Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 19 mei 2020 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling na aanbrengen van 10 juni 2020;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in het incidenteel hoger beroep;
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep met productie 1;
- de mondelinge behandeling van 23 februari 2022 waarbij mr. Van Kooten-De Jong spreekaantekeningen heeft overgelegd;
- het H16-formulier van mr. Van Kooten-De Jong van 10 februari 2022 waarbij is gevoegd een akte in incidenteel hoger beroep met productie 22, die bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding is gebracht;
- het H16-formulier van mr. Linssen van 11 februari 2022 waarbij is gevoegd een akte overlegging producties met producties 2-3, die bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding is gebracht.
6.De beoordeling
9. Aan het gekochte verbonden aanspraken
“Ik beroep me hiermee op rechtsverwerking en niet op finale kwijting”. Dat de rechtbank hieruit heeft afgeleid dat [appellant] zich niet meer op finale kwijting beroept maar op rechtsverwerking, is niet onbegrijpelijk. Wat hier verder ook van zij, het hof begrijpt uit het opwerpen van deze grief door [appellant] dat hij zijn beroep op finale kwijting wel wil handhaven en het hof zal dit beroep dan ook beoordelen.
“Op dat moment is de afspraak gemaakt tussen alle vertegenwoordigers van partijen om deze genoemde financiële vergoeding te laten vervallen, het transport zo snel mogelijk af te werken en daarna betreffende de genoemde claims elkaar wederzijds te bevrijden. (…) Alle andere claims, wederzijds, en de andere vorderingen tussen partijen die na het transport gepresenteerd zijn, zijn geen van allen (in mijn bijzijn) op 30 september besproken.”. Ook de vader van [appellant] en [persoon A] hebben het over afspraken die zijn gemaakt op 30 september 2013 als over
“verrekeningen”. Uit de verklaringen blijkt in het geheel niet dat naast de financiële vergoedingen/verrekeningen (die gingen over het gebruik van de schuur en betaalde verzekeringspremie) ook gesproken is over de productierechten en/of ammoniakrechten. Ter zake is door [appellant] ook geen, althans een onvoldoende, gespecificeerd bewijsaanbod gedaan. Grief 4 faalt.
“Pas op, er mag geen dier meer staan!”of woorden van gelijke aard of strekking. Door de notaris zou toen zijn meegedeeld dat de ammoniakrechten uitdrukkelijk niet in de koop waren inbegrepen. De varkensrechten en het melkquotum waren toen (1 april 2010) al lang verkocht, aldus nog steeds [geïntimeerde] .