3.1.In de rechtsoverwegingen 3.1 tot en met 3.28 van het bestreden vonnis heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Met grief I in principaal hoger beroep wordt deze vaststelling bestreden. Daarbij begrijpt het hof dat de bezwaren die [X] door middel van principale grief I naar voren wil brengen tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, zijn verwoord in randnummer 5 van de memorie van grieven. Het hof zal een nieuw overzicht geven van de feiten die in hoger beroep het uitgangspunt vormen.
a. [X] is ondernemer. Hij is bestuurder en grootaandeelhouder van [X] Holding B.V. (hierna: [X] Holding). [X] Holding staat aan het hoofd van de [X] Groep. Directeur bedrijfsvoering van de [X] Groep is de heer [persoon A] (hierna: [persoon A] ).
b. [X] had begin 2008 een privé vermogen van € 41.000.000,--, waarvan
€ 24.000.000,-- aan overwaarde in beleggingspanden. De meeste van die beleggingspanden waren gefinancierd door ABN Amro tegen een variabele rente gebaseerd op het Euribor tarief. In 2006 had [X] op advies van ABN Amro zes renteswaps van totaal € 21.143.750,-- bij ABN Amro afgesloten ter afdekking van het risico dat die variabele rente zou stijgen (hierna: de ABN Amro renteswaps). In verband met de ABN Amro renteswaps maakte [X] elders een procedure tegen ABN Amro aanhangig.
c. [X] streefde ernaar om uiteindelijk beleggingspanden met een waarde van € 100.000.000,-- te bezitten, waarvan € 60.000.000,-- gefinancierd. Toen ABN Amro in 2007 meedeelde dat zij geen nieuwe kredieten meer aan [X] wilde verstrekken voor de aankoop van nieuwe beleggingspanden, moest [X] op zoek naar een bank die wel wilde meewerken aan groei van zijn beleggingspandenportefeuille. Hij kwam terecht bij Van Lanschot dankzij de accountmanager de heer [persoon B] (hierna: [persoon B] ), die eerder van ABN Amro naar Van Lanschot was overgestapt.
d. De relatie tussen [X] en Van Lanschot begon met een rekening-courant krediet van € 5.000.000,-- dat Van Lanschot op 17 september 2007 aan [X] verleende. Voor dit krediet gold een variabele rente bestaande uit het 3 maands Euribor tarief plus een opslag van 1% (productie 2 [X] ). Dat krediet stelde [X] in staat om snel nieuwe beleggingspanden aan te kopen zonder een beslissing van Van Lanschot over de financiering daarvan te hoeven afwachten. Later zou dan een langlopend krediet voor elk gekocht beleggingspand kunnen worden afgesloten tegen een variabele rente bestaande uit het 1 maands Euribor tarief plus een opslag van 0,80%. Van Lanschot meldde daarbij:
“Het eventueel indekken van renterisico’s zal in die situaties middels rentecap en/of renteswap dienen plaats te vinden.”
e. Op 21 december 2007 sloten [X] en Van Lanschot een kredietovereenkomst (productie 3 [X] ), waarbij Van Lanschot aan [X] kredieten van totaal € 45.900.000,-- verleende. Die kredieten bestonden uit:
1. het eerder al verleende rekening-courant krediet van € 5.000.000,-- tegen een variabele rente die nog steeds bestond uit het 3 maands Euribor tarief plus een opslag van 1%;
2. geldlening I: een kredietfaciliteit van € 28.630.000,-- bedoeld voor de herfinanciering (overname) van de bij ABN Amro afgesloten leningen tegen een variabele rente bestaande uit het 3 maands Euribor tarief plus een opslag van 0,7%; deze rente had een looptijd van 5 jaar en het krediet had een looptijd van 10 jaar; op basis van deze kredietfaciliteit werden de meeste van de bestaande leningen in de periode van 31 maart 2008 tot 1 oktober 2008 groepsgewijs overgezet van ABN Amro naar Van Lanschot, waarbij steeds per beleggingspand een nieuwe lening met een zelfstandige rente-looptijd van 5 jaar werd afgesloten (productie 40 bij inleidende dagvaarding en verklaring van [X] tijdens de comparitie in de procedure bij de rechtbank);
3. geldlening II: een krediet van € 2.200.000,-- voor de aankoop van het onroerend goed gelegen aan de [adres 1] tegen een variabele rente bestaande uit het 3 maands Euribor tarief plus een opslag van 0,7%; deze rente had een looptijd van 5 jaar en het krediet had een looptijd van 25 jaar; dit krediet is ingegaan op 28 december 2007 (productie 40 bij inleidende dagvaarding);
4. geldlening III: een krediet van € 6.370.000,-- voor de herfinanciering van het onroerend goed gelegen aan de [adres 2] te [plaats] tegen een variabele rente bestaande uit het 3 maands Euribor tarief plus een opslag van 0,7%; deze rente had een looptijd van 5 jaar en het krediet had een looptijd van 10 jaar; dit krediet is ingegaan op 31 maart 2008 (productie 40 bij inleidende dagvaarding);
5. een obligofaciliteit van € 3.700.000,-- ten behoeve van rentederivaten.
De kredietovereenkomst bepaalde verder (voor zover hier van belang):
“Bijzondere bepalingen
Aan de beschikbaarstelling van onderhavige kredietfaciliteit verbinden wij de navolgende voorwaarden:
(…)
dat het renterisico op een ons conveniërende wijze afgedekt dient te zijn.”
f. Op 21 januari 2008 gaf mevrouw [persoon C] van Van Lanschot een presentatie aan [X] en [persoon A] (productie 6 [X] ). Bij die presentatie werden in ieder geval de mogelijkheden van een renteswap of een rentecap besproken. Op de sheets van de presentatie is ook de mogelijkheid van een vaste rente vermeld, maar [X] betwist dat die mogelijkheid is besproken. [persoon C] gaf uitleg over de werking van een renteswap en een rentecap, maar zij ging niet uitgebreid in op de risico’s van die producten. [persoon C] heeft op de comparitie in de procedure bij de rechtbank verklaard dat bij de presentatie wel een negatieve waarde en een overhedge aan de orde zijn geweest. [persoon C] meldde dat Van Lanschot bij een rentecap een maximum zou garanderen voor het variabele Euribor tarief. Voor een rentecap van 5,5% met een looptijd van 5 jaar zou vooraf een premie van € 69.346,-- per € 10.000.000,-- moeten worden betaald, maar dan zou [X] nooit meer dan een rente van (de cap van 5,5% plus de eerder overeengekomen opslag van 0,7% is) 6,2% hoeven te betalen. Bij een renteswap zou [X] het Euribor tarief ruilen tegen een vaste swaprente van 4,06%. [X] zou dan per saldo 5 jaar lang een rente van (de swaprente van 4,06% plus de opslag van 0,7% is) 4,76% gaan betalen. [X] koos voor de renteswap, omdat hij daarvoor geen premie hoefde te betalen, maar alleen rente.
g. Op 23 januari 2008 ondertekenden [X] en Van Lanschot de Raamovereenkomst Financiële Derivaten (hierna: de raamovereenkomst; productie 4 [X] ). Bij die gelegenheid (en niet ook eerder) werden de Algemene Bepalingen voor Financiële Derivaten (productie 32 [X] ) en de Bijlage Financiële Derivaten (productie 33 [X] ) aan [X] overhandigd. In artikel 2 van de raamovereenkomst verklaarde [X] dat hij deze stukken had ontvangen en dat hij de inhoud daarvan kende en ermee instemde.
h. Dezelfde dag, op 23 januari 2008, sloot [X] bij Van Lanschot een renteswap af van € 2.200.000,-- met als einddatum 28 maart 2013 (hierna: renteswap 7; productie 12 [X] ). [X] ruilde bij deze renteswap het 3 maands Euribor tarief tegen een vaste swaprente van 4,06%. Kennelijk diende deze renteswap ter afdekking van het renterisico in verband met de op 28 december 2007 ingegane geldlening II van € 2.200.000,--.
i. ABN Amro bleek niet bereid om de ABN Amro renteswaps voort te zetten na de beëindiging van de kredieten bij ABN Amro. Zij bood [X] de keuze tussen het marktgebonden afkopen (tegensluiten) van de renteswaps en het overzetten van die renteswaps naar Van Lanschot (assignen). Bij e-mail van 11 februari 2008 (productie 5 Van Lanschot) deelde ABN Amro aan [persoon A] mee dat de renteswapportefeuille per 1 februari 2008 een negatieve waarde had van € 151.866,--. [persoon B] deelde bij e-mail van 12 februari 2008 (productie 52 [X] ) aan [X] mee dat het overzetten van de derivatenportefeuille naar Van Lanschot geen enkel probleem was. De zes bestaande renteswaps werden vervolgens op 25 februari 2008 bij ABN Amro beëindigd (productie 5 [X] ), waarna Van Lanschot op 3 maart 2008 bevestigingen aan [X] stuurde over zes renteswaptransacties onder dezelfde voorwaarden als bij ABN Amro (hierna: renteswaps 1 tot en met 6; productie 6 tot en met 11 [X] ).
j. Op 3 oktober 2008 sloot [X] bij Van Lanschot een renteswap af van
€ 10.000.000,-- met als einddatum 28 september 2018 (hierna: renteswap 8; productie 13 [X] ). [X] ruilde bij deze renteswap het 3 maands Euribor tarief tegen een vaste swaprente van 4,44%. [X] had hierna 8 renteswaps van totaal € 33.343.750,-- ter afdekking van het renterisico van de financieringen voor zijn beleggingspanden. Na 3 oktober 2008 werden geen nieuwe renteswaps meer tot stand gebracht in verband met die beleggingspanden.
k. De renteswaps 1 tot en met 6 en renteswap 8 waren niet bedoeld ter afdekking van het renterisico in verband met specifieke leningen, maar ter afdekking van het renterisico in verband met de hele portefeuille van beleggingspanden (portefeuillehedge).
l. Al op 20 maart 2008 had Van Lanschot een kredietfaciliteit van € 13.300.000,-- verleend in verband met de privéwoning van [X] (productie 22 bij inleidende dagvaarding), bestaande uit € 9.000.000,-- voor de aankoop van de nieuwe woning van [X] , een overbruggingskrediet in rekening-courant van € 2.500.000,-- dat met behulp van de opbrengst van de oude woning moest worden afgelost, en een obligofaciliteit ten behoeve van renteswaps van
€ 1.800.000,--. Voor beide kredieten gold een variabele rente bestaande uit het 1 maands Euribor tarief plus een opslag van 0,7%. De lening van € 9.000.000,-- had een looptijd van 30 jaar, terwijl voor de rente voor die lening een looptijd van 5 jaar gold. Op advies van Van Lanschot waren die kredieten niet verleend aan [X] maar aan [X] Holding, omdat [X] Holding 0,1% minder rente zou hoeven te betalen. [X] Holding verschafte op haar beurt kredieten aan [X] . De obligofaciliteit werd verleend in verband met de eis van Van Lanschot dat het renterisico van de lening van € 9.000.000,-- zou worden afgedekt door middel van een renteswap met een minimale looptijd van 5 jaar (zo blijkt uit productie 22 [X] ). Deze renteswap van € 9.000.000,-- sloot [X] Holding met Van Lanschot af op 11 november 2008 (hierna: renteswap 9; productie 14 [X] ). De einddatum van renteswap 9 was 31 december 2015. [X] ruilde bij deze renteswap het 3 maands Euribor tarief tegen een vaste swaprente van 3,95%. Feitelijk ging [X] Holding daarom voor de woninglening van € 9.000.000,-- een rente van (3,95% plus de opslag van 0,7% is) 4,65% betalen. Daar komt nog een correctie bij omdat bij de renteswap het 3 maands Euribor tarief werd geruild, terwijl de variabele rente van de lening was gebaseerd op het 1 maands Euribor tarief. Die correctie was steeds in het voordeel van [X] (Holding), zoals door Van Lanschot gesteld en door [X] niet betwist.
m. Op 7 januari 2009 werd de kredietfaciliteit voor de beleggingspanden van [X] in verband met de aankoop van nieuwe panden verhoogd naar
€ 50.766.032,-- (productie 16 [X] ).
n. In een gesprek tussen [X] en Van Lanschot op 18 november 2009 (na het begin van de financiële crisis) gaf Van Lanschot aan dat zij het niet verantwoord vond om de financiering verder uit te breiden en dat in ieder geval voor nieuwe kredieten ongunstigere voorwaarden zouden gelden.
o. Bij dat gesprek verzocht [X] in overleg met zijn fiscale adviseur Bird & Bird om de woningkredieten en renteswap 9 om te zetten van [X] Holding naar [X] privé. Bij brief van 15 december 2009 (productie 8 Van Lanschot) deelde Van Lanschot aan [X] mee dat zij geen enkele aansprakelijkheid aanvaardde voor de gevolgen van deze omzetting. [X] ondertekende deze brief voor akkoord. Op 14 december 2009 (productie 17 [X] ) verhoogde Van Lanschot de kredietfaciliteit aan [X] in verband met de omzetting naar totaal € 67.743.589,--. Voor de woningkredieten gold, net als voor [X] Holding het geval was, een variabele rente bestaande uit het 1 maands Euribor tarief plus een opslag van 0,7%. Voor de woninglening van € 9.000.000 was de looptijd 28,5 jaar en was de looptijd van de rente 5 jaar. Bij brief van 16 december 2009 (productie 23 [X] ) bevestigde Van Lanschot aan [X] de afspraak dat renteswap 8 van € 10.000.000,-- zou gaan gelden ter afdekking van het renterisico in verband met de woningkredieten. Bij aflossing van een woningkrediet zou renteswap 8 secundair kunnen gelden ter afdekking van het renterisico in verband met de overige financieringen. Renteswap 9 van
€ 9.000.000, werd per 31 december 2009 omgezet van [X] Holding naar [X] en ging gelden ter afdekking van het renterisico in verband met de leningen voor de beleggingspanden.
p.
Na de omzetting van renteswap 9 had [X] de volgende renteswaps bij Van Lanschot lopen (vermeld in de volgorde van einddatum):
q. Op 29 juni 2011 werd een nieuwe overeenkomst tussen [X] en Van Lanschot gesloten in verband met de woningkredieten (productie 24 [X] ). Het overbruggingskrediet in rekening-courant voor de oude woning werd daarbij verhoogd van € 2.500.000,-- naar € 3.000.000,--. Voor dat krediet gold een variabele rente bestaande uit het 1 maands Euribor tarief plus een opslag van 2,25%. Voor de woninglening van € 9.000.000,-- gold nog steeds een variabele rente bestaande uit het 1 maands Euribor tarief plus een opslag van 0,7%. Het hof begrijpt dat in deze overeenkomst de looptijden per abuis zijn verwisseld en dat de rente-looptijd voor het krediet in rekening-courant 23 maanden was (op 8 januari 2013 verlengd tot 28 september 2018, productie 25 [X] ) en de rente-looptijd voor de woninglening 5 jaar.
r. In 2011 en 2012 liepen de renteswaps 1, 6 en 4 af. Deze renteswaps werden niet door nieuwe renteswaps vervangen.
s. De looptijd van 5 jaar voor de rente over geldlening II van € 2.200.000, (waarvan nog € 1.954.192, resteerde) liep af op 28 december 2012 (uitgaande van de in productie 40 van Van Lanschot vermelde ingangsdatum). De aan geldlening II gekoppelde renteswap 7 liep nog door tot 28 maart 2013. Bij brief van 10 december 2012 bood Van Lanschot aan dat voor deze lening gedurende 5 jaar een variabele rente zou gaan gelden bestaande uit het 3 maands Euribor tarief plus een opslag van 3%. Bij brief van 18 december 2012 (productie 50 [X] ) protesteerde [X] tegen dat aanbod, onder meer vanwege de mismatch tussen de looptijd van de rente en de looptijd van de renteswap. [X] merkte in deze brief op:
“
Het doel van een renteswap is, zo heb ik het in ieder geval altijd van Van Lanschot begrepen, om een variabele rente te fixeren. Ook om die reden is een renteverhoging tijdens de looptijd van de aan de geldlening gekoppelde renteswap niet toegestaan. Door het verkopen van een renteswap heeft Van Lanschot Bankiers ook haar eigen opslag gefixeerd, anders is mij toen een ondeugdelijk c.q. een onjuist product verkocht. Indien u hieraan voorbij gaat dan wordt naar mijn mening onzorgvuldig omgegaan met uw zorgplicht jegens mij, zeker als particulier zijnde.”
t. In de periode vanaf 31 maart 2013 zouden ook de rente-looptijden voor de oude leningen bij ABN Amro, die groepsgewijs door Van Lanschot waren overgenomen, aflopen. Van Lanschot wilde de opslag voor die leningen verhogen naar 3,5%, waartegen [X] bezwaar had omdat er nog verschillende renteswaps liepen. Bovendien wijzigde Van Lanschot haar beleid, waardoor [X] met zijn beleggingspanden niet meer in de doelgroep van Van Lanschot viel. Van Lanschot wilde daarom de financieringen voor die beleggingspanden op termijn beëindigen. Herfinanciering door een andere bank was echter lastig vanwege de renteswaps en de voorzichtigheid van banken als gevolg van de financiële crisis. Op 14 maart 2013 vond daarom een overleg plaats tussen [X] , [persoon A] en medewerkers van Van Lanschot (verslag laatste deel productie 18 [X] ) over het ontwikkelen van een gezamenlijke visie over de periode van 2013 tot en met 2018, in welk jaar de laatste renteswap zou aflopen. Het afkopen van de nog lopende renteswaps was geen optie, omdat die renteswaps op dat moment een negatieve waarde hadden van ca. € 6.000.000,-- en [X] daarvoor niet over voldoende middelen beschikte, ook niet als Van Lanschot de helft voor eigen rekening zou nemen. Van Lanschot gaf aan dat zij de vastgoedfinancieringen van [X] in 2018 niet meer in haar boeken wilde hebben. Zij adviseerde [X] om in de komende jaren de kredieten gedeeltelijk af te lossen, zodat herfinanciering bij een andere bank in 2018 makkelijker zou worden. [X] gaf aan dat hij de door Van Lanschot gevraagde opslagen van 3% en 3,5% niet marktconform vond. Van Lanschot zou daar nog op terugkomen.
u. In het verslag van dit overleg komen de volgende passages voor:
“
[X] ( [X] ; hof) heeft van andere banken begrepen dat een bank, dus ook VLB (Van Lanschot; hof), sowieso 1% van de totale swap verdient bij het afsluiten van een swap en haalt hierbij aan dat naar zijn mening VLB te makkelijk over de zorgplicht van de bank heen stapt, immers: hij is een particulier, waarbij hem altijd door VLB verteld is dat het renterisico hiermee volledig is afgedekt!”
“
Door [X] wordt hierbij aangegeven dat VLB vanaf het begin altijd nauw betrokken is geweest en dit nu de eerste keer is dat hij op de risico’s wordt gewezen zoals die nu door VLB worden genoemd. Zo is de overheveling toentertijd van de box 1 panden van zakelijk naar privé in nauw overleg met VLB geschied en wordt hem dit nu min of meer voor de voeten geworpen.”
v. In de periode daarna volgde overleg per e-mail (productie 18 [X] ). Van Lanschot gaf daarbij aan dat zij rekening wilde houden met de mismatch tussen de looptijden van de renteswaps en de leningen die daardoor werden afgedekt. Van Lanschot wilde geen verschillende opslagen hanteren voor leningen die door renteswaps werden afgedekt en voor leningen die niet waren afgedekt, maar wilde voor alle leningen een gemiddelde opslag hanteren. Na onderhandelingen kwam die gemiddelde opslag uit op 2%.
w. Bij brief van 2 augustus 2013 (productie 19 [X] ) deelde Van Lanschot mee dat [X] kon beschikken over een kredietfaciliteit van totaal € 56.078.249, waarvan € 4.500.000 voor een krediet in rekening-courant, € 49.578.249, voor bestaande leningen en € 2.000.000, voor een nieuwe lening. Voor het krediet in rekening-courant ging tot nadere aankondiging een variabele rente gelden bestaande uit het 3 maands Euribor tarief plus een opslag van 1%. Voor de nieuwe geldlening ging een variabele rente gelden bestaande uit het 3 maands Euribor tarief plus een opslag van 2%. Die rente zou ook gaan gelden voor 31 van de 35 bestaande geldleningen vanaf respectievelijk 31 juli 2013, 1 augustus 2013, 30 september 2013 en 31 december 2013. Voor de 4 resterende bestaande geldleningen (waaronder de woninglening van € 9.000.000) bleven de eerder overeengekomen voorwaarden gelden. De nieuwe opslag van 2% zou gelden tot 31 december 2014. [X] ondertekende deze brief op 6 september 2013 voor akkoord.
x. Medio 2014 schakelde [X] adviesbureau Deloitte in om de herfinanciering door een andere bank te begeleiden, maar op dat moment waren andere banken daartoe niet bereid vanwege de renteswaps.
y. Nadat op 31 december 2014 bij de meeste leningen die waren verstrekt ter financiering van de vastgoedbeleggingen van [X] de rentelooptijd was verstreken, volgden besprekingen over nieuwe rentetarieven. Op 27 maart 2015 bevestigde Van Lanschot dat voor 34 daarmee verband houdende leningen gestaffelde tarieven zouden gaan gelden (productie 20 [X] ):
- voor 2015 een opslag van 2,65%
- voor 2016 een opslag van 3,15%
- voor 2017 een opslag van 3,25%
- vanaf 2017 een opslag van 3,35%.
z. Op 15 augustus 2016 werden de kredieten voor de beleggingspanden geherfinancierd door ING Bank. Van Lanschot betaalde aan [X] een vergoeding van € 175.000,-- voor de herfinancieringskosten. Op dat moment liepen alleen nog renteswap 3, die binnen twee maanden zou aflopen, en renteswap 8, die gekoppeld bleef aan de (niet door ING overgenomen) woningkredieten.
aa. Op 24 januari 2017 werden de woningkredieten van inmiddels € 11.400.000, administratief samengevoegd. Daarbij werd tussen [X] en Van Lanschot een vaste rente van 1,35% per jaar overeengekomen voor de duur van 10 jaar (productie 59 bij akte houdende overlegging producties zijdens [X] ). Renteswap 8 liep toen nog.
bb. Alle renteswaps zijn inmiddels vervallen door het bereiken van de einddatum.
cc. Op 20 april 2017 zond de advocaat van [X] een brief aan Van Lanschot die ertoe strekte alle mogelijke vorderingen van [X] op Van Lanschot te stuiten. Bij brief van 21 december 2017 van de advocaat van [X] aan Van Lanschot werd Van Lanschot aansprakelijk gesteld voor de schade van [X] , waarbij [X] de overeenkomsten over de renteswaps buitengerechtelijk ontbond en vernietigde op grond van dwaling.
De procedure bij de rechtbank