advocaat van de moeder d.d. 27 juni 2022;
  • het V8-formulier van de advocaat van de vader d.d. 27 juni 2022.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel hoger beroep
3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit dit huwelijk is [minderjarige] geboren.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
3.2.
Bij beschikking van 27 november 2019 heeft de rechtbank Oost-Brabant tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 25 maart 2020 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.1.
De vader en de moeder hebben op 8 november 2019 een ouderschapsplan ondertekend
waaruit onder meer en voor zover hier van belang blijkt dat [minderjarige] haar hoofdverblijf bij de
vader heeft en dat de dagelijkse zorg tussen ouders als volgt is verdeeld:
- de moeder heeft de dagelijkse zorg op woensdag en 26 weekenden (in overleg) per
jaar;
- de vader heeft de dagelijkse zorg op maandag, dinsdag, donderdag, vrijdag en 26
weekenden (in overleg) per jaar.
In het echtscheidingsconvenant hebben partijen afgesproken dat zij een co-ouderschap
praktiseren, waarbij ze ernaar streven beiden ongeveer de helft van de zorgtaken over
[minderjarige] uit te oefenen.
De ouders zijn in het ouderschapsplan de navolgende regeling overeengekomen met
betrekking tot vakantie, feestdagen en verjaardagen:
- zomervakantie: [minderjarige] verblijft drie aaneengesloten weken bij de vader en drie
aaneengesloten weken bij de moeder. De vader en de moeder gaan in overleg met
elkaar, welke weken dit worden en hoe ze verdeeld gaan worden;
- Herfst-, carnaval-, Paas-, Pinkster- en meivakantie worden evenredig over de
ouders verdeeld. Gaat [minderjarige] het ene jaar in de herfst, carnaval en meivakantie naar
de ene ouder, dan wordt dit het jaar daarop gewisseld. Zijn er twee weken te
verdelen, dan neemt eenieder een week de zorg voor zijn of haar rekening;
Kerstvakantie en Nieuwjaarsvakantie: [minderjarige] is de eerste week bij de vader en de
tweede week bij de moeder. Ook hierbij wisselt dit elk jaar;
Sinterklaas: Op Sinterklaasavond (5 december) is [minderjarige] bij moeder en op
Sinterklaasdag (6 december) tenminste gedurende 5 uur bij vader. Dit wisselt elk
jaar;
Hemelvaartsdag en aansluitend weekend: geen afspraak;
Verjaardagen en bijzondere dagen: Op Vaderdag verblijft [minderjarige] bij haar vader. Op
Moederdag verblijft [minderjarige] bij haar moeder. De dag daarvoor verblijft [minderjarige] bij de vader c.q. de moeder. Elk der ouders moet in de gelegenheid worden gesteld om
op de dag dat [minderjarige] jarig is, [minderjarige] persoonlijk te feliciteren. Beide ouders
proberen ruim van tevoren contact met elkaar op te nemen hoe ze hier invulling aan
gaan geven.
Met betrekking tot de schoolkeuze is het navolgende afgesproken: Een keuze voor een
"type" school maken de ouders tezamen met [minderjarige] , waarbij de ouders in gezamenlijk
overleg met elkaar zullen beslissen.
3.3.
Bij beschikking van 6 augustus 2021 heeft de rechtbank Oost-Brabant, voor zover thans van toepassing, de navolgende voorlopige voorziening vastgesteld. Aan de moeder is vervangende toestemming verleend om [minderjarige] in te schrijven op het [college] college in [plaats] en om met [minderjarige] in de periode van 14 augustus 2021 tot 5 september 2021 (of een deel daarvan) in het buitenland op vakantie te gaan. Het verzoek van de moeder tot wijziging van de contactregeling tussen haar en [minderjarige] is afgewezen.
3.4.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, de door partijen bij het ouderschapsplan van 8 november 2019 overeengekomen contactregeling tussen de moeder en [minderjarige] gewijzigd en inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de volgende regeling vastgesteld betreffende het contact tussen de moeder en [minderjarige] :
- [minderjarige] verblijft een weekend per veertien dagen bij de moeder van vrijdag uit
school tot maandag naar school;
- [minderjarige] verblijft de ene week, in de week nadat [minderjarige] het weekend bij de moeder
heeft verbleven, op woensdag uit school tot donderdag naar school bij de moeder;
- [minderjarige] verblijft de andere week, in de week nadat [minderjarige] het weekend bij de vader
heeft verbleven, van dinsdag uit school tot donderdag naar school bij de moeder;
- [minderjarige] verblijft bij haar moeder op het huwelijk van de moeder en haar nieuwe
partner in februari 2022.
Verder heeft de rechtbank de door partijen bij het ouderschapsplan van 8 november 2019 overeengekomen vakantieregeling ten aanzien van de zomervakantie gewijzigd in die zin dat [minderjarige] ieder jaar de eerste drie weken van de zomervakantie bij de moeder zal verblijven en de laatste drie weken van de zomervakantie bij de vader zal verblijven;
Tot slot heeft de rechtbank bepaald dat de moeder, zonder toestemming van de vader, geen foto's van [minderjarige] via Facebook op internet plaatst.
De verzoeken van de moeder ten aanzien van het hoofdverblijf, de bijzondere curator, vervangende toestemming inschrijving school zijn door de rechtbank afgewezen. De
verzoeken van de vader ten aanzien van de zorgregeling zijn gedeeltelijk afgewezen.
3.5.
Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - kort samengevat - aan dat de door de rechtbank bepaalde uitbreiding van de zorgregeling niet in het belang van [minderjarige] is en de oude regeling (zoals bepaald in het ouderschapsplan) weer dient te gelden. De rechtbank heeft ten onrechte reden gezien tot de uitbreiding van de omgang tussen de moeder en [minderjarige] . De vader vindt ook dat de rechtbank ten onrechte heeft besloten [minderjarige] niet meer te horen en ten onrechte is afgeweken van het advies van de raad. Daarbij komt dat de rechtbank er ten onrechte vanuit is gegaan dat de vader niet openstaat voor uitbreiding van de zorgregeling en slechts minimaal contact toestaat tussen moeder en [minderjarige] . Tot slot heeft de rechtbank onterecht geoordeeld dat het beperkte contact met de moeder niet in het belang van [minderjarige] is.
3.6.1.
Vader voert daartoe aan dat het nooit de bedoeling is geweest om een co-ouderschap na te streven en uit niets blijkt dat de regeling in het ouderschapsplan een tijdelijke zou zijn. De vader heeft altijd opengestaan voor uitbreiding van de omgang. De moeder heeft daar echter niet eerder om gevraagd. Een te grote uitbreiding van de omgang acht de vader niet in het belang van [minderjarige] . In de eerste plaats wil [minderjarige] geen co-ouderschap. Daarnaast luidde het advies van de raad bovendien om geen co-ouderschap op te leggen omdat dit te belastend zou zijn voor [minderjarige] . De raad adviseerde om de lopende zorgregeling uit te breiden met een overnachting, in die zin dat de omgang op woensdag zou worden uitgebreid met een overnachting tot donderdag of dat het weekend zou worden uitgebreid met een extra overnachting op vrijdag of zondag. Nu echter ook de schoolvakanties bij helfte worden verdeeld komt de zorgregeling in de buurt van een co-ouderschapsregeling, hetgeen de raad en de rechtbank niet in het belang van [minderjarige] achtten.
Ook vraagt de nieuwe regeling meer communicatie tussen de ouders. De communicatie was al slecht en is alleen maar verslechterd. Deze regeling vraagt vertrouwen tussen de ouders. Ook dit ontbreekt. Deze uitgebreide regeling is om die reden ook nadelig voor [minderjarige] .
De vader wijst er verder op dat de moeder haar toezegging dat zij zal zorgdragen voor het brengen en halen van [minderjarige] naar tennistrainingen op de dagen dat zij bij de moeder is niet na. Ook houdt de moeder zich niet aan de afspraak ten aanzien van internet en social media.
De vader concludeert dat de nieuwe zorgregeling [minderjarige] niet gelukkiger maakt.
3.7.
De moeder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - kort samengevat - het navolgende aan:
3.7.1.
In de eerste plaats heeft de moeder het hof verzocht om haar echtgenoot, de heer [echtgenoot] , als belanghebbende in de onderhavige zaak aan te merken.
3.7.2.
Verder heeft de moeder het hof verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat [minderjarige] in afwachting van de definitieve uitspraak, haar hoofdverblijf bij de moeder zal hebben en te bepalen dat er een voorlopige contactregeling met de vader zal gelden.
3.7.3.
De moeder heeft voorts de grieven van de vader als volgt gemotiveerd betwist.
De moeder benadrukt dat partijen destijds wel een co-ouderschap ambieerden. De moeder beschikte toen echter nog niet over een eigen woning. De moeder betwist dat de oorspronkelijke beperkte zorgregeling goed liep en in het belang van [minderjarige] was. Bovendien is het altijd mogelijk om een wijziging te vragen.
Ook betwist de moeder dat [minderjarige] slechts een kleine verruiming van de omgangsregeling wil. Daarbij komt dat het de rechter vrij staat om af te wijken van het advies van de raad.
De moeder wijst er verder op dat [minderjarige] klem zit tussen de ouders en zij bij iedere ouder een andere visie vertelt. Daarom wenst de moeder dat er een bijzondere curator wordt benoemd. Zij kan dan zelf vertellen wat zij wil en tegen welke problemen zij aanloopt zonder het idee te hebben de ouders af te vallen.
Verder verschillen de ouders van inzicht over de uitoefening van de sport.
De communicatie tussen de ouders is verslechterd en een vermindering van de duur van het verblijf bij de moeder is geen oplossing.
De moeder erkent dat zij heeft toegezegd zorg te dragen voor het halen en brengen van [minderjarige] naar de tennis. De vader heeft echter zonder overleg deze activiteiten uitgebreid. De moeder vraagt zich ook af of [minderjarige] proftennisser wil worden.
De moeder betwist dat [minderjarige] geen sociale contacten heeft wanneer zij bij haar is en dat zij niets onderneemt met [minderjarige] . Ook ontkent zij dat [minderjarige] geen contact mag hebben met de vader als zij bij de moeder is.
De ouders staan wat betreft het welzijn en welbevinden van [minderjarige] volgens de moeder recht tegen over elkaar.
Incidenteel hoger beroep:
3.7.4.
De moeder werpt in haar incidenteel hoger beroep op dat de rechtbank ten onrechte haar verzoek tot wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige] en wijziging van de zorgregeling heeft afgewezen. Ook heeft de rechtbank ten onrechte een zorgregeling vastgesteld waarbij [minderjarige] één weekend per 14 dagen bij moeder verblijft van vrijdag na school tot maandag en vervolgens in de ene week, de week nadat [minderjarige] het weekend bij de moeder heeft verbleven, op woensdag uit school tot donderdag bij moeder en [minderjarige] in de andere week van dinsdag uit school tot donderdag naar school bij de moeder verblijft.
Daarnaast heeft de rechtbank ten onrechte het verzoek van de moeder tot het benoemen van een bijzondere curator afgewezen. Tot slot heeft de rechtbank ten onrechte bepaald dat de moeder zonder toestemming van vader geen foto’s van [minderjarige] via Facebook op internet kan plaatsen.
3.7.5.
De moeder voert daartoe aan dat door de rechtbank opgelegde contactregeling voor onduidelijkheid en extra spanningen zorgt bij [minderjarige] . De vader staat (wanneer [minderjarige] bij moeder is en vanuit daar naar school gaat) haar bij de school op te wachten. Verder heeft de vader de tennislessen omgegooid zonder overleg met de moeder en leidt dit tot meer drukte, schoolverzuim en een beperking van de weekenden wanneer zij bij de moeder is.
Ook zet de vader de contacten tussen moeder en [minderjarige] onder druk en hebben zich incidenten voorgedaan waarin de wijkagent zich heeft gemengd, waardoor de casus is neergelegd bij de Beschermtafel. Het is volgens de moeder juist de vader die niet wil meewerken aan vrijwillige hulpverlening.
De moeder vreest voor het welzijn van [minderjarige] nu de vader het leven van [minderjarige] volledig wil controleren; ook uit de rapportage van Veilig Thuis blijkt dat [minderjarige] klem zit tussen de ouders. De vader neemt verder eenzijdige beslissingen, geeft geen akkoord voor vaccinaties en bepaalt dat [minderjarige] hem elke dag (die zij bij de moeder is) om 20:30 uur moet bellen.
3.8.
De vader heeft het hof verzocht om het verzoek van de moeder - om haar echtgenoot als belanghebbende aan te wijzen - af te wijzen. Datzelfde geldt voor het verzoek van de moeder ten aanzien van de voorlopige voorziening. Verder heeft de vader de grieven van de moeder in het door haar ingestelde incidenteel hoger beroep gemotiveerd betwist.
3.9.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om de bestaande situatie te bestendigen en (vooralsnog) geen wijzigingen aan te brengen. De raad deelt de zorgen van het hof dat [minderjarige] ernstig klem zit tussen haar ouders en benoemt dat er reeds een verzoek ligt vanuit Veilig Thuis voor een beschermingsonderzoek. Dit onderzoek zou eventueel kunnen worden uitgebreid ten aanzien van het hoofdverblijf en de omgang. De vertegenwoordiger van de raad heeft toegezegd haar collega’s te informeren over de prioritering van deze zaak.
Het is volgens de raad zorgelijk dat de ouders zich onmachtig tonen en eigenhandig beslissingen nemen omdat er geen onderling overleg mogelijk is. De ouders staan recht tegenover elkaar. [minderjarige] weet niet meer wat zij wil en raakt zichzelf kwijt door deze situatie.
Een tijdelijke verandering, zoals de moeder verzoekt, zal niet zorgen voor een situatie waarbij [minderjarige] minder onder druk komt te staan, aldus de raad.
Eerst dient het raadsonderzoek te worden afgewacht. De raad acht in eerste instantie een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk, waarbij vervolgens dient te worden gekeken naar het hoofdverblijf en de omgang van [minderjarige] met de andere ouder.
De raad begrijpt dat Veilig Thuis bezig is met het zoeken van een vertrouwenspersoon. De aanstelling van een bijzondere curator acht de raad daarom in dit stadium niet nodig, temeer nu een bijzondere curator informatie dient te delen met derden, wat de klempositie waarin [minderjarige] verkeert alleen maar groter zou kunnen maken.
3.10.
Het hof oordeelt als volgt
3.10.1.
Het hof heeft ter mondelinge behandeling het verzoek van de moeder om haar huidige echtgenoot in de onderhavige procedure als belanghebbende aan te merken afgewezen. Naar het oordeel van het hof behoort hij niet tot de kring van belanghebbenden in familiezaken zoals de Hoge Raad dat op basis van artikel 798 lid 1 Rv heeft uitgelegd in zijn jurisprudentie (HR 12 sept 2014, ECLI:NL:HR:2014:2665 en HR 30 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:488) en ziet het hof geen aanleiding om daarvan af te wijken.
3.10.2.
Het hof wijst daarnaast ook het verzoek van de moeder inzake de voorlopige voorziening af. Reeds ter mondelinge behandeling van het hof is door het hof geconstateerd dat [minderjarige] zich in een zeer moeilijke positie bevindt en klem zit tussen de ouders. De ouders staan lijnrecht tegenover elkaar. Dit belast haar zeer waardoor zij steeds een ander standpunt inneemt. Het hof vindt het van groot belang dat een en ander goed wordt onderzocht. Het hof heeft daarom besloten geen mondelinge uitspraak doen, zoals de moeder ter mondelinge behandeling met klem heeft verzocht. Het hof volgt het advies van de raad om op dit moment niets te wijzigen en de situatie zoals die nu is te laten voortduren, opdat er eerst een gedegen onderzoek kan plaatsvinden door de raad over wat nu het meest in het belang van [minderjarige] is.
3.11.
Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie zoals gezegd onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen. Het hof zal dan ook, zoals ter mondelinge behandeling van het hof is besproken, de raad verzoeken om een onderzoek in te stellen dan wel het reeds geplande beschermingsonderzoek uit te breiden en te rapporteren en adviseren omtrent de volgende vragen:
  • Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige] en hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie te worden vormgegeven?
  • Is hulpverlening nodig? Zo ja, welke, ten behoeve van wie en met welk doel?
  • Is een wijziging in de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] in het belang van [minderjarige] ?
  • Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om in de rapportage en het advies te vermelden?
3.11.1.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak vier maanden aanhouden, teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
3.11.2.
Op grond van het vorenstaande zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep:
in
de zaak met zaaknummer 200.308.546/02:
wijst af het verzoek van de moeder om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat [minderjarige] in afwachting van de definitieve uitspraak, voorlopig haar hoofdverblijf bij de moeder zal hebben en een voorlopige contactregeling met de vader zal gelden;
in de zaak met zaaknummer 200.308.546/01:
wijst af het verzoek van de moeder om haar echtgenoot, de heer [echtgenoot] , als belanghebbende te benoemen;
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3.11. is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 17 november 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, C.D.M. Lamers en H.J.M. van Arkel-van Gasselt en is op 7 juli 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.