AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Belastingheffing over AOW-uitkering van een inwoner van Bulgarije die in Nederland en België werkt
In deze zaak gaat het om een inwoner van Bulgarije die AOW ontvangt en werkzaamheden verricht voor een Nederlandse werkgever, eerst in Nederland en later via detachering in België. De inspecteur van de Belastingdienst heeft belasting geheven over de AOW-uitkering en premies voor de Algemene nabestaandenwet (Anw) en de Wet langdurige zorg (Wlz). De belanghebbende betwist deze heffingen en stelt dat er geen belasting geheven kan worden over de AOW-uitkering, omdat het aangifteprogramma geen mogelijkheid bood om deze uitkering op te geven. Het hof oordeelt dat Nederland op basis van de nationale wetgeving en het belastingverdrag met Bulgarije bevoegd is om belasting te heffen over de AOW-uitkering. Het hof stelt vast dat de inspecteur terecht belasting heeft geheven, ondanks de verwarring die het aangifteprogramma mogelijk heeft veroorzaakt. Daarnaast oordeelt het hof dat de premies voor de Anw en Wlz ook terecht zijn geheven, omdat de Verordening 883/2004 bepaalt dat de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving van toepassing is op de belanghebbende. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
Voetnoten
1.Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Volksrepubliek Bulgarije tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen van 6 juli 1990.
2.Artikel 2.1, letter b, Wet IB 2001.
3.Artikel 7.2, lid 2, letter e, Wet IB 2001.
4.Artikel 18, lid 3, Belastingverdrag.
5.Verordening (EG) Nr. 883/2004 van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.
6.Artikel 11, lid 3, letter a, Verordening.
7.Artikel 12, lid 1, Verordening.
8.Artikel 2 Wet op de loonbelasting 1964.