ECLI:NL:GHSHE:2022:1759
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de weigering tot toelating van een schuldsaneringsregeling op basis van artikel 288 Faillissementswet
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de rechtbank Zeeland-West-Brabant om de appellant toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. De appellant had eerder, op 31 maart 2022, een verzoek ingediend bij de rechtbank, dat was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet te goeder trouw was geweest in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek, omdat hij schulden had laten ontstaan die niet in overeenstemming waren met zijn financiële situatie. De appellant, bijgestaan door zijn advocaat mr. T. van Uden, heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn schulden niet aan hem kunnen worden tegengeworpen, omdat hij in een moeilijke persoonlijke situatie verkeerde, waaronder psychosociale problemen en het verlies van zijn baan. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 mei 2022 heeft de Kredietbank Nederland verklaard dat de appellant onder financieel toezicht staat en zijn verplichtingen nakomt. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellant niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek te goeder trouw is geweest. Het hof heeft ook vastgesteld dat de appellant geen relevante verklaring van een hulpverlener heeft overgelegd die bevestigt dat zijn psychosociale problemen beheersbaar zijn. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bekrachtigd, met de conclusie dat de appellant niet voldoet aan de vereisten voor toelating tot de schuldsaneringsregeling.