Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[verweerder] , en
[verweerster],
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
- Tussen [verzoeker] en [verweerder] c.s. is een geschil ontstaan over een tussen partijen gesloten koopovereenkomst van 6 oktober 2017 betreffende een onroerende zaak (hierna: de woning) nadat [verweerder] c.s. in de e-mail van 15 maart 2018 aan de notaris met [verzoeker] in cc – circa één maand voor de levering op 16 april 2018 – hebben opgemerkt dat in 2014 asbest isolatieplaten op het dak zijn verwijderd voor het aanbrengen van twee VELUX dakramen op de zolder.
- Op 22 mei 2018 heeft een deskundigenonderzoek plaatsgevonden. Uit het aanvullend deskundigenonderzoek van 19 oktober 2018 is naar voren gekomen dat in het gehele dakbeschot van de woning asbest was verwerkt.
- Bij brieven van 23 april 2019 en 1 juli 2019 zijn [verweerder] c.s. door [verzoeker] aangeschreven. Dit heeft niet tot een oplossing geleid.
- Vervolgens heeft [verzoeker] [verweerder] c.s. gedagvaard. [verzoeker] heeft zich – kort weergegeven – op het standpunt gesteld dat [verweerder] c.s. de op hen rustende mededelingsplicht hebben geschonden door hem niet – vóór het tekenen van de koopovereenkomst – te hebben gewezen op het feit dat in 2014 bij een verbouwing asbest in het dakbeschot was aangetroffen. [verzoeker] heeft de asbestsaneringskosten ten bedrage van € 15.188,63 inclusief btw als schadevergoeding van [verweerder] c.s. gevorderd.
- [verweerder] c.s. hebben de gestelde feiten betwist en bij de conclusie van antwoord een e-mail van 25 mei 2018 van hun verkoopmakelaar, mevrouw [verkoopmakelaar] , in de procedure overgelegd (prod. 2 bij verzoekschrift) waarin zij aan [verweerder] c.s. heeft geschreven:
- Op 24 september 2020 heeft de mondelinge behandeling in eerste aanleg in de bodemprocedure plaatsgevonden. De kantonrechter heeft een mondeling tussenvonnis gewezen en aan [verzoeker] een bewijsopdracht verstrekt.
- Ter voldoening aan de bewijsopdracht heeft [verzoeker] op 23 februari 2021 zichzelf en zijn taxatiemakelaar als getuigen doen horen. In de contra-enquête hebben [verweerder] c.s. zichzelf als getuigen doen horen.
- Bij vonnis van 24 juni 2021 heeft de rechtbank Oost-Brabant de vorderingen van [verzoeker] afgewezen. De kantonrechter heeft onder meer geoordeeld dat [verzoeker] niet geslaagd is in het hem opgedragen bewijs dat tijdens de bezichtigingen op 17 en 22 september 2017 door [verweerder] c.s. respectievelijk hun verkoopmakelaar geen melding is gemaakt van het asbest dat in 2014 is aangetroffen in het dakbeschot en dat niet is vast komen te staan dat [verweerder] c.s. de mededelingsplicht hebben geschonden.
- Tegen dit vonnis heeft [verzoeker] bij dagvaarding van 22 september 2021 hoger beroep ingesteld en [verweerder] c.s. in hoger beroep gedagvaard tegen de rolzitting van 30 november 2021 (zaaknummer 200.302.856/01). Ambtshalve heeft het hof inmiddels vastgesteld dat deze zaak op 14 december 2021 door partijen is doorgehaald.
nadatde koopovereenkomst was getekend, wenst hij de verkoopmakelaar, mevrouw [verkoopmakelaar] , werkzaam bij [makelaardij] B.V., daarover onder ede te doen horen en haar onder meer te vragen hoe haar verklaring per e-mail van 25 mei 2018 zich verhoudt tot het verzwijgen van deze informatie in zowel de verkoopbrochure als de koopakte en de NVM-vragenlijst. In de door haar opgestelde koopakte is namelijk bevestigd dat koper (met uitzondering van de schoorsteen) niet bekend is met de aanwezigheid van asbest in de woning, zodat de stellingen van [verweerder] c.s. ten aanzien daarvan volgens [verzoeker] niet consistent zijn. Volgens [verzoeker] staan de verklaring van de verkoopmakelaar en de door haar geredigeerde tekst in de koopakte op gespannen voet met elkaar.
Van enig bezwaar tegen het voorlopig getuigenverhoor is het hof (ook ambtshalve) niet gebleken.