In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding. De vrouw, appellante, had een alimentatieprocedure in Marokko gestart ten behoeve van haar dochter. De man, geïntimeerde, vorderde in kort geding dat de vrouw deze procedure zou staken, omdat hij meende dat zij onrechtmatig handelde. De voorzieningenrechter in eerste aanleg had de vordering van de man toegewezen, maar de vrouw ging in hoger beroep. Het hof oordeelde dat de man onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de vrouw misbruik van procesrecht maakte of onrechtmatig handelde door de procedure in Marokko aanhangig te maken. Het hof stelde vast dat de vrouw zich had laten voorlichten over haar mogelijkheden om in Marokko te procederen en dat er geen evident misbruik van recht was. Het hof vernietigde het vonnis van de voorzieningenrechter en wees de vordering van de man af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg.