ECLI:NL:HR:2013:1031

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 oktober 2013
Publicatiedatum
24 oktober 2013
Zaaknummer
13/03499
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating schuldsanering en voorlopige voorziening in het kader van de WSNP

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoekster, die een verzoek tot toelating tot de schuldsanering had ingediend. Het geding in feitelijke instanties begon met een vonnis van de rechtbank Den Haag op 7 juni 2013, gevolgd door een arrest van het gerechtshof Den Haag op 9 juli 2013. Verzoekster heeft tegen het arrest van het hof cassatie ingesteld en tevens een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft in zijn conclusie geadviseerd tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek om een voorlopige voorziening en tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten in de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het beroep werd verworpen, was er geen noodzaak om het verzoek om een voorlopige voorziening te behandelen.

De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat het cassatieberoep van verzoekster wordt verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in stand blijven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth, waarbij de andere raadsheren C.A. Streefkerk, C.E. Drion en G. Snijders ook betrokken waren.

Uitspraak

25 oktober 2013
Eerste Kamer
13/03499
LZ/GB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. M.J.G. Schroeder.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/09/441216/FT RK 13/915 en 13/917 van de rechtbank Den Haag van 7 juni 2013;
b. het arrest in de zaak 200.128.620/01 van het gerechtshof Den Haag van 9 juli 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Tevens heeft zij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening en – voor het overige - tot verwerping.
De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 20 september 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening

Nu het beroep moet worden verworpen, behoeft het door [verzoekster] gedane verzoek om een voorlopige voorziening geen behandeling.

5.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
25 oktober 2013.