AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2015 en belastingrente
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant over de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015. De inspecteur had een aanslag opgelegd aan belanghebbende, waarbij hij een bedrag aan rentekosten in verband met de eigen woning had geaccepteerd, ondanks dat er in 2015 geen eigenwoningschuld was. Belanghebbende had in 2014 een woning van zijn vader gekocht en deze verbouwd, maar de inspecteur rekende de woning tot de heffingsgrondslag voor box 3. Het hof oordeelt dat de inspecteur de aanslag niet te hoog heeft vastgesteld en dat de WOZ-waarde van de woning correct is toegepast. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De beslissing is openbaar uitgesproken op 19 januari 2022.
Voetnoten
1.Schuld van € 24.738 – aftrekbeperking schulden van € 6.000.
2.0,45% van WOZ-waarde van de woonunit van € 30.000.
3.Artikel 3.112 Wet IB 2001.
4.Artikel 3.110 Wet IB 2001 in samenhang bezien met artikel 3.120, lid 1, letter a, Wet IB 2001.
5.Artikel 3.111, lid 8, Wet IB 2001.
6.Artikel 3.111, lid 1, Wet IB 2001.
7.Artikel 5.3, lid 1, Wet IB 2001.
8.Artikel 5.2, lid 1, Wet IB 2001.
9.Artikel 5.3, lid 2, letter a, Wet IB 2001.
10.Artikel 5.20, lid 3, Wet IB 2001 in samenhang bezien met artikel 17a Uitvoeringsbesluit IB 2001 en artikel 5.20, lid 4, Wet IB 2001 in samenhang bezien met artikel 17b Uitvoeringsbesluit IB 2001.